Theorie Google Analytics Flashcards

1
Q

Waarom Google Analytics?

A
  • Enorme behoefte in het werkveld aan mensen die de basis van data beheersen
  • Relatief betrouwbare manier om te zien wat mensen op applicaties, websites e.d. doen →
    monitoren van gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn nadelen van Google Analytics?

A
  • Alle gegevens worden doorgestuurd naar Google en jarenlang bewaard op een Amerikaanse server
  • Er zijn verschillende browser plug-ins die Google Analytics blokkeren
  • Analyse van sociale netwerken en mobiel verkeer werkt niet optimaal, waardoor soms je
    dataset vervuild is
  • Verblijfduur op een webpagina kan alleen gemeten worden als vervolgens ook een andere
    pagina bezocht wordt
  • Tijdsmetingen zijn minder nauwkeurig dan bij vergelijkbare diensten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvoor gebruik je Google Analytics?

A
  • Om te weten wie je doelgroep is, waar ze vandaan komen & welke browsers en apparaten ze gebruiken
  • Om te weten wat bezoekers doen op je website, bijvoorbeeld hoe lang ze gemiddeld blijven of op welke pagina ze de website vaak verlaten
  • Om te weten welke marketingkanalen veel bezoekers opleveren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom indicatoren?

A
  • Meten het succes / de strategie van een website of app om te zien in welke mate de succesfactor ook echt bijgedragen heeft aan het behalen van je doelstelling (strategie uit het OGSM model)
  • Maken vergelijken mogelijk tussen eigen pagina’s en kanalen, maar ook in vergelijking met die van anderen. Je kunt bijvoorbeeld kijken hoe je website het doet t.o.v. branchegenoten of hoe je website het in verschillende jaren doet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

OSGM

A

afbeelding model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 typen data

A
  • Descriptive: verklaart wat er gebeurt
  • Diagnostic: verklaart waarom het gebeurt
  • Predictive: voorspelt wat er misschien zal gebeuren
  • Prescriptive: raadt een actie aan op basis van de voorspelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De drie C’s van Google Analytics

A
  1. Context: de website zelf bekijken voordat je de dataset bekijkt, door:
  2. te kijken of het bestelproces makkelijk is door zelf iets te bestellen en kijken of het proces logisch is of dat je ergens afhaakt
  3. te kijken naar de businesscontext: samengevat in OGSM model (met doelen, strategieën, succesfactoren en hoe je dit meetbaar maakt). Deze heb je nodig om te kijken of een hoge bounce of weinig terugkerende bezoekers logisch is bij deze website.
  4. te kijken naar de benchmark: je gaat je vergelijken met soortgelijke bedrijven uit de branche
  5. Contrast: waar zitten de verschillen in bijv. hoe een bepaald kanaal of webpagina scoort t.o.v. het gemiddelde; boven of beneden het gemiddelde?
  6. Compare: kloppen de cijfers die je ziet (hoe lang iemand bijv. op een website blijft) met het gedrag dat je verwacht van dit type bezoeker in relatie tot de (business)context.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

paid

A

gekochte zoekwoorden, dus binnen de zoekresultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Banners

A

gekochte advertentiebanners op websites

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Annotatie maken

A

dropdown onder de grafiek waarmee je notities kan maken op bepaalde punten in de grafiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Standaard meten

A

Google meet vooral het gemiddelde gedrag van de bezoekers. Als je meer dan precieze data nodig hebt, dan gebruik je segmenten en/of secundaire dimensies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Binnen één property (dataset waarmee je werkt) heb je drie soorten weergaven:

A
  • Unflitered view: waar de data binnenkomt, zonder dat het geanalyseerd wordt (back-up)
  • Master view: werken we normaal gesproken mee
  • Test view: bedoelt om te experimenteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gebruikers (visitors)

A

unieke bezoekers in een periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sessies (visits):

A

sessies waarbij de activiteit van een gebruiker wordt gemeten totdat er 30
minuten niets wordt gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Paginaweergaven (pageviews):

A

elke keer dat een pagina wordt bekeken op de site

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gebeurtenis (events):

A

activiteiten op pagina’s zoals een video bekijken

17
Q

Time bound metrics

A

Je kijkt bijvoorbeeld een video van 1,5 uur op YouTube. Na 30 minuten niets gedaan te hebben telt Google een nieuwe sessie, dus meet Google Analytics deze film als 3 sessies.

18
Q

Tab-browsing:

A

je hebt meerdere tabs open staan en doet tussendoor andere dingen, terwijl de tijd door blijft tikken.

19
Q

Dimensies (dimensions):

A

kenmerken van de gebruiker, sessies en acties

20
Q

Statistieken (metrics):

A

kwantitatieve gegevens (cijfers) van de dimensies

21
Q

LIFT Model

A

Relevance: is de content relevant? Dat helpt je conversie omhoog.
Clarity: is de boodschap duidelijk? Dat helpt je conversie omhoog.
Anxiety: zie je er niet betrouwbaar uit? Dat helpt je conversie omlaag.
Distraction: staan er heel veel verschillende dingen zoals plaatjes waardoor je niet snel vindt wat je zoekt? Dit helpt je conversie omlaag.

22
Q

Geef aan wat de ideale verhouding is tussen de kanalen van een webshop en benoem waarom
deze verhouding belangrijk is

A

40-50% Search Engines (hoger= overexposure, lager dan laat je geld liggen of is je SEO niet in orde)

20% Direct Traffic (retentie, loyaliteit)

20-30% Reffering Sites (andere websites die je producten of diensten de hemel in prijzen of afkraken)

10% Other: e- mail campagnes, banner campagnes etc

Het is belangrijk om niet afhankelijk te zijn van 1 kanaal.