Thema 10 week 3 Flashcards

1
Q

Kenmerken a-specifieke lage rugklachten?

A

Kenmerk is dat het de 1e keer bevindt tussen de 20-55 jaar
Geen uitstraling voorbij de knie
Mechanisch beïnvloedbaar
Pijn in low back, gluteaal en evt. bovenbeenregio
Tijdstip van de dag beinvloedt de klacht
Geen algemene ziekteverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken a-specifieke nekklachten?

A
Geen uitstraling voorbij de elleboog
Hoofdpijn
Pijn in de nek, maar ook schoudergordel
Geen algemene ziekteverschijnselen
Mechanisch beinvloedbaar
Tijdstip van de dag beinvloedt de klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van cervicale radiculopathie?

A
Pijn in de nek
Pijn in de schouder en arm
Sensibiliteitsstoornissen
Reflexuitval en asymmetrie
Krachtverlies
Let op: symptomatologie wordt niet eenduidig in de literatuur gehanteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar staat WAD voor?

A

Whiplash Associated Disorders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de indeling van WAD

A
  1. Geen klachten en geen objectieve of subjectieve afwijkingen
  2. Pijn, stijfheid en gevoeligheid nek, maar geen objectieve afwijkingen
  3. Nekklachten en andere klachten van bewegingsapparaat (zoals mobiliteit- en drukpuntgevoeligheid+)
  4. Nekklachten en neurologische uitvalsverschijnselen (stoornissen in sensoriek, peesreflex en kracht)
  5. Nekklachten en fracturen/dislocaties

3-4 vallen buiten het bereik van de FT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de tijdlijn die gehanteerd word in de richtlijn van whiplash post-trauma (6 stuks)

A
Tot 4 dagen
4 dagen tot 3 weken
3 tot 6 weken
6 weken tot 3 maanden
3 tot 6 maanden
6 maanden en langer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Negatief prognostische factoren whiplash?

A
Whiplash gerelateerd:
- afgenomen mobiliteit nek (vlak na trauma)
- eerder hoofdtrauma
- vrouw
- hogere leeftijd
Aan chronische pijn gerelateerd:
- wijze van omgang met klacht (attitude)
- psychosociale factoren (werksituatie, passieve coping, angst etc.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doel/rol van de fysiotherapeut bij PT met whiplash?

A

Herstel volledig (of gewenst) niveau activiteit/participatie en chroniciteit voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de rode vlaggen van CWK

A
<20 jr of >50 jr
Trauma
Langdurig gebruik corticosteroiden
Neurologische uitval
Neurologische klachten in bene/wattengevoel onder voeten
Incontinentie
Heesheid/slikklachten
Standsafwijking (structureel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is arteriitis temporalis?

A

Ontsteking van het bloedvat van het hoofd bij de slaap (vaak ouder dan 50, hevige hoofdpijn, wordt behandeld met medicatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem de rode vlaggen van het hoofd

A

1e hoofdpijn > 40 jaar
Nieuwe soort hoofdpijn > 50 jaar
Temporale hoofdpijn
Plots ernstige hoofdpijn
Hoofdpijn na recent trauma
Hoofdpijn + neurologische vershijnselen
Sentinel headache (occipitale eenzijdige hoofdpijn als waarschuwing voor aneurysma van A. Vertebralis en/of A caritis internus)
Toenemend ondanks behandeling
Focale neurologische tekenen en symptomen
Verandering in mentale gesteldheid zoals: geheugenstoornissen, verwardheid, bewustzijnsdaling, slaperigheid, prikkelbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ‘sentinel headache’?

A

Sentinel headache (occipitale eenzijdige hoofdpijn als waarschuwing voor aneurysma van A. Vertebralis en/of A caritis internus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de verschillende vormen van hoofdpijn

A

Primaire hoofdpijn:
Clusterhoofdpijn, migraine, tension type headache (TTH)

Secundaire hoofdpijn:
Cervicogene hoofpdijn, medicatieafhankelijke hoofdpijn, hoofdpijn a.g.v. whiplash, temporomandibulaire hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem een secundaire hoofdpijn welke eigenlijk een nekklacht is

A
Cervicogene hoofdpijn:
Unilateraal “sidelocked”
Start occipitaal 
Niet pulserend
Uitlokbaar
(Vaak) cerv. bew. beperking
Arm/schouderpijn mogelijk (ipsilateraal)
Uren tot weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de verschillende soorten nekklachten

A

Specific (stenose, radiculopathie,metastasering, spondylolisthesis) en non-specific (a-specifieke klachten, zoals MCI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de signs en symptoms van cervicogene hoofdpijn

A
Unilateraal (sidelocked)
Start occipitaal
Niet kloppend/pulserend
Uitlokbaar
Vaak ROM CWK beperkt
Arm/schouderpijn is mogelijk (ipsilateraal = zelfde kant)
Uren tot weken
17
Q

Noem de sign en symptoms van cervicale radiculopathie

A
Pijn in de nek
Pijn in de schouder
Pijn in de arm (meer op de voorgrond dan de bek)
Sensibiliteitstoornis
Reflexuitval en/of asymmetrie
Krachtverlies
18
Q

Welke zenuwwortels zijn het meeste aangedan bij CWK radiculopathie?

A

C7 gevolgd door C6. Compressie van wortel C5 en/of C8 komt minder vaak voor.

19
Q

Welke kennmusculatuur en testen horen bij C4?

A

Trapezius, rhomboideus, diafragma.

Diafragma test

20
Q

Welke kennmusculatuur en testen horen bij C5?

A

Supraspinatus, deltoideus.

Bicepsreflex, brachioradialisreflex

21
Q

Welke kennmusculatuur en testen horen bij C6?

A

Biceps brachii, extensor carpi radialis.

Bicepsreflex, brachioradialisreflex, tricepsreflex

22
Q

Welke kennmusculatuur en testen horen bij C7?

A

Triceps (long), flexor carpi radialis, opponens pollicis.

Tricepsreflex.

23
Q

Welke kennmusculatuur en testen horen bij C8?

A

Adductor pollicis, abductor digiti minimi, extensor pollicis, flexor carpi lunaris, extensor carpi lunaris.

Tricepsreflex.

24
Q

Noem opvallende kenmerken van de atlas c1

A
  • Geen proc. spinosus
  • Grote proc. transversii met groot foramen
  • Geen corpus
  • Bovenste gewrichtsvlakken zijn CONCAAF (hol) en onderstande CONVEX (bol)
25
Q

Noem opvallende kenmerken van de axis c2 (met dens)

A
  • Dens heeft facies articularis anterior/posterior
  • Vrijwel geen proc. transversii
  • Grote proc. spinosus en foramen
26
Q

Noem de ligamentaire verbindingen tussen C0-C2

A

Lig apicis dentis
Lig. alaria:
- remt en geleidt rotatie en hecht aan van de dens naar de occipitale condylen

Lig. cruciatum (bestaat uit lig. transversale)
- Remt zowel rotatie als lateroflexie en flexie.

27
Q

Benoem de beweglijkheid van C0-C2

A

Flexie-extensie 45° (29° c0-c1 en 16° c1-c2)
Rotatie 83° totaal (c1-c2 81°)
Lateroflexie 8° totaal

28
Q

Benoem de arthrokinematica van C0-C2 bij hoog cervicale flexie

A

C0 (hoofd) rolt naar ventraal en schuift t.o.v. C1 naar dorsaal (achter)
C1 rolt t.o.v. C2 naar ventraal en schuift iets naar dorsaal
Afstand tussen occiput en boog C2 neemt toe
Atlas bevindt zich ergens tussen C0 en C2 in.

29
Q

Benoem de arthrokinematica van C0-C2 bij hoog cervicale extensie

A

C0 rolt naar dorsaal en schuift naar ventraal t.o.v. C1
C1 rolt naar dorsaal en schuift iets naar ventraal t.o.v. C2
Occiput zal boog van C2 naderen

30
Q

Benoem de arthrokinematica van C0-C2 bij lateroflexie

A

De dens zal de beweging van het occiput volgen door de lig. alaria

Bij de lateroflexie glijdt C0 t.o.v. C1 naar de convexe zijde

C1 glijdt vanwege zijn wigvormige massa lateralis naar de concave zijde

Koppeling lateroflexie C0-C2 met (homolaterale) rotatie door C2 (naar convex glijden van c0 t.o.v. c1 en derhalve op spanning komen van het heterolaterale deel lig. alare.

Let op: proc spinosus C2 draait heterolateraal.

31
Q

Noem hoog cervicale instabiliteittesten

A

Sharp purser test (hoogste spec+val), laterale verschuifbaarheidstest, hoog cervicale flexie test

Outcome=herkenbare neurogene klachten

32
Q

Uit welke twee ligamenten bestaat het lig. cruciforme?

A

Het ligg. Cruciforme atlantis bestaande uit:

  1. Fasciculi longitudinale. (van de dens naar de voorrand van het foramen)
  2. Ligg. transversum atlantis (verbindt de beide massa lateralis van de atlas en verloopt achter de dens en fixeert deze daardoor)