thema 5 Flashcards
Beschrijf mono-, di-en polysachariden.
mono= 1 = koolhydraat bestaande uit één unit (CH2O)n, bijv. glucose di = 2 = koolhydraat bestaande uit twee units, bijv. sucrose, lactose, maltose poly = meer = koolhydraat bestaande uit meerdere units, bijv. zetmeel, vezels. Condensatiereactie.
Beschrijf de rol van koolhydraten voor het lichaam.
energiebron voor cellulair metabolisme
opgeslagen worden als glycogeen in de lever en spieren
converteren naar vet om later als energiebron te dienen
(CH2O)n(n= 3 tot 7)
- energy source
- protein-sparer,
- metabolic primer/ prevents ketosis, componenten van koolhydraten functioneren als ‘primer’ voor de oxidatie van vet.
- brandstof voor czs
Beschrijf de rol van voedingsvezels voor de gezondheid.
vezel = nonstarch, structureel polysacharide, bevat cellulose
goede doorstroom darmen
vermindering obesitas: vezels verminderen lichtelijk het bloedgehalte, door kleine aanpassing aan lipoproteine van cholesterol. Hierdoor veranderen de waardes van LDL, HDL en trichlyserine. LDL-cholesterol → slecht cholesterol
HDL→ ruimt cholesterol op in het bloed.
Pluspunt: positief effect op bloeddruk, insuline gevoeligheid, bloedstolsel karakteristieken
minpunt: vezels zorgen ervoor dat mineralen calcium, fosfor en ijzer minder goed worden opgenomen.
Schets de dynamica van koolhydraatmetabolisme tijdens inspanningen van verschillende intensiteit.
tijdens exercise, opslag uit spieren vormt de meeste energiebron voor de actieve spieren
glycogeen in de lever wordt snel omgezet tot glucose (glycogenolysis), wat naar het bloed wordt getransporteerd, om extra energie naar de spieren te sturen
Laag: 3-5 g/kg per dag
Matig: 5-7
Hoog: 6-10
zeer hoog: 8-12
Beschrijf het effect van dieet op de glycogeenvoorraad en duurinspanning.
opgeslagen in spieren en lever (max 15g per kg lich), glycogenese,
Beschrijf wat de hongerklop is.
Plotseling tekort aan glucose= hypoglykemie → glycogeenvoorraden volledig leeg.
Benoem de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van koolhydraten voor actieve en niet actieve personen.
60-70% dagelijkse calorieën koolhydraten → intensieve inspanning.
rust: 300 gram, 40-50% van totale calorieën
actieve personen: 60% of 400-600 gram van de totale calorieën
gedurende periodes van intense training moet het 70% of 8-10 g/kg lichaamsmassa.
Beschrijf de verschillende vetzuren en hun fysiologische functie.
enkelvoudige, samengestelde en afgeleide vetten.
rol: energiebron en reserve, bescherming voor vitale organen, temperatuur behoudt, vitaminen drager en hongergevoel onderdrukken.
soorten vetzuren: verzadigd, onverzadigd, transvetzuur
lipoproteine, chlymicronen
Benoem de karakteristieken van HDL-en LDL-cholesterol en hun rol in cardiovasculaire ziekten.
LDL→ slecht, vaatvernauwing met plaque, arteriosclerose.
HDL→ Ruimt LDL op uit het bloed
Schets de dynamica van vetmetabolisme tijdens inspanningen van verschillende intensiteit.
50-70% bij licht en middelmatige intensiteit tijdens inspanning → de hoeveelheid energie die vrijkomt uit ve
Benoem de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van vetten voor actieve en niet actieve personen.
20 tot 35% afhangend van wat voor soort lipide je inneemt
Van de dagelijkse inname van vet moet 70% onverzadigd zijn.
Definieer essentiële en niet-essentiële proteïnen.
essentieel: wat je lichaam niet kan maken, moet uit voedsel komen. Voornamelijk dierlijke eiwitten
niet essentieel: Eiwitten die het lichaam wel zelf kan syntheseren.
-Beschrijf de stikstofbalans.
Nt – Nu – Nf – Ns=0 Nt: stiktof uit voedsel Nu: stikstof urine Nf: andere uitwerpselen (kak) Ns: zweet
Benoem de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van eiwitten voor actieve en niet actieve personen
Actief: 1.2 tot 1.8 gram per kg lichaamsmassa
Inactief: 0.83 gram per kg lichaamsmassa
Beschrijf de alanine-glucose cyclus.
eiwitverbranding → deaminatie → stikstof bindt pyruvaat → alanine
Bij eiwitverbranding in de spieren komt NH2 vrij, stap 1 was immers deaminatie. Deze aminogroep kan binden aan pyruvaat gevormd uit glycolyse.
spieren: transaminatie → pyruvaat + NH2 → alanine
Lever: deaminatie → alanine → pyruvaat + NH2
De vrijgemaakte pyruvaat in de lever wordt weer omgezet tot glucose. Deze vorm van glucoseproductie is verantwoordelijk voor 45% van de glucoseproductie van de lever gedurende langdurige inspanning
Bespreek hoe vrije radicalen gevormd worden tijdens inspanning.
Inspanning kan leiden tot oxidatieve stress. Hierbij worden meer dan gewoon radicalen gevormd. Deze radicalen zijn reactieve zuurstofverbindingen (met een ongepaarde elektronen). Deze kunnen alle delen van de cel beschadigen. Vb: O2- , H2O2 , OH-
Radicalen worden opgeruimd door antioxidanten zoals vitamine E.
Schets de rol van mineralen in het lichaam.
- Structuur geven aan botten en tanden
- In stand houden van lichaamsfuncties (hart/ spiersamentrekking)
- Reguleren van het metabolisme als onderdeel van enzymen en hormonen
Beschrijf de rol van ijzer voor het zuurstoftransport.
Ijzer gaat een binding aan met hemoglobine, Hier kan zuurstof aan binden om getransporteerd te worden.
Beschrijf de Female Athlete Triad.
Veel trainen en gewichtsverlies: verstoord eetgedrag en menstruele onregelmatigheden leidt tot traide: energie-uitputting, stopzetten menstruatie (amenorrhea) en osteoporose.
- Effecten van eetstoornissen:
Gezondheid: menstruatiestoornis, afwijking hormoonhuishouding, hypothermie, dehydratie, tandproblemen, hartritmestoornis, anemie, lage BMD en toegenomen kans op stressfracturen, verminderde immuunfunctie, dood.
Prestatie: vermoeidheid, verlies LBM, afgenomen concentratie, verlies coördinatie, afgenomen reactietijd, afgenomen bloedtoevoer naar spieren, verlies kracht/vermogen, afgenomen duurvermogen, meer kans blessures en infecties en langer moeten herstellen.
Botten: menstruatie nauw verbonden met botdichtheid.
- Sneller calciumverlies en botmassa daalt.
- Meer kans op musculoskeletale blessures
- Botmassa voor altijd suboptimaal
Behandeling: 1. Reduceert de training met 10-20. 2. Voer energie-inname geleidelijk op, is voor menstruatiecyclus normaal. 3. Lichaamsgewicht met 2-3% stijgen. 4. Calcium Inname van 1500mg/dag.
Botmassa wordt nooit meer dezelfde.
Benoem vijf functies van water voor het lichaam.
Belangrijke nutriënt. Rol in de transport. Gebied waarin chemische reacties plaatsvinden (reactive medium). Structuur en vorm. Zorgt voor een relatief stabiele lichaamstemperatuur, doordat het veel hitte kan opnemen voordat de temperatuur stijgt.
Benoem vijf functies van water voor het lichaam.
Belangrijke nutriënt. Rol in de transport. Gebied waarin chemische reacties plaatsvinden (reactive medium). Structuur en vorm. Zorgt voor een relatief stabiele lichaamstemperatuur, doordat het veel hitte kan opnemen voordat de temperatuur stijgt.
Beschrijf de waterbalans.
Inname door Eten + Drinken + Metabolisme. Output door: Urine + Zweet + Uitgeademde waterdamp + ontlasting.
Hoeveelheid zweet beïnvloed door: Inspanning, omgevingstemperatuur, luchtvochtigheid
Beschrijf hyponatremie.
○ Hypo = weinig; Natremie = aan natrium <130 mmol/L
○ Wanneer het Renin Angiotensin Aldosterone System wordt geactiveerd, wordt in de nieren meer Na+ geabsorbeerd. Om elektrische balans te behouden wordt dan minder K+ geabsorbeerd.
■ Dus: RAAS actief: weinig natrium in urine <30 mmol/L
■ Dus: Raas inactief: veel natrium in urine
○ ADH
■ Zorgt dat in de nieren water poriën (poorten) open gaan voor een hogere reabsorptie van water.
■ Hierdoor wordt het urine geconcentreerder
Beschrijf de MyPlate(Schijf van Vijf) voedingsaanbeveling.
Fruit: 2 cups per day, 1 cup: fruit, 100% sap of halve cup gedroogd fruit. Groente: 2.5 cups Dairy: 3 cups Granen: 6 ounces, 1 ounce is 1 broodje Protein foods: 5.5 ounces, vlees vis kip
Adviseer een atleet over wat, hoeveel en wanneer hij moet eten vóór de training.
De maaltijd voor de training moet voedingsmiddelen bevatten die een hoge hoeveelheid koolhydraten hebben en een relatief lage hoeveelheid vetten en proteïnen. Drie uur van tevoren geeft genoeg tijd om het te verteren en absorberen.
Adviseer een wielrenner over wat, hoeveel en wanneer hij moet eten en drinken tijdens een Tour de France etappe.
•60-90 g CHO/uur
•5 x 500 mLisotone sportdrank (5 x 28,6 = 143 g CHO)
•5 x 500 mLwater (0 g CHO)•2 puddingbroodjes (2 x 38 = 76 g CHO)
•4 Powerbarrepen (4 x 39 = 156 g CHO)
•3 Powerbargelletjes (3 x 27 = 81 g CHO)
•Totaal 456 g CHO = 91,2 g CHO/uur
weeg jezelf voor en na de inspanning, gewichtsverlies is ongeveer je vloeistof tekort, als dat grotere is dan 2% van je startgewicht heb je onvoldoende gedronken voor optimale prestatie. bij gewichtstoename heb je te veel gedronken.
Adviseer een wielrenner over wat, hoeveel en wanneer hij moet eten na een wedstrijd.
koolhydraat rijk eten om je energievoorraden weer aan te vullen, mag van hoge glycemische last zijn.
Definieer de glycemische index.
Glycemische index zegt iets over hoe snel glucose uit het voedsel opgenomen kan worden. Bij een hoge glycemische index zal het glucose snel geabsorbeerd worden, en dat brengt een hogere piek in de bloedsuikerspiegel met zich mee. Vlak voor een duurloop is het beter om eten te consumeren met een lagere glycemische index, omdat de suikers dan langer beschikbaar zijn voor de spieren.
Hoe te bepalen?
•Stijging bloedsuikerspiegel (2 uur) na inname 50 g koolhydraten van product (A)
•Stijging bloedsuikerspiegel na inname 50 g koolhydraten van witbrood of glucose (B)•GI = (A/B)*100
•GI van glucose is 100
Beredeneer hoe de ideale sportdrank samengesteld moet zijn.
5-8% koolhydraat-elektrolyt drankje. 5% bij warm weer en 15% bij koud weer. moet 30-60 g koolhydraten per uur bevatten. Bij 8% is het 50 g per uur per 625 mL maximaal 1250 mL per uur drinken
Definieer verbrandingswarmte, verteringsefficiëntie en de Atwater factoren.
verbrandingswarmte: hoeveelheid energie die vrij komt bij de verbranding van een bepaalde stof.
verteringsefficientie: De efficientie van de vertering weergeeft het percentage van het ingenomen voedsel dat wordt verteerd en geabsorbeerd om te voldoen aan de metabolische behoeften van het lichaam.
Atwater factoren: netto te metaboliseren energie die nog beschikbaar is voor het lichaam, afkomstig van ingenomen voedsel
Bruto= de totale energiewaarde en netto= energie beschikbaar voor het lichaam.
4 kcal koolhydraten per gram
4 kcal eiwitten
9 kcal vet
7 kcal alcohol