thema 4 Flashcards

1
Q

2 hoofdsoorten geweld

A
  • gepland
  • spontaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 subsoorten geweld

A
  • verbaal
  • fysiek
  • psychisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke dingen kunnen aanleidingen zijn tot gewelddadig gedrag?

A
  • verkeerde denkbeelden
  • slechte leefomstandigheden
  • slechte communicatie
  • niet ernstig genomen worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2 voorbeelden van goede hanteringsmethodes als je kwaad bent

A
  • opkomen voor jezelf
  • het niet naleven van een principe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 voorwaarden als je op een goede manier kwaad wordt

A
  • jezelf en anderen berokkenen
  • geen materiaal kapot maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 voorbeelden van slechte hanteringsmethoden om kwaad te worden

A
  • die leidt tot kwaad
  • die leidt tot depressieve gevoelens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

5 verklaringsmodellen voor een mens die kwaad doet

A
  • demoniseren
  • fragmentatie
  • banaliseren
  • ethiseren
  • vrije wil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

demoniseren

A

wie het kwade doet voorstellen als duivels, als het kwaad zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fragmentatie

A

mensen kunnen door hun omstandigheden heel anders denken over wat kwaad of goed is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

banaliseren

A

mensen die het kwade doen, beseffen dat niet altijd omdat dit voor hun normaal is of omdat iedereen het doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ethiseren

A

mensen denken soms dat ze het goede doen en hebben ook goede bedoelingen, terwijl hun daad toch slecht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vrije wil

A

de mens heeft vrije wil en kan zelf beslissen om het kwade niet te doen en voor het goede te kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

4 soorten ethiek

A
  • deugdenethiek
  • plichtenethiek
  • gevolgenethiek
  • betrokkenheidsethiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stichter deugdenethiek

A

Aristoteles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

basis/uitganspunt deugdenethiek

A

de mens is in wezen goed en zijn handelingen zijn op het goede gericht -> steeds zoeken naar de gulden middenweg tussen twee extremen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stichten plichtenethiek

A

Immanuel Kant

17
Q

basis/uitgangspunt plichtenethiek

A

de mens doet het goede als hij zich laat leiden door zijn verstand -> plicht om het goede te doen

18
Q

stichter gevolgenethiek

A

John Stuart Mill en Jeremy Bentham

19
Q

basis/uitganspunt gevolgenethiek

A
  • het geluk vd mens bestaat in het ondergaan van genot en vermijden van pijn
  • zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen
  • als gevolg van handeling goed is is handeling ook goed
20
Q

basis/uitgangspunt betrokkenheidsethiek

A

rationeel mensbeeld, mensen hebben elkaar nodig om een goed leven te leiden

21
Q

genade

A

de ervaring binnen een relatie zomaar voor niets iets kostbaars zoals vergeving, iets liefelijks te mogen ontvangen. het stemt tot dankbaarheid en zet aan om de ander op dezelfde manier te benaderen

22
Q

2 belangrijke actoren in een vergevingsproces

A
  • dader
  • slachtoffer
23
Q

wie hebben de twaalf stappen van Monbourquette vooral op het oog?

A

het slachtoffer

24
Q

wat wordt er van de dader verwacht in de twaalf stappen van Monbourquette?

A

hij bekent zijn schuld, toont berouw en is bereid boete te doen om zijn kwaad te herstellen

25
Q

in welke situatie is het moeilijk voor vergeving?

A
  • als de dader niet bekend is of niet beseft dat hij fout was
  • als het slachtoffer getraumatiseerd is en het voor hem onmogelijk te vergeven is
26
Q

zonde

A

alle soorten kwaad waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen en dan opgevat worden als een vorm van zich afzonderen van God en zijn liefdesverbond

27
Q

erfzonde

A

iedereen is bij zijn geboorte aangetast door de gebroken wereld waarin hij terechtkomt