Thema 9 Flashcards

1
Q

Interne validiteit van een wetenschappelijk onderzoek betekent?

A

De interne validiteit van een onderzoek zegt wat over de causale relatie die in het onderzoek getrokken wordt en doet een uitspraak wat de kwaliteit van het onderzoek is in relatie tot een uitspraak over deze te trekken relatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de externe validiteit van een wetenschappelijk onderzoek.

A

Externe validiteit doet een uitspraak in hoeverre de uitspraak over de steekproef ook geldig is voor de hele populatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de nadelen van een case report.

A

Het nadeel is dat de interne validiteit laag is. Je weet nooit zeker of het waargenomen effect echt veroorzaakt wordt door de interventie. Dit komt omdat je maar 1 patiënt toetst en er toeval in het spel kan zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de voordelen van een casereport.

A

Het heeft een enorme betrekking op de praktijk. het is de patiënt die jij ziet. Het helpt om speciale gevallen in beeld te krijgen bijvoorbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke factoren bepalen het waargenomen effect bij een behandeling.

A

De specifieke interventie, externe factoren, meetfout en natuurlijk beloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg de classificatie van nekpijn uit die de richtlijn en de Neck Pain task force gebruikt.

A

Nekpijn wordt ingedeeld in vier graden. Graad 1 gaat om nekklachten zonder beperkingen in activiteiten en participatie. Graad 2 als Graad 1 maar met beperkingen in activiteiten cq participatie. Graad 3 er is sprake van nekklachten gecombineerd met neurologische klachten. Graad 4 er is sprake van ernstige pathologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de overeenkomst en het verschil tussen de indeling volgens Binder en die van Wadell.

A

Binder deelt in specifieke en aspecifieke nekklachten, waarbij radiculopathie onder specifiek klachten valt (zonder een extra groep te vormen). Wadell maak bij specifiek klachten nog een indeling juist in radiculaire klachten en ernstige pathologie (radiculopathie is een aparte groep of classificatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het cluster van Wainner bestaat uit een aantal testen welke zijn dit en welke worden gebruikt in de richtlijn.

A

Wainner kent de ULTT, Spurling, de distractie test en de beperking in rotatie. Terwijl de richtlijn genoegen neemt met Spurling en distractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de risicofactoren voor nekklachten.

A

< 20 jr of >50 jr
Trauma Fractuur
Langdurig gebruik van corticosteroïden Fractuur (osteoporose)
Neurologische uitval (bilateraal, motorische Neurologisch
uitval, etc.)
Neurologische klachten in benen / watten Neurologisch
gevoel onder voeten
Problemen met de stoelgang/ incontinentie Neurologisch
Kanker in de voorgeschiedenis Metastaseringen
Nachtelijke pijnen Metastaseringen
Gewichtsverlies (>5kg/mnd) Metastaseringen
Heesheid / slikklachten Metastaseringen
Niet mechanische pijn Metastaseringen
Koorts Ontstekingen
Algeheel onwel bevinden Ontstekingen
Structurele standsafwijkingen Specifieke pathologie
EN HART EN VAATRISICOFACTOREN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem de hart- en vaat ziekte risicofactoren.

A

Risicofactoren voor hart- en vaataandoeningen
Hoge bloeddruk
Obesitas
Atherosclerose
Interventie / controle internist / cardioloog etc
Gebruik B-blokkers
Etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit waarom risicofactoren van hart en vaatziekten een risico zijn bij de behandeling van nekklachten.

A

Er kunnen problemen ontstaan in bijvoorbeeld de arteria vertebralis en bij behandeling kan er een arteriële dissectie optreden/ dwz loslaten van een stukje vaatwand leidend tot een embolie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijf de zes clusters van rode vlaggen die in de richtlijn staan.

A

Mogelijke pathologie Overeenkomstige rode vlag
fractuur: oudere leeftijd, trauma in voorgeschiedenis, corticosteroïdgebruik, osteoporose

Cervicale arteriële disfunctie: cerebrovasculaire symptomen, zoals duizeligheid, dubbelzien, misselijkheid, braken, zwakte van de ledematen en papillaire veranderingen.

Schade aan ruggenmerg of cervicale myopathie:neurologische symptomen, bijvoorbeeld wijdverspreide neurologische tekenen in beide armen en/of benen zoals sensibiliteitsstoornissen, verlies van spierkracht in de extremiteiten, darm- en blaasdisfunctie

Infectie (inclusief urineweginfectie of huidinfectie) symptomen en tekenen van infectie (bijvoorbeeld koorts, nachtelijk zweten), risicofactoren voor infectie (bijvoorbeeld onderliggend ziekteproces, bij immunosuppressiva, open wond, intraveneus drugsgebruik, blootstelling aan besmettelijke ziekten)
maligne tumoren kanker in de voorgeschiedenis, geen verbetering van klachten na behandeling van vier weken, onverklaarbaar gewichtsverlies, leeftijd > 50 jaar, slikproblemen, hoofdpijn, braken

Systemische ziekte (herpes zoster, spondylitis ankylosis, infl ammatoire artritis, reumatoïde artritis):
hoofdpijn, koorts, eenzijdige huiduitslag, brandende pijn, jeuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de Canadian Cervical Spine rule inclusief sensitiviteit

A

Is de pt direct alert na het trauma, geen neurologische verschijnselen en een rotatie van meer dan 45 graden.
sensitiviteit 90 tot 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het maken van het verschil tussen trauma- en werkgerelateerd interessant?

A

Werkgerelateerde nekklachten hebben andere prognostische factoren dan traumagerelateerde nekklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg uit waarom het cluster van Wainner misschien niet zo goed is.

A

De posttest percentages van 90 % bij vier testen positief en 65% bij 3 testen positief en 21% bij twee testen positief kennen eigenlijk een hele grote bandbreedte omdat de likelihoodratio een grote betrouwbaarheidsinterval heeft de 90% kan 1% zijn maar ook 99%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke drie testen adviseert de richtlijn om een graad 3 te bevestigen.

A

ULTT om uit te sluiten en de spurling en distractie om in te sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De richtlijn van het KNGF beschrijft een paar besluiten ten aanzien van lage rugklachten. Welke zijn dit?

A

Besluit 1 is of er sprake is van specifieke of aspecifiek lage rugklachten. Besluit 2 is of er sprake van een normaal of afwijkend beloop en besluit drie is wanneer er een afwijkend beloop is is dit dan afhankelijk van vooral mechanische of vooral dominant psychosociale factoren (profiel 2 of 3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer is er bij lage rugklachten sprake van een normaal beloop.

A

Wanneer de patiënt binnen drie weken aangeeft dat de pijn minder wordt en de activiteiten toenemen is er sprake van een normaal beloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waddell beschrijft niet alleen specifiek en aspecifiek bij lage rugklachten. Hij beschrijft een extra categorie. Welke is dat en beschrijf wat daar in komt

A

Waddell beschrijft buiten specifiek en aspecifiek. Hij deelt specifiek verder in. De categorieën zijn dan serious en non serious. Non serious kan goed door de ft behandeld worden. Hier valt bijvoorbeeld het radiculaire syndroom in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Beschrijf de vijf vragen die je na de screening van lage rugklachten moet kunnen beantwoorden.

A

Eigenlijk sluit je in de screening specifiek serious uit (in de classificatie volgens Waddell). Je moet de vragen beantwoorden. Is er sprake van een cluster van rode vlaggen, Herken ik het Patroon. Herken ik het patroon en zijn er afwijkende symptomen. herken ik het patroon en is er een onverklaarbaar afwijkend beloop. Ben ik er onbekend mee. Als zesde zou je de hulp vraag kunnen noemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer je deze vijf vragen kan beantwoorden dan heb je het doel van de screening bereikt. Wat is dit doel?

A

Het doel is bepalen of er een indicatie is voor verder fysiotherapeutisch onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer we in de categorie non serious terecht komen en we spreken over een radiculopathie. Welke symptomen hoor je dan in de anamnese en hoe test je dit?

A

Symptomen zijn neurologische verschijnselen/pijn voorbij de knie, die bij hoesten niezen en persen toenemen. De hypothese kan bevestigd of ontkracht worden door respectievelijk de CSLR en de SLR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

in principe gaan we tegenwoordig uit van clusters van rode vlaggen. Beschrijf de clusters van rode vlaggen

A

Over de volgende rode vlaggen bestaat consensus:
• Begin van lage rugpijn na het 50e levensjaar, continue pijn onafhankelijk van houding of beweging, nachtelijke pijn, algehele malaise, maligniteit in de voorgeschiedenis, onverklaard gewichtsverlies, verhoogde bloedbezinkingssnelheid (BSE) ➝ maligniteit?
• Recente fractuur (< 2 jaar geleden), eerdere wervelfractuur, leeftijd boven de 60 jaar, laag lichaamsgewicht (< 60 kg/ BMI < 20 kg/m2), ouder met heupfractuur, langdurig corticosteroïdengebruik, lokale klop-, druk- en asdrukpijn van de wervelkolom, opvallende lengtevermindering, versterkte thoracale kyfose ➝ osteoporotische wervelfractuur?
• Begin van lage rugpijn voor het 20e levensjaar, man, iridocyclitis, onverklaarde perifere artritis of inflammatoire darmaandoening in voorgeschiedenis, vooral nachtelijke pijn, ochtendstijfheid > 1 uur, minder pijn bij liggen/ bewegen/oefenen, goede reactie op NSAID’s, verhoogde BSE ➝ spondylitis ankylopoetica?
• Ernstige lage rugpijn aansluitend aan een trauma ➝ wervelfractuur? • Begin van lage rugpijn voor het 20e levensjaar, palpabel trapje in het verloop van de processi spinosi ter hoogte van L4-L5 ➝ ernstige vorm van spondylolisthesis?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat analyseren we voor profiel 2 van de richtlijn.

A

De problematische handeling, in subhandelingen en eventueel onderliggende stoornissen in de vorm van de grondmotorische eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

In profiel 2 zouden we ook stoornissen van het SI gewricht op kunnen nemen. Welke bewegingen vinden plaats in het SI gewricht en beschrijf deze.

A

In het SI gewricht vinden de nutatie en de contra nutatie beweging plaats. Nutatie betekent dat het promotorium ten opzichte van het ilium naar voren beweegt en de onderste punt van het sacrum naar achteren ten opzichte van het ileum. Bij contranutatie gaat de onderste punt van het sacrum naar voren en de bovenkant in de vorm van het promotorium naar voren.

26
Q

Beschrijf de beweeglijkheidsontwikkeling van het SI gewricht.

A

Sommige auteurs betwijfelen zo ie zo of het beweegt maar hoe ouder hoe minder. Roselli zegt eigenlijk dat het boven de 60 niet meer beweegt.

27
Q

Wanneer het SI gewricht beweegt moet het gestabiliseerd worden, want op dit kleine gewricht komen veel krachten terecht. Beschrijf de twee mechanismen die het SI gewricht stabiliseren

A

Het gaat over kracht en vormsluiting. Krachtsluiting wordt gedaan door het aanspannen van de musculatuur. Hierdoor de bekkenhelften met sacrum er tussen vast gezet (Vergelijk met bakstenen) de vorm sluiting komt door de vorm als wig van het sacrum. De de sterke ligamentaire verbindingen horen bij de krachtsluiting omdat spieren zoals de biceps femoris en de ErT door lopen in deze banden..

28
Q

Beschrijf de beweging die het rechter ileum maakt bij een uitvalsstap naar voren met het rechter been.

A

De rechter heup flecteert daardoor wil het ileum achterover buigen met als gevolg dat de bovenkant van het sacrum relatief naar voren gaat tov het ileum. Dit is nutatie

29
Q

Welk cluster is efficiënter van de Wurff of dat van Laslett. Gebruik in het antwoord alle testen.

A

Laslett is efficiënter omdat je na de distractie en tigh thrust test al klaar kan zijn. twee uit de vier (compressie en sacrul thrust) erbij is vodoende. Lukt dit niet dan komen de Gaenslen erbij. Bij van de Wurff heb je 3 uit vijf en moet je minimaal drie testen doen. Distractie thigh thrust compressie, gaenslen en patrick sign

30
Q

Noem twee testen en beschrijf ze die voor bekkenpijn gebruikt worden.

A

De PPPP test (Posterior Pelvic Pain Provocation Test) en de ASLR test de Active Straight leg raising test. De PPPP test lijkt op de thigh thrust in 0 graden adductie en aanhoudende druk. De ASLR is actief het been optillen.

31
Q

Piet heeft sinds vier weken pijn in zijn rug hij kan ook moeilijk bukken maar dat gaat inmiddels iets beter. Is dit een normaal of afwijkend beloop? en verklaar

A

Het is een afwijkend beloop want de pijn blijft bestaan en wordt niet beter. Het is ook na drie weken.

32
Q

Marijke heeft sinds 6 weken pijn in haar rug die verminderd is met van een VAS 8 naar een VAS 3. Welke vraag wil je nog stellen om te bepalen of er sprake is van een normaal beloop?

A

Of de activiteiten zijn toegenomen want dan is er sprake van een normaal beloop. Zowel de activiteiten als de pijn moeten verminderen. (laat je niet in de war brengen door de 6 weken want je weet niet hoe het bij drie weken was)

33
Q

Piet heeft pijn in de bil gekregen door een misstap in een kuiltje hij heeft nu moeite met traplopen op het aangedane been en uit de auto stappen.

A

Welk gewricht is op stoornis niveau aangedaan volgens de eng manueel therapeutische visie.

34
Q

Annica heeft sinds haar bevalling 4 maanden geleden. Pijn in haar onderrug en beide billen. Wat zijn volgens jou belangrijke onderzoeken of meetinstrumenten

A

Vraag is of het mechanisch of dominant psychosociaal in stand gehouden wordt. Bij mechanisch PPPP en ASLR en bij dominant psychosociaal IPQ K, Tampa ed

35
Q

Bij een bekkeninstabiliteit kan er ook echte schade optreden. Wat gebeurt er dan aan de voorzijde bij het os Pubis

A

De twee botstukken os pubii verschuiven van elkaar, dit wordt een symfysiolyse genoemd. Soms wordt dit geopereerd met schroeven maar hierdoor neemt de functie af.

36
Q

Beschrijf het fenomeen krachtsluiting.

A

Krachtsluiting is de sluiting van het bekken die veroorzaakt wordt door aanspanning van de rug/buik en bekkenbodemmusculatuur. Een belangrijke spier die genoemd wordt is de transversus abdominus, maar de m biceps femoris loopt door in het ligament sacro tuberale en speelt ook een belangrijke rol. De twee bekkenhelften worden tegen het sacrum gedrukt waardoor dit stabiel is. Het is echt noodzakelijk om de grote krachten te weerstaan die op het SI komen.

37
Q

Beschrijf het fenomeen vormsluiting

A

Door de vorm, wigvorm en allerlei richels op de gewrichtsoppervlakken zijn de SI gewrichten door de vorm gesloten. Ook de ring die het bekken vormt draagt hier aan bij.

38
Q

De bekkenring moet heel stabiel zijn, maar tijdens de bevalling ook flexibel. Hoe draagt het lichaam zorg voor de flexibiliteit

A

TIjdens de zwangerschap neemt de hoeveelheid van het hormoon relaxine toe in het bloed. Hierdoor nemen de ligamenten meer water op, waardoor de banden iets verweken en meer beweging toe laten. Hierdoor kan het bekken iets meer ruimte bieden aan het kindje.

39
Q

Tijdens de zwangerschap neemt de beweging dus toe. Het is voor zwangere vrouwen ook prettig om symmetrisch te staan. Wat gebeurt er bij asymmetrie

A

Er treedt een soort verwringing op het ene is ileum gaat naar voren en het andere naar achteren. Gevolg bij het ileum dat naar voren gaat(extensie been) is er een nutatie en bij het ileum dat naar achteren gaat (flexie heup) is er sprake van contra nutatie en dit leidt tot belasting van de banden

40
Q

Noem verschillende benamingen voor klachten rond de patella en welke benaming misschien wel het beste is.

A

Patellofemorale pijn syndroom
Patellofemorale dysfunctie syndroom
Femur condyl frictie syndroom (de vuyst 2004)
Anterieur knee pain
Runners knee (dixit 2007)
“Retropatellaire chrondopathie Hiervan lijk het patella femorale dysfunctie syndroom wel het beste te zijn. Er is dysfuncie rond de knie en deze heeft gevolgen voor de knie. Dysfunctie in de vorm van minderde spierkracht verminderde flexibiliteit etc

41
Q

Verklaar middels homeostase het ontstaan of instand blijven van een PFPS (volgens Dye)

A

Dye stelt dat de frequentie en hoogte van de belasting verantwoordelijk is voor het verstoren van homeostase van de structuren in het patella femorale gewricht. Hij noemt dit de functie envelop (frequentie en load). Zolang deze functie envelop binnen de homeostase blijft is er geen probleem. Raakt de homeostase verstoord dan kunnen er klachten ontstaan. Een analyse van de frequentie en zwaarte van de belasting is dus van groot belang.

42
Q

Dye stelt dat de functienevelop (frequentie van de belasting en de mate van belasting) de homeostase kan verstoren. Dit is niet bij alle patienten zo. Verklaar de andere weg bij een normale belasting.

A

Bij een normale belasting kan een standsafwijking, lokaal of in de keten en dan wel statisch of dynamisch aanleiding geven tot een verlaagde belastbaarheid. Dan leidt een normale belasting tot een overbelasting en raakt de homeostase verstoord. Vraag in de anamnese naar steunzolen standsafwijking maar kijk hier goed naar in jouw onderzoek.

43
Q

Wanneer we het dan hebben over lokale standsafwijkingen dan heeft Mc Connel dit omschreven. Noem de afwijkingen die Mc Connel beschreven heeft.

A

Zie ppt plaatje 12 voor het plaatje het gaat over een glide of translatie naar voren of zijwaards in het frontale vlak, het gaat om een anterior en posterior tilt in het saggitale vlak en om een media lateral tilt in het transversale vlak en een rotatie in het frontale vlak

44
Q

De Q hoek zegt wat over de alignement van het been. Hoe wordt deze gemeten?

A

Dit is de hoek tussen SIAS en middelpunt patella en de tuberositas tibae, groter dan 20 graden bij vrouwen betekent positief en bij mannen 15 graden. Er is volgens onderzoek een statisch verband tussen anterieure kniepijn en q hoek

45
Q

Beschrijf de klinische classificatie van patellafemorale klachten

A

Er zijn twee hoofdgroepen die verder ingedeeld worden de hoofdgroepen zijn malalignement en musculaire dysfunctie.

46
Q

Hoe wordt de hoofdgroep malalignement verder ingedeeld bij klinische classificatie van patellafemorale klachten?

A

In Malalingement van het patellafemorale gewricht en van het gehele been. De verdere indeling is dan naar musculaire en nonmusculaire origiene

47
Q

Hoe wordt de hoofdgroep musculair verder ingedeeld

A

Krachtdeficit, neuromusculaire stoornis en flexibiliteit vermindering. De kracht vermindering gaat over de quadriceps de VMO(vastus medialis obliquus) De coordinatie tussen de VMO en VML Flexibiliteit tussen de gastrocnemius en de hamstrings en de tractus.

48
Q

Beschrijf het model van Meeuwissen

A

Meeuwissen beschrijf in een model de risicofactoren op blessures, er zijn intrinsieke factoren die een risico zijn op blessures, Er zijn extrinsieke factoren en factoren en uitlokkende factoren

49
Q

Noem een aantal intrinsieke factoren

A

Leeftijd, geslacht, lichaamssamenstelling, physieke gesteldheid, houding(alignement)

50
Q

Noem een aantal extrinsieke factoren

A

menselijke factoren als scheidsrechter, medespelers ed, Sportgerei, het veld

51
Q

Wat zijn uitlokkende factoren?

A

Speelschema, trainingsschema, spelsituaties.

52
Q

Wat is de behandelvolgorde

A

Deze is afhankelijk van de situatie, gaat het om een te hoge functieenvelop, deze oplossen en de belasting verlagen. Gaat het om malalignement eerst de belasting verlagen malalignement oplossen en dan belasting verhogen.

53
Q

Na een training is er weefsel opbouw en afbraak in de pees. Beschrijf dit in tijdsfactoren en relateer tijd aan overbelasting.

A

Peesweefsel degenereert na een belasting. Er is dan afbraak van weefsel. Tegelijkertijd start het peesweefsel met herstel. Het herstel kent een piek 24 uur na de oefeningen. Echter er vindt pas een netto herstel op 36 uur na de belasting. Kortom wanneer je voor de 36 uur gaat belasten dan leidt dit op termijn tot schade.

54
Q

Wat is de functie van een pees?

A

De pees brengt kracht over van de spier naar het bot om een beweging te initiëren of controleren. De pees slaat elastische energie op die jij daarna loslaat waardoor er beweging optreedt. Bekend hierbij is plyometrie, de eccentrische beweging doet energie opslaan in de pees en die komt vrij bij de concentrische beweging.

55
Q

Er zijn grofweg twee soorten pezen welke en wat zijn de gevolgen voor blessures

A

Glijdende pezen, deze glijden vaak langs botstukken waardoor ze daar geïrriteerd kunnen raken(vb peroneus achter de enkel) of tractie pezen, deze lijden meer onder de trekkrachten. bijvoorbeeld de achillespees.

56
Q

Waarvandaan komt de doorbloeding van een pees en hoe zit dit met een geïrriteerde pees.

A

De doorbloeding komt in het algemeen uit de spierpeesovergang en de bot pees overgang. bij geïrriteerde pezen treedt er neovasularisatie op. Er groeien nieuwe bloedvaatjes in. Dit gebeurt onder invloed van het hormoon VEGF waardoor er ook verweking van de pees optreedt en deze dus zwakker is.

57
Q

Wat is de grove indeling van risicofactoren van peesletsel

A

Beinvloedbare en niet beïnvloedbare risicofactoren
Intrinsieke en niet intrinsiek risico factoren
We combineren dit tot intrinsieke niet beïnvloedbare en intrinsiek wel beïnvloedbare bijvoorbeeld.

58
Q

Beschrijf waarom we tegenwoordig de term tendinopathy gebruiken en niet tendinitis en tendinose

A

Voorheen sprake we van een tendinitis bij onstekingsverschijnselen en van een tendinose bij chronische degeneratieve peesklachten. De klinicus kan dit niet onderscheiden. Het is daarom beter het een tendinopathie te noemen

59
Q

Wat zijn de drie fasen van peesletstel die Cook en Purham beschrijven. Zet dit ook eens in het licht van een SAPS

A

Reactive Tendinopathie met als kenmerken het begin van de klachten waar al reactiviteit kan optreden. Waabij door het blijven belasting Tendon disrepair kan optreden. Er vindt steeds herstel op maar onvoldoende leidend tot slecht belastbaar weefsel leidend tot een degeneratieve pees. Je kunt hieruit ook de degeneratie van de supraspinatus pees verklaren

60
Q

Beschrijf in het kort wat onderzocht moet worden bij peesletstel

A

Er zijn een paar testen zoals de decline squat en de calf raise waarbij de pijn en de localisatie beschreven worden. Verder is er een relatie met statiek/kinematica maar het is onduidelijk of de statiek/kinematica oorzaak of gevolg is.

61
Q

Wat zijn de fasen van tendinopathy aan de hand van de symptomen

A

1 lichte pijn na inspanning die weer verdwijnt
2Matige pijn aan het begin van de inspanning en na de inspanning
3 Pijn die na het begin van de inspanning minder wordt maar niet verdwijnt en dagen lang na de inspanning kan aanhouden.
4Pijn tijdens de inspanning die zo ernstig is dat de inspanning er onder lijdt
5 BLIJVend aanwezige pijn ook in rust
6 Ruptuur