Thema 2: sammen Flashcards
1
Q
geloven
A
to believe
2
Q
hoeven
A
to need
–
dat hoef je niet te geloven
3
Q
durven
A
to dare
–
hij durft het niet met een vliegtuig te reizen
4
Q
beloven
A
to promise
–
ik beloof je morgen te mailen
5
Q
besluiten
A
to decide
–
ik besluit in March het examen te doen
6
Q
hopen
A
to hope
–
ze hopen de koningin een keer te ontmoeten
7
Q
verwacht
A
expect
–
ik verwacht dit jaar een betere baan te vinden
8
Q
liggen
A
to lie
zij ligt op de bank een boek te lezen
9
Q
staan
A
to stand
–
ik sta op de bus te wachten