thema 2 woordenschat Flashcards
1
Q
een veroordeelde
A
a convict
2
Q
een keizerin
A
an empress
3
Q
erfgoed
A
a heritage
4
Q
justitie
A
judiciary
5
Q
een restant
A
a remnant
6
Q
een kolonist
A
a squatter
7
Q
veroveren
A
to annex
8
Q
tegen elkaar opzetten
A
to antagonise
9
Q
opdragen, aanstellen
A
to commission
10
Q
tot een climax komen
A
to culminate
11
Q
inbedden, insluiten
A
to embed
12
Q
omvatten, omspannen
A
to span
13
Q
wagen, avonturieren
A
to venture
14
Q
moeilijk te verkroppen
A
hard to stomach
15
Q
een nominale waarde
A
a face value
16
Q
een afkomst, een geslacht
A
a lineage
17
Q
een voorraad, een reserve
A
a stockpile
18
Q
binnenvallen
A
to bust