Thema 6 Week 3 Flashcards
Wat is het losgeld?
Het geld dat betaald moet worden om iemand die ontvoerd is vrij te krijgen.
Wat is het signalement?
De beschrijving van het uiterlijk van iemand.
Wie is de kidnapper?
De ontvoerder.
Wat betekent bruut?
Gewelddadig.
Wat betekent zachtzinnig?
Voorzichtig.
Wat betekent vermoedelijk?
Waarschijnlijk.
Wat betekent grootscheeps?
Massaal, heel groot.
Wat betekent ongedeerd?
Zonder verwondingen.
Wat betekent aannemelijk?
Geloofwaardig.
Wat betekent van de schrik bekomen?
Herstellen als je geschrokken bent van iets.
Wat betekent nul op rekest krijgen?
Niet krijgen wat je vraagt.
Wat betekent in gebreke blijven?
Niet doen wat je moet doen.
Wat is het aandenken?
Iets waardoor je steeds aan iets of iemand blijft terugdenken.
Wat betekent aanhoudend?
Voortdurend.
Wat is het mysterie?
Het raadsel.
Wat betekent nukkig?
Koppig; je laat merken dat je iets niet wilt.
Wat is het schouderklopje?
Het compliment; je zegt dat iemand iets goed gedaan heeft.
Wat is tegenspoed?
Alles gaat slecht; het zit tegen.
Wat betekent teisteren?
Iets of iemand veel schade bezorgen.
Wat betekent vlotten?
Gemakkelijk gaan; opschieten.
Wat is voorspoed?
Alles gaat goed; alles zit mee.
Wat betekent woeden?
Fel en hevig bezig zijn.
Wat betekent aan de bel trekken?
Iemand waarschuwen dat er iets niet goed gaat.
Wat is afschuw?
Je vindt iets vreselijk.
Wat is een emotie?
Een gevoel, bijv. woede.
Wat betekent ‘frunniken’?
Met je vingers ergens aan friemelen.
Wat is ‘het genot’?
Het plezier dat je ergens aan beleeft.
Wat is ‘de jaloezie’?
Het gevoel dat je iets wilt hebben wat een ander heeft.
Wat betekent ‘je neus ergens voor ophalen’?
Jezelf te goed vinden voor iets.
Wat betekent ‘nonchalant’?
Zonder veel aandacht.
Wat betekent ‘opborrelen’?
In je opkomen.
Wat betekent ‘vervullen met’?
Ervoor zorgen dat je aan niets anders meer denkt.