Thema 3 Flashcards
Begrippen
Anorganische stoffen (minerale verbindingen)
Vind je terug in de levenloze natuur. Afkomst van niet-levende materie.
Covalente of ionbinding.
Vb: Keukenzout, roet, krijt
Organische stoffen (koolstofverbindingen)
Zijn moleculen die hoofdzakelijk worden aangemaakt door organismen in de levende natuur.
Covalente binding.
Vb: Zetmeel, glucose, vanille
Functionele groep
Groep waarbij samengestelde stoffen in een gemeenschappelijk atoom of identieke atoomgroep die de oorzaak is van dezelfde chemische eigenschappen.
Functionele groep van oxiden (anorganische stofklasse)
Zuurstof, o
Hoe kunnen oxiden worden ingedeeld?
In metaaloxiden en niet-metaaloxiden
Schematische naamgeving oxiden
Index-naam element- index-oxiden
Stocknotatie oxiden
Wordt in de naam het oxidengetal van het 1ste element gegeven.
Voorbeelden van oxiden in de natuur
Koolstofdioxide, roest, lachgas, koolstofmonoxiden…
Functionele groep hydroxiden (anorganische stofklasse)
Hydroxidengroep, OH
Systematische naamgeving hydroxiden
Metaal-index-hydroxide
Stocknotatie hydroxide
Wordt in de naam het oxidegetal van het metaal aangegeven.
Voorbeelden van hydroxiden in de natuur en dagelijks leven:
Natriumhydroxide=ontstopper, ammoniumhydroxide= als oplossing van ammoniak in water.
Functionele groep zuren (anorganische stofklasse)
Waterstof, H
Hoe worden zuren ingedeeld?
in binaire zuren (waterstof + niet metaal) en ternaire zuren (waterstof + metaal + aantal zuurstofatomen).
Systematische -en triviale naam zuren
Hcl: waterstofchloride of zoutzuur
H2S: diwaterstofsulfide of sulfaat
HNO3: waterstofnitraat of salpeterzuur
H2So4: diwaterstofsulfaat of zwavelzuur
H2Co4: diwaterstofcarbonaat of koolzuur
H3Po4: triwaterstoffosfaat of fosforzuur