Thema 5 woorden Flashcards
1
Q
betreden
A
binnengaan
2
Q
buitenbeentje
A
iemand die anders is dan de anderen van de groep
3
Q
frustratie
A
slecht gevoel omdat iets niet lukt
4
Q
gigantisch
A
enorm groot
5
Q
groezilig
A
een beetje vies, onfis
6
Q
loodrecht
A
in een hoek van 90 graden
7
Q
ontlasten
A
minder werk geven
8
Q
op de valreep
A
op het laatste moment
9
Q
psygichisch
A
geestelijk, in je hoofd
10
Q
star
A
onbeweegelijk
11
Q
stimulans
A
motivatie
12
Q
stroef
A
moeilijk
13
Q
voltijds werk
A
de hele week werken
14
Q
woordenvloed
A
gepraat zonder einde
15
Q
zwoegen
A
ergens hard aan werken