Thema 7 Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van persoonlijkheid?

A

Je karakter en de eigenschappen waardoor je verschilt van andere mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat verstaan we onder identiteit?

A

Dat wat eigen aan jou is, zowel officieel als persoonlijk, en je maakt tot wie je bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de burgerlijke staat?

A

Of je getrouwd, ongetrouwd, gescheiden of weduwe/weduwnaar bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is nationaliteit?

A

Van welk land je burger bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent ‘buitengewoon’?

A

Heel erg goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent ‘sensationeel’?

A

Adembenemend, helemaal geweldig!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent ‘daadwerkelijk’?

A

Echt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt ‘zich uiten’ in?

A

Zeggen, opschrijven of op een andere manier laten weten wat je denkt of voelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een contactadvertentie?

A

Een advertentie die je plaatst, omdat je iemand wilt ontmoeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de context?

A

De omgeving waarin je iets ziet, hoort of leest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent ‘het opzicht’?

A

Vanuit een bepaalde kant bekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent ‘boeien’?

A

Ergens veel aandacht voor hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gezegde ‘appels met peren vergelijken’?

A

Twee dingen met elkaar vergelijken die niet met elkaar te vergelijken zijn omdat ze zo veel van elkaar verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een attribuut?

A

Een voorwerp dat gebruikt wordt op een foto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een fotoshoot?

A

Een serie foto’s gemaakt door een fotograaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent het om in beeld te komen?

A

Op de foto komen.

17
Q

Wat is de betekenis van nietszeggend?

A

Zonder inhoud; het betekent niks.

18
Q

Wat is de set?

A

De plek waar foto’s gemaakt worden.

19
Q

Wat betekent stabiel?

A

Stevig; niet gemakkelijk uit evenwicht te brengen.

20
Q

Wat is de betekenis van garanderen?

A

Verzekeren, zeggen dat iets zeker is.

21
Q

Wat is een afweging?

A

Je bekijkt de voor- en nadelen van iets en neemt dan een beslissing.

22
Q

Wat is de inspanning?

A

De moeite die je voor iets moet doen.

23
Q

Wat is de studio?

A

De ruimte waar een fotograaf zijn foto’s maakt.

24
Q

Wat is een close-up?

A

Een foto van heel dichtbij.

25
Q

Wat is een kiekje?

A

Een snel gemaakte foto.

26
Q

Wat betekent vermoeden?

A

Iets denken, maar het niet zeker weten.

27
Q

Wat is de betekenis van wiebelig?

A

Niet stevig; gemakkelijk uit evenwicht te brengen.

28
Q

Wat betekent onprofessioneel?

A

Niet professioneel; je bent niet serieus bezig met je beroep.

29
Q

Wat is origineel?

A

Zelf bedacht, niet van iemand anders overgenomen.

30
Q

Wat betekent tolerant?

A

Niet streng; je laat veel toe.

31
Q

Wat is poseren?

A

In een bepaalde houding gaan staan om gefotografeerd te worden.

32
Q

Wat is een stokpaardje?

A

Iets waar je graag en vaak over praat.