Thema 2 - Modellen, designs en onderzoeksvragen Flashcards
wat is een meetmodel?
- een meetmodel illustreert de operationalisatie van een variabele
- Een meetmodel bevat altijd maar één construct, waarvoor de operationalisatie uit een of meer onderdelen kan bestaan (bijvoorbeeld vragen in een vragenlijst)
- meetmodellen representeren de operationalisaties van variabelen; ze illustreren de meetinstrumenten en manipulaties in een studie.
wat is een structureel, of conceptueel model?
- In een structureel model, ook wel conceptueel model, zien we hoe de onderzoeker verwacht dat de variabelen in een studie samenhangen.
- Een structureel model bevat juist alleen de constructen met hun verwachte samenhang en de operationalisaties worden achterwege gelaten.
- structurele (of conceptuele) modellen representeren de verbanden tussen de variabelen die worden geanalyseerd.
De conventie is om in meetmodellen en structurele modellen de variabelen die rechtstreeks gemeten of gemanipuleerd worden, de zogenaamde indicatoren, te verbeelden met rechthoeken en de onderliggende variabelen met ovalen.
Wat is een cross-sectioneel design?
Als alle data per onderzoekseenheid (bijvoorbeeld een deelnemer) in één sessie worden verzameld, wordt gesproken van een cross-sectioneel design.
wat is een longitudinaal design?
- Als er per onderzoekseenheid meerdere meetmomenten zijn, is er sprake van een longitudinaal design.
- Longitudinale designs hebben vanuit wetenschappelijk oogpunt meestal de voorkeur omdat theorieën over processen die binnen personen plaatsvinden het meest interessant zijn om te onderzoeken.
- ## Longitudinale designs hebben dus meestal de voorkeur, maar ze zijn vaak moeilijker te implementeren: deelnemers moeten namelijk vaker gemeten worden. -> kostprijs,
geef 3 passende voorbeelden voor een cross-sectioneel design
- Een passend voorbeeld van een cross-sectionele studie is een onderzoek naar een nieuw meetinstrument. In deze studie krijgen deelnemers een aantal vragen voorgelegd waaruit de beste vragen geselecteerd moeten worden voor het uiteindelijke meetinstrument. Samen met deze vragen worden bestaande meetinstrumenten afgenomen die gerelateerde constructen meten.
- een prevalentiestudie. Het doel hiervan is om in kaart te brengen hoe vaak een ziekte of aandoening in een populatie voorkomt. Deze studies beschrijven bijvoorbeeld welke proportie van de populatie op een bepaald moment lijdt aan depressie, sociale fobie of faalangst.
- Een derde voorbeeld van cross-sectioneel onderzoek is onderzoek waarbij het vermoeden bestaat dat een populatie bestaat uit subpopulaties. In dit onderzoek worden verschillende variabelen gemeten. Met analysemethoden kan dan bepaald worden of er min of meer consistente clusters van onderzoekseenheden (zoals deelnemers) bestaan, die onderling meer op elkaar lijken dan op onderzoekseenheden in andere clusters.
wat is een groot nadeel bij longitudinale designs?
- Een groot nadeel van longitudinale designs is dat er in de praktijk op elk meetmoment mensen kunnen uitvallen (dit heet attritie).
- In de praktijk is uitval vaak niet willekeurig ==> Is deze steekproef nog wel representatief voor de populatie en is generalisatie naar die populatie dus nog wel toegestaan?
= Deze bedreigingen van de interne validiteit van een design vallen onder de verzamelterm bias. Bij longitudinaal onderzoek kan attritie dus een niet te onderschatten bron van bias zijn.
wat is het verschil tussen een observationeel design en een experimenteel design?
- Bij een observationeel design worden twee of meer variabelen gemeten, maar is er geen sprake van een manipulatie. De deelnemers worden dus niet beïnvloed.
- Een experimenteel design bevat een of meerdere manipulaties en deelnemers worden dus beïnvloed. Een experimenteel design, of simpelweg experiment, is nodig om conclusies te trekken over de vraag of variabelen elkaar beïnvloeden, dat wil zeggen of er een causaal verband bestaat.
welke zijn de drie voorwaarden opdat we een verband tussen twee variabelen causaal mogen noemen?
Een verband tussen twee variabelen noemen we causaal als aan drie voorwaarden wordt voldaan.
- De variabele die de invloed uitoefent, oftewel het causale antecedent, moet eerder in de tijd gemeten of gemanipuleerd worden dan de andere variabele, het causale consequent. De invloed moet namelijk tijd hebben om plaats te vinden -> kwestie van het causale consequent als laatste te meten
- De variabelen moeten samenhangen.-> kan onderzocht worden met een statistische toets
- Dit verband kan niet verklaard worden door andere variabelen of externe invloeden -> lastiger, derde variabelen duidelijk in kaart brengen (confounders = variabelen waarvan niet kan worden uitgesloten dat ze verantwoordelijk zijn voor de gevonden verbanden en meetwaarden in een studie.)
wat is een oplossing voor het gevaar van de beïnvloeding door confounders?
==> een experimenteel design een oplossing voor confounders.
-> door onderzoekseenheden in gelijkwaardige oftewel equivalente groepen in te delen = Randomisatie
=> Voor die equivalente groepen geldt – per definitie – dat alle confounders over die groepen gemiddeld genomen hetzelfde zijn. Hierdoor is een eventuele invloed van die confounders uitgeschakeld, zonder dat ze bekend hoeven te zijn.
wat is randomisatie?
= elke onderzoekseenheid (meestal een deelnemer) wordt willekeurig toegewezen aan één van de groepen in het experiment.
- Bij voldoende grote groepen zijn daardoor de groepen in principe equivalent.
- De kans dat de groepen in een gegeven experiment niet equivalent zijn, is groter naarmate er minder onderzoekseenheden in het onderzoek zitten.
! Hoe meer mogelijke confounders er zijn, hoe grotere groepen nodig zijn.
! **Succesvolle randomisatie is een noodzakelijke voorwaarde om conclusies te kunnen trekken over causaliteit. **
hoe worden groepen in een experimenteel design ook nog genoemd? en hoe komt dit tot uiting?
- De groepen in een experiment worden ook wel condities genoemd.
- Deze condities komen tot uiting in de meetwaarden (categorieën) van een gemanipuleerde variabele.
A-> ls de variabele bijvoorbeeld ‘behandeling’ is, wordt deze geoperationaliseerd in twee meetwaarden, die corresponderen met de twee condities (groepen), zoals ‘geen behandeling’ en ‘wel behandeling’, ‘oude behandeling’ en ‘nieuwe behandeling’, of ‘oude lesmethode’ en ‘nieuwe lesmethode’.
wat is een manipulatie?
- Een manipulatie is dus een operationalisatie van een variabele, die bestaat uit een serie verschillende procedures waaraan de verschillende groepen worden blootgesteld.
- Het is cruciaal dat het enige verschil in deze procedures voor de verschillende groepen bestaat uit de variabele die onderzocht wordt. Het is anders niet mogelijk conclusies te trekken over de invloed van deze variabele.
Als twee equivalente groepen een andere behandeling krijgen, is er sprake van manipulatie.
wat betekent “het matching van condities”?
- De poging om manipulaties zodanig te ontwikkelen dat deze equivalent zijn in alle aspecten behalve voor wat betreft de te manipuleren variabele heet ook wel matching van condities.
- De term matching wordt gebruikt voor
1. het genereren van condities die in alle opzichten behalve de gemanipuleerde situaties hetzelfde zijn, maar ook voor
2. het genereren van groepen deelnemers die op bepaalde factoren gelijk zijn (zoals zelfde leeftijdsverdeling of man-vrouwverhouding). In beide situaties is het doel hetzelfde: invloed van confounders uitsluiten.
wat is het verschil tussen een controleconditie en de experimentele conditie?
Als het effect van een beloning wordt onderzocht, is de conditie die geen beloning krijgt minder interessant. Een dergelijke vergelijkingsconditie wordt vaak de controleconditie genoemd.
De conditie waar de interesse naar uitgaat, heet de experimentele conditie.
wat is een onderzoeksvraag?
- Een onderzoeksvraag is de vraag waarop onderzoekers antwoord willen geven. Bijna altijd gaat het om de vraag naar het verband tussen twee (of meer) variabelen.
- De te onderzoeken verbanden worden door onderzoekers verwoord in onderzoeksvragen.