thema 8 Flashcards
De psychische functies van de hersenen: de ‘trias psychica’
cognitieve functies
affectieve functies
conatieve functies
cognitieve functies
gedachten: informatie waarnemen, onthouden, opnemen, ordenen , begrijpen
affectieve functies
gevoel: emoties, stemming
cognatieve functies
gedrag: motoriek, motivatie, impulsen
externe risicofactoren schixofrenie
wintergeboort
sociale uitsluiting
stedelijke omgeving \
cannabis gebruik
stress
obstretische complicaties
somatische problemen
wanen
hallucinaties
gedesorganiseerd denken
cognitieve problemen
wisselend bewustzijn
psychotische stoornis
geen ziektebesef
hallucinaties
overmogen werkelijkheid van fantasie te onderschijden
onsamenhangende spraak
chaotisch gedrag
weinig gevoelens, apathie
stemmingstoornissen
De symptomen hebben normale kwaliteit (somberheid, angst, dwang, drang,
lichamelijke klachten)
* De kwantiteit (ernst, duur, relatie met omstandigheden) van de klachten is abnormaal
* Voorbeeld: depressieve stoornis, angststoornis, posttraumatische stressstoornis
ONTWIKKELINGS- EN PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
- Van jongsaf aan en levenslang aanwezig
- Duurzaam patroon van abnormale gedachten, gevoelens en gedragingen
- Problemen in de relaties, de opleiding, het werk en de sociale contacten
- Voorbeelden: autisme, antisociale persoonlijkheidsstoornis, psychopathie
specifiek bij diagnose kinderen en jongeren
ontwikkeling
kwanitatieve variatie
gedrag van kinderen varieerd van context en moment
ontwikkelingsaspect
is het gedrag passend bij de leeftijd of afwijkend
enuresis - normaal - afwijkend
3 jaar - 8 jaar
separatie, angst - normaal - afwijkend
8-24 maanden - 5 jaar
negaticisme - normaal - afwijkend
2 jaar - 7 jaar
taakjes niet af maken - normaal - afwijkend
3 jaar - 10 jaar
verchillende informanten
zien kinderen op andere momenten
hebben verschillende relatie met de kinderen
reageren anders p het kind
hebben verschillende manieren van rapporteren
bronnen bij diagnostiek
gesprek met kind en ouder
een vragenlijst voor kind zelf, ouders, leerklracht
observatie
aanvullend PO (psychologisch onderozek) : cognitief, specifieke test
voorgeschiedenis
lichamelijk ondrzoe
omgeving factoren kind
vrienden
gezin
fysieke omgeveing
socioeconmische context
inwikkeling dmv interactie tussen:
kind - genetische factoren - omgeving
ACE model
A= additieve genetische effecten
C= gedeelde (common) omgeving –> gebeurtenissen die beiden tweelingen overkomen op dezelfde manier
E = unieke omgeving –> wat een van de tweeling meemaakt
rowe et al
studie onderzoekt DRD4 –> impusiviteit
moeders mer DRD4 meer huwelijken
Risicomoeders induceren conflicten of kiezen
instabiele partners waardoor een groter risico
op echtscheiding
MAO A gen
codeerd voor enzyemndie verantwoordelijk zijn voor afbraap serotonine en dopamine
te weinig duid in agressie en umpulsief gedrag
wat leid tot agressei
geringe moa a
verwaarlozing
combi zorg voor nog ergere agressie
ambbulante behandeliing
polikliniek
flexibele assertieve communicatie therapie
intensieve behandeling thuis
klinische behandeling
deeltijd
dagbehandeling
opname
hoe behandelen?
praten
medicatie
protocallaire behandeling
diagnose specifieke behandeling
technieken en behandelingen van moment tot moment geschreven als procol
virtual reality
voor angsten
gebruikt bij psychose voor mindere achterdocht
e health
volledig online
autsime deficienties
- Deficiënties in de sociaal-emotionele wederkerigheid
- Deficiënties in het non-verbale communicatieve gedrag dat gebruikt
wordt voor sociale interactie - Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties
ASS (DSM-5)
B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten, zoals
blijkt uit minstens twee van de volgende actuele of biografische
kenmerken:
. Stereotiep(e) of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van
voorwerpen of spraak
2. Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, inflexibel gehecht zijn aan
routines of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag
3. Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust
zijn
4. Hyper- of hyporeactiviteit op zintuiglijke prikkels of ongewone
belangstelling voor de zintuiglijke aspecten van de omgeving
prognose iq
IQ < 50: slechte prognose
- vaak geen functionele taal
- niet zelfstandig sociaal functioneren
- vaak wonen in instelling
IQ 50-70: iets betere prognose
- slechts enkelen zelfstandig wonen, vrienden, baan
- beperkte communicatie, lezen, spellen
- stereotiepe gedragingen en interesses
IQ > 70: betere prognose
- vermindering ernst ASS-symptomen
- sociaal functioneren vaak problematisch
mind blindness
niet zo goed in staat te zijn zich te verplaatsen in andere
alleen in staat zijn de were;d vanag oegen perspectief te zien
sally and annee test
sally doet bal in bak anne verplaats hem zonder dat sally het zit de autst denlt dat sally het wel weet en dat ze in de andere bak gaat lijken —> kind kan niet inleven op de gedachte van sally
Wisconsin card sorting test
test met die kaartjes aan klikken op kleur, vorm of getal –> kijken reactie tijd en goed en slechte antwoordn
hersenvolume autisme
5 - 10% groter
zowel witte stof als cortex
somatische onderzoek als
I.h.b. bij vermoeden van syndroom, bij verstandelijke beperking en bij
positieve familieanamnese:
(kindergeneeskundig en) klinisch-genetisch onderzoek
Bij symptomen suggestief voor epilepsie:
kinderneurologisch onderzoek, EEG
Bij twijfels aan gehoor:
gehooronderzoek (evt. BERA)
Abrupte achteruitgang in gedrag en ontwikkeling:
uitgebreid somatisch onderzoek
Differentiaaldiagnose
Sociale communicatiestoornis
Verstandelijke beperking
Taalstoornis
Doofheid
Reactieve hechtingsstoornis
Ontremd-sociaalcontactstoornis
Schizofrenie op de kinderleeftijd
Gedrags-/educatieve therapie autisme
Psycho-educatie ouder(s), leerkracht, kind, brusjes, gezin
Ouderbegeleiding, pedagogische advisering
Mediatietherapie
Oudergroep: psycho-educatie en/of mediatietherapie
Individuele gedragstherapie
Kindergroep: sociale vaardigheidstraining, evt. met psychomotore
therapie, Ik ben speciaal
Passend onderwijs
Ambulante schoolbegeleiding, leerlingprofiel
Speciaal onderwijs, evt. auti-klas
Tips & tricks bij kinderen met ASS
duidelijkheid
enkelvoudige afspraken, opschrijven (schriftje, whiteboard)
communicatie aanpassen
enkelvoudige boodschappen, visualiseren, navragen, herhalen
voorspelbaarheid
aankondigen, stap-voor-stap uitleg
structuur in tijd, plaats en aanpak
dagrooster, vaste contactpersoon, klokje, vaste routines
prikkels verminderen
één activiteit tegelijk, geen overbodige acties of halve boodschappen
Farmacotherapie
Tegen geassocieerde targetsymptomen:
ADHD-symptomen: methylfenidaat
(lis)dexamfetamine
guanfacine
atomoxetine
2. Dwang/angst/depr.: sertraline
fluoxetine
3. Slaapproblemen: melatonine
4. Agressie, angst: risperidon
aripiprazol
pipamperon
Farmacokinetiek
ADME
Absorptie: maag/darm
Distributie: vet/water/eiwit
Metabolisatie: lever/elders
Excretie: nier
prevalentie adhd bij kinderen op schoolleeftijd
4 -8 %
comorbiditeiten adhd
leerstoornis 20-60%
gedragdstoornis 45-50%
angst / depressie 20-30%
pour outcomes adhd
lagere school
mindergoed werk
meer met politie
verslaving
FARMACOTHERAPIE ADHD
methylfenidaat
lisdexamfetamine
dexamfetamine
atomoxetine guanfacine
clonidine
imipramine
farmacodynamiek bijwerkingen
onduidelijkheid over cardiovasculair lange termijn
werking methylfenidaat
Dopamine: Methylfenidaat remt de heropname van dopamine door de dopamine transporters te blokkeren. Dit zorgt ervoor dat dopamine langer actief blijft in de synaps, het gebied tussen twee zenuwcellen waar communicatie plaatsvindt. Dopamine speelt een sleutelrol in het beloningssysteem van de hersenen en helpt bij het reguleren van aandacht en motivatie.
Noradrenaline: Net zoals bij dopamine, remt methylfenidaat ook de heropname van noradrenaline, een neurotransmitter die betrokken is bij alertheid en concentratie. Door de werking van noradrenaline te verlengen, helpt methylfenidaat bij het verbeteren van aandacht en focus.
fragile x
Meest voorkomende vorm van erfelijke mentale retardatie bij mannen en a
belangrijke oorzaak van verstandelijke beperking bij vrouwen
Komt voor bij ongeveer 1 op de 4.000 mannen en 1 op de 8.000 vrouwen
Komt voor in alle raciale en etnische groepen
Jongens zwaarder getroffen dan meisjes
cognitieve inpact
Jongens: ernstige cognitieve stoornissen
Meisjes: cognitieve stoornis op de grens van een normaal IQ
Meerdere neurocognitieve tekorten
frigile x mutatie
FMR-1 gen –> minder geproduceerd, zorgt voor normale ontwikkeling hersenen
op de CGG-triplet herhaling dat abnoraal veel wordt herhaa;ld
frigile x en eierstokken
- onregelmatige of afwezige menstruatie voor de leeftijd van 40
- openlijke POI veroorzaakt vaak onvruchtbaarheid
- occuulte POI normale menstruatie met verminderde vruxchtbaarheid
welke kenmerken spelen een rol bij personalised medicine
leeftijd
gewicht
geslacht
ethniciteit
comobiditeit
co-medicatie
eerdere bijwerkingen
ziektekenmerken
vrouw vs man farmacokinatiek
absorbtie:
- lagere maag lediging, hogere darmmotiliteit
- lagere zuurgraad maag
distributie:
- hogere percentage vet
lagere circulerend bloedvoelume
lager gewicht
metabolisme:
- metablosime in de kever afhankelijk van de bloedflow (lager bij vrouwen)
- hormoonhuishouding
- invloed OAC op Cyp2C19
eliminatie:
- minder snl
welke adhd medicatie doseeer op gewicht?
methylfenidaat
dexamfetamine
lisdexamfetamine
atomoxetamine
guanfactine
stemmingsstabilisatoren
lithium
carbamazepine
valproaat
antidepressiva
imipramine
nortryptilline
clomipramine
antipsychotica
clozapine
haloperidol
TDM –> therapeutic drug monitoring
: Dit is een medische term die verwijst naar het proces van het meten van specifieke geneesmiddelen op bepaalde tijdstippen om een constant concentratieniveau in het bloed te handhaven. Het doel van TDM is om de effectiviteit van de medicatie te optimaliseren en bijwerkingen te minimaliseren.
waarom TDM
spiegels zijn niet te voorspellen op basis van dosis
effecten van de medicatie zijn onmiddelijk meetbaar
er is een snelle methose om de dosering te bepalen
verband tussen spiegel en effect
er is een nauw venster
TDM leid tot verbeteren van de behandelig
P450 enzymen
belangrijk bij metabolisering medicijnen
Rol in het Lichaam: CYP enzymen zijn betrokken bij de metabolisering van een groot aantal geneesmiddelen en andere stoffen in het lichaam. Ze helpen bij het omzetten van deze stoffen in een vorm die gemakkelijker uit het lichaam kan worden verwijderd.
Genetische Variaties: Er zijn genetische variaties in CYP enzymen die invloed hebben op hoe individuen geneesmiddelen metaboliseren. Sommige mensen kunnen bijvoorbeeld snelle metaboliseerders zijn, terwijl anderen langzame metaboliseerders zijn.
wanneer farmacogenetisch onderzoek aanvragen
bij onverwachtse sterke bijwerkingen
uitblijven of een overwchtssterk effec
bekende afwijkende reacties op geneesmiddel van familitidafwijkende reactie op meerde geneesmiddel die door cyp2d6 en of cyp2c19 worden omgezet
poor metabolizer (PM)
verminderde opname van medizijn –> verhoogte concentratie in het bloed
oplossing om 50% dosisreductie
ultra rapid metabolizer (UM)
verhoogte activiteit opname medicijne lagere spiegek in bloed
minder werkzaam
een ander medicijjn kiezen die minder afhankelijk is van cyp2d6
wat heb je nodig om ultrarapid metabolisme te krijgen (UM)
CYP2D6 3+ actieve genen
CYP2C19 allelen met toegnomen expressie
wat heb je nodig om poor metabolsime te krijgen
geen actieve allelen
stel vader heeft PM hoe groot is de kans dat het kind het ook heeft. zoon is van caucasische origine waar een PM-schap onegever 9% is
vader heeft 2 defectie allelen, geeft er eentje door aan zoon. wortel van 0.09 = 0,3 –> hij heeft 30% kans om PM te krijgen
Antidepressants P-gp substrates
Amitriptyline, citalopram, desipramine,
doxepine, fluoxetine, fluvoxamine,
imipramine, nortriptyline, paroxetine,
trimipramine, venlafaxine
Antipsychotics P-gp substrates
Risperidone
suicidaal gedrag
daadwerkelijke poging
verhinderde poging
afgebroken poging
voorbereidinde handeling
suicidale ideatie
actieve dodswens (serieuze plannen maken, of serieus overwogen er een einde aan te maken)
passieve doodswens (verlangen naar de dood zonder zelf stappen te zetten
suicidale pogingen FEITEN EN CIJFERS
NL: 50.000 pogingen per jaar –> 135 per dag
15000 SEH bezoeken na poging
vruwen meer pogingen dan mannen
voltiooid suicidale poging
mannen 2 x vaker dan vrouwen
doodsoorzaak nummer 1 bij 10-25 jaar
risicos
40-70 jaar
mensen die eerder een poging hebben gedaan
mannen zonder partner 3x vaker
weduwnaren 4 x sneller
1/4 arbeidsongeschikt
2/5 ontvingen een uitkering
waarom vooral mannen
gaan sneller over op suicidaal gedrag
schadelijkere methoden
terughoudender in zoeken naar hulp
alcohol en drugs
werk is belangrijk onderdeel edentiteit
echtscheiding
schaamte voor niet verwachten aan mannelijk rol model
waarom LHBTIQ+ risicogroep
5x vaker gedachten
4x vaker poging
gay meidne 1,5 x vaker poging dan gay jongens
meer onder personen die niet uit de kast zijn
pesten en gewe;d komt vaker voor
kwetstbaarder voor pshygische problemen
argariers hoogrisicogrepq
hogedruk door geld en wetten
vaker depri
vaker ptss door onvoorspelbare gebeurtenissen
sociale isolatie
meestvoorkomende psychische problematiek in europa en azie
stemmingstoornis
middelgebondenstoornis
persoonlijkheidsstoornissen
psychotische stoornissn
suicidaliteit bij kinderen
kenmerken:
- eerdereTS
psychatrische stoornis
preoccupatie met de dood (overdreven gefocust)
jongen
omgeving:
- negatieve omgeving
- stressvolle gebeurtenissen
- sociale isolatie
6 essentiele elementen van goed hulpverlening
maak en onderhoud contact
vetrek naasten bij de diagnostiek en behandeling
onderzoek de suicidaliteit systematsich
hanteer de suicidailiteit als behandelfocus
creer veiligheid en bies continuiteit
behandel de depressie en hopeloosheid
erfelijke ziekte
schizophrenia 73-90%
bipolar disorder 60-85%
monogenic model
1 enkele gen overerfen–> mendelian fenotype
komt nauwelijks voor
multifactorial model
meerdere gentische factoren en omgevinf factoren –> multifacttorial fenotype
multigenetic model
meerdere genetiscje factoren –> multigenetic fenotype
speelt een rol in de ontwikkeling
mixed model
primaire gentische factor + omgeving factoen + mutaties + braing aging + toeval –> genotype
sociale psychiatrie doelgroep:
chronische psychiatrische pateinten
acute ernstige psychipathologie
kenmerken doelgrpe sociale psychiatrie
‘de moeilijke mens:
- daklozen
corgmijders
drug gebruikers en alcoholismten
criminelen
problemen om levensgebieden
migranten en vluchtelingen
wat is sociale psychiatrie
houd zich bezig met de wisselwerking tussen psychiatrie en samenleving
bemoeizorg
mensen vragen niet altijd zelf om hulp
dit komt door de ziekte zelf bijvoorbeeld dementie
vaak bij mensen met psychose, schiofrenie, bipolaire of stemmingstoornis
50-75% van deze mensen heeft gebrek van ziektebeeld
motivatie paradox
klassiek: veel symtomen meer last er van meer motivatie om bijvoorbeeld naar de dokter te gaan.
paradox: meer symotpen, ziektebesef en hersenfunctie slechter niert door dat je ziek bent minder motivatie om naar de dokter te gaan
van laag naar hoog: bemoeizorg, drank, dwang
Vormen van beïnvloeding waarbij gepoogd wordt
iemand iets te laten ondergaan of te doen
* Keuzevrijheid toenemend ingeperk
bemoeizorg
motiveren en verleiden
drang
keuzevrijheid belemmeren
veel toegepast 40-50% van psychiatrische aandoeningen
effecten grotendeeld onbekend
voorbeelden:
- vervroegde vrijlateing na meeoden behandeling
- een uitkering na mee doen behandeling
dwang
geen alternatieve meer
er is spreke van gevaar of ernstig nadeel
patient is niet bereid mee te werken
geen minimum leeftijd
sped –> crisismaatregel
geen spoed –> zorgmachtiging
wanneer worden persoonlijkheidsstoornissen zoals bordeline/ antisociaal gediagnostiseerd
vanaf 18 jaar want je persooonlijkjeid tot die leeftijd nog in ontwikkeling is
ASS symptomen
sociaal afwijkendgedrag
taal en spraak problemen
repetitieg gedrag
laag IQ
down syndroom
genetische afwijking
typisch gedrag
wat is specifiek voor de diagnose in de kinderleeftijd
ontwikkelingaspect
gedrag van kind varieerd in context en moment
bronnen bij diagose
gesprek
vragenlijst
observatie
LO
voorgeschiedeinis
testen
wat kan psychopathologie veroorzken
omgevingsfactoren
biologischefactoren
psychologische factorenw
wat komt eruit tweelingstudies
ADHD heeft hoog genetische bijdrage 60-80%. monozygote tweelingen hebben meer overeenkomsten die dizygote tweelingen
wat komt eruit adptiestudies
socio economische status maakt weinig uit bij geadopteerde qua opleidingniveau, het is sterk genetische bepaald
DRD4 polymorfisme
zorgt voor impulsiteit
moeders met dit gen hebben meer huwelijken dan moeders zonder dit gen.
MOA-gen
te weinig van dit enzm zorgt voor meer impulsiteit en agressie
wat vergoot de kans om agressie
te weinig van het MOA-gen en verwaarlozing in de vroege jeugd
na hoe lng vervelende omstandigheden is er nog herstel goed mogelijk?
2 jaar
wat is het effect van mishabndeling op de cortisol
cortisol is lager in de ochtend
cortisol helpt tegen stress
ASS en gezichten
hersenen die gezijcten herkennen zijn minder actief bij mensen met ASS
anti sociaal gedrag
als antisociaal gedrag laat begint kan het weer uitdoven bij goed omgevingfactoren
sroufe hypothese
hoe hardnekkiger en afwijkender pad gevolgd wordt hoe meoeilijker het wordt om weerl een terug te keren naar een normaal ontwikkelspad
wat is genetisch bepaald bij het krijgen van ziekte
de kwetsbaarheid voor het krijgen is genetische bepaald maar niet het ontwikkelen van de ziekte
wat verhoogd de kans op ontwikkelen van schizofrenie
microdeletie of duplicatie (toevoegen) verhoogd de kans op 20-50x, komt niet helel vaak voor
weke deletie geeft grootste kans psychose
22q11 deletiesyndroom
wat zijn negatieve symptomen van schizofrenie
vlakke emoties
verlies motivatie
sociaal teruggetrokken
wat zijn psotieve symotomen van schizofrenie
wanen
hallucinaties
gedesorienteerd gedrag
cognitieve symtomen schizofrenie
geheugen executief
exoom sequencing
kijken in zieke mensen naar gemeenchappelijk gen
mutatie schizofrenie
CSPG4
CSPG4
doet iets met ontwikkeling myelineschede
induced pluripotent stem cells
bevruchte eicel –> 8 cellig embryo –> blastocyt = pluripotente cellen, hiervan kunnen allerlei cellen worden gemaakt –> neurale cellen, cardiale spiercellen en bloedcellen
de blastocyten zijn interessant om onderzoek meet te doe, maar hiervoor zijn embryos nodig en dat etisch lastig
Patient-specifiek geinduceerde pluripotente stamcellen (IPS)
stamcellen gecreerd uit volwassen cellen door ze terug te maken naar een embryonale staat
door transcriptie factoren tot expressie te brengen kan de normale cel terug naar de stamvel staat
dmv IPS van huidcellen hersencellen maken om te kunnen bestuderen
waarom hebben we niet genoeg aan muizen cellen?
muizen hebben gladde corecx en mensen veel gyri en sulci
totipotent
kan je een geheel organisme uit maken (bevruchte eicel)
pluripotent
potentie om uit een vowassencel een stamcel te maken en dan weer een specifieke cel van te maken
multipotent
potentie meerdere vormen gedifferentieerde cellen te mken, minder specifiek dan pluripotent
unipotent
potentie om 1 type gedifferentieerde cel te maken, beperkter dan multipotent
hoe wordt IPS gebruikt in het lab
studeren van familie met hoog incidentie van psychiatrischer aandoeningen
en verschil bestuderen bij patienten en geznde familie leden
WES (whole exome sequensing)
sequensing delen (exonds) van een genoom
WGS (whole genome seqensing)
sequensing het hele genoom
hoe kom je aan cellen voor IPS
huid biopten
bloed
urine
neural precursor cells (NPCs)
stamcellen die kunnen uitgroeien tot zenuwcellen
oligodendrocyte
progenitor cells (OPCs
produceren myeline –> beschermen zenuwen
wat moet je eerst uitsluiten
drugs en lichamelijk aspect
wat hoort bij een psychiatrisch onderzoek
algemende indruj
bewustzijn
denken
waarnemen
stemming
affect
psuchomotoriek
gedrag en motivatie
predisponerend
draagbaarheid, kwetsbaarheid
waarom u?
luxerend
draaglast omstandigheden
waarom nu?
onderhoudend
waarom nog?
trias psychia
cognitieve functies
affectieve functies
cognatieve functie
cognitieve funties
nadenken begrijpen waarnemen
affectief
emotie stemming gevoeol
cognatief
gedrag zoals tics en verslaving
onderzoek cognitief
denken waarnemen bewustzijn
onderzoeg affectief
stemming
affectond
erzoek cognatief
psychomotoriek
verslaving
tics
diagnose
symptomen + beloop
wanneer dwang?
gevaar of ernstg nadeel
oorzaak in het gevaar is gelegen in de stoornis van de geestesvermogen (niet in drugsgebruik)
geen alternatief
patient werkt niet zelf mee
oduer dan 12
waardoor nemen gedwongen opnames toe in nl
VERGRIJZIzing
meer registreren
afname bereidwilligheid
gevaarscriteria strakker
gut bacteria
hebben veel verschillende genen
nacterien kunnen ziekye beinvloeden
bacterien niet bepaald door omgeving maar door genen
klinsiche penetrantie
verwijst naar percentage et een genetische klinsiche factor die ok daadwerkelijk de ziekte / symtomen krijgen
bij een volledige penetrantie zou iedereen met de mutatie de afwijking krijgenn
bij onvolledige penetrantie ontwikeld slechts een deel de afwijking
expressiviteit
de ziekte uit zich niet altijd het zelfe, mensen kunnen verschillende symtpmen hebben
sporadisch
niemand anders in de familie met dezelfde ziekte
oorzaken: ressisief
onvolledige penatrantie
de novo
novo mutatie
mutatie voor het eerst in de eicel of emrbyio, is dus niet te vinden bij de ouders. nieuwe mutatie
vergelijk genen van niet getroffen ouders maar wel getroffen kineeren
no