Thema 4 Weer, klimaat en vegetatie Flashcards

1
Q

Over wat spreken ze in weerberichten?

A

Spreekt men over temperatuur, neerslag, luchtdruk, windrichting en windsnelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is temperatuur, neerslag, luchtdruk, windrichting en windsnelheid.

A

Dat zijn de weerselementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk toestel gebruiken weerkundigen of meteorologen om elke dag de weerelementen te meten?

A

een weertoestel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat geeft de temperatuur aan

A

hoe warm of koud het is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat geeft de neerslag aan

A

hoeveel regen, sneeuw, hagel er valt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat geeft de luchtdruk aan

A

wat de kracht is waarmee lucht op de aarde drukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat (geven) de windrichtingen aan

A

uit welke richting de lucht komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat geeft de windsnelheid aan

A

welke snelheid de wind heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk weertoestel heeft de temperatuur?

A

het is de thermometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk weertoestel heeft de neerslag

A

de pluviometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk weertoestel heeft de luchtdruk

A

de barometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk weertoestel heeft de windrichting

A

de windvaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk weertoestel heeft de windsnelheid

A

de anemometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke eenheid heeft de temperatuur

A

°C (graden Celsius)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke eenheid heeft de neerslag

A

mm (millimeter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke eenheid heeft de luchtdruk

A

hPa (hectopascal)

17
Q

welke eenheid heeft de windrichting

A

(N-E-S-W)

18
Q

welke eenheid heeft de windsnelheid

A

km/u (kilometer per uur)

19
Q

wat is de toposfeer

A

de toposfeer is de onderste luchtlaag

20
Q

wat is het KMI

A

dat is het koninkrijk meteorologisch instituut

21
Q

wat betekent iso

A

Iso = gelijk

22
Q

wat is (bar)

A

bar=luchtdruk

23
Q

Wat is de afkorting van hoge druk?

A

de afkorting van hoge druk is (H)

24
Q

Wat is de afkorting van lage druk?

A

de afkorting van lage druk is (L)

25
Q

Welke weersomstandigheden zijn er?

A

Er zijn 4 weersomstandigheden
: een hittegolf
: een storm
: een overstroming
: onweer

26
Q

Waarvoor gebruiken we weerselementen?

A

We gebruiken deze termen om het weer te beschrijven.

27
Q

Wat is het weer eigenlijk?

A

Het weer is de toestand van de lucht op een bepaalde plaats op een bepaald ogenblik.

28
Q

wat zijn isothermen isobaren en isohyeten

A

dat zijn de plaatsen die dezelfde temperatuur de zelfde luchtdruk en de zelfde neerslag hebben