Thema 10 Flashcards

1
Q

De volgende kenmerken wijzen op?

  • Pijn in de nek, schouder/arm, veelal tot in de vingers
  • Tintelingen
  • Uitvalsverschijnselen van reflexen, spierkracht en sensibiliteit
  • Beperkte beweeglijkheid van de plexus brachialis (positieve zenuwrektest)
A

Cervicaal radiculair beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de definitie van closed pack position.

A

De vergrendelstand van het gewricht, waarbij de spier- en bindweefselspanning maximaal is. Het gewricht staat dan ‘op slot’, in zijn stabielste positie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar bevindt zich het lig. cruciatum atlantis en wat is zijn functie?

A

Achter de dens, kruising transversum atlantis en fasciculi longitudinale. Functie: Remt beweging van de dens, houdt axis op zijn plek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van sulcus sign.

A

Doel: Aan- of uitsluiten van posterieure laxiteit van het kapsel. Uitkomstmaat: Bewegingsuitslag humerus distaal/caudaal van het acromion (links/rechts vergelijken). Positief bij ontstaan grotere ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spondylolisthesis heeft de volgende symptomen:

A
  • Lage rugklachten, uitstralend naar de billen
  • Trappetjes fenomeen
  • Bij verder afglijden ook uitstraling in de benen
  • Bij ernstige afglijding ook rijbroekanathesie en incontinentie

Oorzaak: Hypermobiliteit/hyperlordose (spondylolisis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de definitie en incidentie van frozen shoulder?

A

Verkleving van het anteriore kapsel, coracohumerale ligement en glenohumerale ligament. Primair → ideopatisch Secundair → trauma, diabetes (2-4x zo vaak), schildklieraandoening (hyperlipidemia). Incidentie: • 40-60 jr (16% van alle schouderklachten) • Vrouwen > Mannen • 2.4/1000 mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem ziektebeelden die paravertebraal kunnen optreden.

A

Myogeen: Lumbago spit

Neurogeen: Spinale kanaalstenose
Spondylolisthesis

HNP (wortelcompressie)

Houdingsafwijking: Scoliose

Kyfose (M. scheurermann)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van External Rotation Lag Sign.

A

Doel: Aan- of uitsluiten van rotatorcuff pathologie, specifiek gericht op integriteit van de m. supra- en infraspinatus. Uitkomstmaat: De test is positief bij een LAG of angulaire drop. Lag tussen de 5-10° zou kunnen wijzen op partiële ruptuur van de m. supraspinatuspees. Lag tussen de 10-15° zou kunnen wijzen op een gecombineerde ruptuur van de m. supra- en infraspinatuspees.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de volgende onderdelen van het art. SC: Kop: Kom: Bewegingen + ROM: CPP: MLPP: Capsulair patroon: Richting normaal/tractie richting: Lig + Remmingen: Translatie richtingen:

A

Kop (convex): Sternum (protractie/rectractie) /clavicula (elevatie/depressie) Kom (concaaf): Clavicula (protractie/rectractie)/sternum(elevatie/depressie) Bewegingen + ROM: Protractie (30); Retractie (25); Depressie (10); Elevatie (40); Axiale rotatie CPP: nvt. MLPP: nvt Capsulair patroon: max. bewegingsuitslag + pijn Richting normaal/tractie richting: Lateraal, dorsaal, iets craniaal. Lig + Remmingen: - lig. sternoclaviculare posterior: protractie - lig. sternoclaviculare anterior: retractie - lig. costoclaviculare: elevatie, protractie, retractie - lig. interclaviculare: depressie Translatie richtingen: Elevatie: kop is clavicula dus rol is craniaal dus translatie caudaal. Protractie: kop is sternum, schommel is ventraal/mediaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van Apprehension/Relocation/Release Test.

A

Doel: Aan- of uitsluiten van glenohumerale instabiliteit. Uitkomstmaat: Angst of Pijn. Positief bij angst en niet toelaten van de beweging (apprehension) of bij pijn (ventraal) bij bewegen die afneemt bij de relocation test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van internaat Rotation Lag Sign.

A

Doel: Aan- of uitsluiten van rotatorcuff pathologie, specifiek gericht op integriteit van de m. subscapularis Uitkomstmaat: Positief als er een lag ontstaat. Lag tussen de 5-10° zou kunnen wijzen op partiële ruptuur van de m. subscapularispees. Lag tussen de 10-15° zou kunnen wijzen op een totale ruptuur van de m. subscapularispees.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de eigenschappen en functie van het lig. apicis dentis.

A

Locatie: van dens naar zijkanten foramen magnum schedel.

Functie: Dens Axis op zijn plek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij de schommel en glij beweging beweegt de ….. t.o.v. de ……. De translatie richting is dan ……

A

Concave component; Convexe component. Gelijkgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk ligament ligt over de gehele wervelkolom tussen de arci en wat remt het ligament?

A

lig. flavum. Remt: Flexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit hoeveel stadia bestaat frozen shoulder en benoem deze en hun specifieke kenmerken.

A

Fase Symptomen Tijdsduur Pijn Pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf de opbouw en functie van het kapsel.

A

Gewrichtskapsel bestaat uit 2 lagen. - Membrana fibrosa (buitenste laag). Collageen bindweefsel waarvan de vezels doorlopen tot in het periost. De dikte varieert zowel tussen de gewrichten als binnen een gewricht. - Membrana synovialis (binnenste laag). → Subintima (ondersteunt regulering van bewegingen in het gewricht door bloed- en lymfevaten en allerlei receptoren die op veranderingen in lengte en spanning reageren. → Intima: voor de productie en ereabsorptie van synovia. Functie: → Geeft stabiliteit aangewrichten → Produceert Synoviale vloeistof wat er voor zorgt dat het gewricht soepel blijft, het hyalien kraakbeen wordt gevoed en de intracapsulaire ligamenten (kruisbanden, lig. caput femoris) worden ook gevoed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Benoem de rode vlaggen die specifiek voor CWK.

A
  • <20 jr of >50
  • Trauma
  • Langdurig gebruik van corticosteroiden (osteoporose)
  • Neurologische uitval (bilateraal, motorische uitval etc)
  • Problemen met stoelgang/incontinentie
  • Kanker in de voorgeschiedenis
  • Nachtelijke pijnen
  • Gewrichtsverlies (>5kg /mnd)
  • Heesheid/slikklachten
  • Niet mechanische pijn
  • Koorts
  • Algeheel onwel bevinden
  • Structurele standsafwijkeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het model van Cott?

A

Centraal in het onderzoek: Wat wil de patient? - Preferred movement capacity - Current Movement capacity - Maximal achievable movement potential

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de specifieke kenmerken van de thoracale wervels?

A

Proc. Spinosi naar beneden gericht Foramen is kleiner Corpus vertebrae is rond Proc. Transversari verder naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke ligamenten remmen de dens en houden de axis op zijn plek?

A
  • Lig. cruciatum atlantis
  • Lig. transversum atlantis
  • Fasciculi longitudinale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een andere benaming voor frozen shoulder?

A

Capsulitis Adhesiva.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Benoem ziektebeelden die vertebraal (i/d wervel) voor kunnen komen.

A
  • Fractuur: Corpus → Traumatisch

→ Inzakkingsfractuur bij osteoporose

pars interarticularis → Spondylolisthesis

  • Degeneratief: → Spondylose

→ Degeneratievespondylolisthesis

  • Inflammatoir: Infectieus → spondylitis
    non-infectieus → M. Bechterew
  • Tumor: Primaire maligniteit (M. Kahler- kwaadaardige woekering van plasme cellen)
    Metastase
  • Metabole botziekte: → Osteoporose
    → Ziekte van Paget (Chronische reumatische botaandoening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Geef de definitie van screenen en diagnosticeren.

A

Screenen: Vroegtijdig identificeren van een nog niet herkende ziekte of gebrek door middel van een procedure die snel kan worden uitgevoerd. Diagnosticeren: Kunst, techniek of handeling om een oorzaak te vinden van een gevolg aan de hand van optredende verschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de specifieke kenmerken van de atlas?

A

Geen corpus Groot foramen intervertebrale Geen proc. Spinosus 2 foramen transversarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de kenmerken van ALRK en ANK?

A
  • 20e en 55e Levensjaar
  • Lumbosacraal gluteaal en bovenbenen (tot de knie; niet voorbij!)
  • Pijn wordt mechanische beinvloed door (varieert door lichamelijke activiteit; varieert per tijdstip.
  • Geen algemene ziekteverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat omvat het behandelplan, doelen + diagnose.

A
  • # Beoogd eindresultaten/ Hoofddoel
  • # SMART doelstellingen op functie en activiteiten niveau
  • # SMART doelstellingen op persoonlijk en externe factoren
  • # FT interventies per doel
  • # Advies en leefregels (gekoppeld aan de doelstelling)
  • # (Toestemming voor eventuele bijzonder of voorbehouden behandelingen)
  • # Vastgelegde afspraken (frequentie en duur etc)
  • # Besproken met / akkoord van de patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van load and shift test.

A

Doel: Aan- of uitsluiten van anterieure laxiteit van het kapsel. Uitkomstmaat: Bewegingsuitslag humeruskop. Graad 1: Beweeglijkheid humeruskop tot op de rand van het cavitas glenoïdalis Graad 2: Beweeglijkheid humeruskop over de rand van het cavitas glenoïdalis Graad 3: Beweeglijkheid humeruskop over de rand van het cavitas glenoïdalis zonder spontane reductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Impingement kan worden ingedeeld in lokalisatie en oorzaak. Bij lokalisatie zijn dat extern en intern. Geef de kenmerken van deze beiden.

A

Extern: - Bovenkant humeruskop (Ondergrens) - Onderzijde acromion; AC-gewricht en lig. coracoacromiale (bovengrens. - Met name pees m. supraspinatus. Intern: - Caritas glenoïdis scapula en humeruskop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bij de rol en schuif beweging beweegt de ….. t.o.v. de ……. De translatie richting is dan ……

A

Convexe component; Concave component. Tegengesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Benoem de ligamenten a, b, c.

Geef de functie.

A

a. Apicis dentis
b. Alaria (vanuit de dens naar C0 maar ook naar C1)
c. Cruciatum

Functie: Verzorgen stabiliteit in de hoog cervicale wervelkolom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Benoem de rode vlaggen voor het hoofd.

A
  • Hoofdpijn na (recent) trauma
  • Hofdpijn in combinatie met systeemziekte zoals reuma
  • Afvallen
  • Plotseling begin hoofdpijn
  • Constante pijn die niet afneemt in rust of bij verandering van positie
  • Kanker
  • Algemeen onwelbevinden
  • Nachtelijke pijn
  • Focale neurologische tekenen en symptomen
  • Begin hoofdpijn >50e levensjaar
  • Verandering in de mentale gestelheid zoals: geheugenstoornissen, verwardheid, bewustzijnsdaling, slaperigheid, verhoofd prikkelbaarheid
  • Toegenomen frequentie/intensiteit van hoofdpijn
  • Uitvalsverschijnselen en/of uitgebreide neurologische verschijnselen
  • Retro-orbitale hoofdpijn, misselijkheid en braken en visuele verschijnselen zoals blinde vlekken, dubbel zien, wazig zien.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Beschrijf de pathofysiologie van frozen shoulder.

A

• Lokale collageen productie (type III ipv type I- crosslinking) • Myofibroblasten (contracturen, wordt elkaar toe gebracht) • Fibroplasie: Meer bindweefsel wordt aangemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Geef drie voorbeelden van best evidence practice beslissingen.

A
  • Best evidence: Waar het meeste bewijs voor is dat de behandeling werkt. - Clinical expertise: Uit ervaring van de therapeut. Eerder patiënten behandeld met eenzelfde soort klachten, waarbij een bepaalde behandeling goed geholpen heeft. - Patient values: Wat de patient verwacht wat voor soort behandeling de therapeut zal geven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van O’brien test

A

Doel: Aantonen of uitsluiten van betrokkenheid van het labrum superoir of AC-gewricht bij de impingement klachten. Uitkomstmaat: Pijnreductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van Full Can test

A

Doel: Aantonen of uitsluiten van rotatorcuff pathologie (specifiek functie m. supraspinatus) Uitkomstmaat: Krachtverlies en pijn in de schouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoeveel soorten ligamenten zijn er en waaruit bestaan deze?

A

3 soorten. 1. Intercapsulaire ligamenten 2. Extracapsulaire ligamenten 3. Intracapsulaire ligamenten. Ligamenten bestaan uit strafregelmatig bindweefsel. Vezels lopen allemaal in dezelfde richting. Bestaat voor groot deel uit collageen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Beschrijf de ligging en functie van lig. alaria.

A

Ligging: Van dens naar zijkanten foramen magnum schedel. In twee punten achterom de dens.

Functie: Houdt dens op zn plek. Belangrijk voor het meebewegen schedel met wk.

38
Q

Benoem de ligamenten die over de gehele WK lopen en flexie remmen.

A

* lig. longitudinale posterior

* lig. flavum

* lig. interspinale

* lig. supraspinale

* lig. intertransversarium (behalve lumbaal)

39
Q

Benoem 3 kenmerken uit de anamnese.

A
  1. Exploratie
  2. Probleemanalyse
  3. Informatie uitwisselen
40
Q

Wat is typerend voor hypofunctie cervicaal?

A

Bewegingsfunctie stoornis:

  • Hoogcervicaal
  • Midcervicaal
  • CTO/TWK
41
Q

Welke bewegingen zijn er mogelijk in C0-C2 en de graden.

A
  • Flexie- extensie (45 °)
  • 29° tussen C0-C1
  • 16° tussen C1-C2
  • Rotatie (83° li en re)
  • C0-C1; 2°
  • C1-C2; 81°
  • Lateroflexie (8° li en re)
  • C0- C2; lateroflexie li-re 8° (nihil)
  • Bij lateroflexie een homolaterale verschuiving van C1.
42
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van Speed’s test

A

Doel: Aantonen of uitsluiten van de betrokkenheid van de bicepspees bij impingementklachten. Uitkomstmaat: Pijn rond het bicipitale glijvlak

43
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van de Test van Jobe.

A

Doel: Aantonen of Uitsluiten impingement Uitkomstmaat: Pijn. Positief bij pijn (evt. minder kracht) bij aanspannen.

44
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van Scapula assistent test (SAT)

A

Doel: Aantonen of uitsluiten van betrokkenheid van de scapula bij impingement klachten. Uitkomstmaat: Pijnreductie

45
Q

Noem de vier kenmerken van methodisch handelen?

A
  1. Doelgericht
  2. Bewust (Oordelen pt en therapeut gebaseerd op normen en waarden. Besluiten op basis van: Best evidence, clinical expertise, patient values)
  3. Systematisch
  4. Procesmatig
46
Q

Inhoud van de fysiotherapeutische diagnose?

A

* Leeftijd + contactreden patient (PIP/NPIP/Hulpvraag)

* Gezondheidsproblemen qua aard (ICF), beloop (tijdslijn) en prognose: - Onderliggende medische factoren

  • Externe/Omgevingsfactoren
  • Persoonlijke factoren

* Tijdslijn (beloop van het herstel VB: bindweefsel hersteltijd)

* Te verwachten herstel (prognose)

47
Q

Beschrijf de kenmerkende eigenschappen van de fasciculi longitudinale en zijn functie.

A

Locatie: Achter de dens (longitudinale vezels van lig. cruciatum)
Functie: Remt beweging dens. Houdt axis op zijn plek

48
Q

Wat is typerend voor cervicale motor control impairment?

A

Actieve instabiliteit:

  • Vermoeid gevoeld
  • Pijn
  • Bewegingsbeperking
  • Stijfheid
49
Q

Geef de definitie van capsulair patroon.

A

Een voor ieder gewricht kenmerkende volgorde van (al of niet pijnlijke) bewegingsbeperkingen die ontstaan bij irritatie van het totale gewrichtskapsel, zoals bij artritis of artrose.

50
Q

Wat zijn de kenmerken van secundaire impingement?

A

De inkleding wordt uitgelokt onder bepaalde omstandigheden; zoals tijdens bepaalde bewegingen of houdingen. Meestal biomechanisch of functioneel probleem. Kan zowel in subacromiale ruimte als het glenohumerale gewricht.

51
Q

Wat zijn de specifieke kenmerken van de cervicale wervels?

A

Klein rechthoekig corpus

Foramen transversarium

Driehoekig foramen intervertebrale

Gevorkte proc. Spinosus

C7 is vertebrae prominens

Proc. Uncinatus

52
Q

Welke onderdelen bevinden zich in het oriënterende onderzoek?

A
  1. Anamnese (incl. vragenlijsten + 1e observatie) 2. Activiteiten onderzoek 3. Inspectie 4. Orienterende palpatie 5. Actief onderzoek 6. Passief onderzoek 7. Weerstand onderzoek
53
Q

Benoem de oorzaken van impingement.

A

Rotatorcuff: Craniale verplaatsing humerus bij RC aandoening. Scapulaire dyskinesie: Scapula volgt humerus niet goed (geen sup/ ext rotatie en posteriore tilting.) Slap-Leaste: instabiliteit, weinig ruimte subacromiale ruimte. GIRD: Contractuur posterieure kapsel.

54
Q

Wat zijn de invloeden van cortisol op het lichaam?

A
  • Remt ontstekingsmediatoren (IL-1; prostaglandinen)
  • Remt aanmaak immuunmediatoren (Lymfokinen)
  • Remt enzymatische afbraak door witte bloedcellen (kwaliteit bindweefsel neemt af)
  • Eiwitten in weefsel kan afnemen (gluconeogenese)
  • Minder matrix en collageen door remming DNA transcriptie in fibroblast.
55
Q

Geef de definitie van maximal loose pack position.

A

De ruststand van een gewricht, waarbij de spier- en bindweefselspanning minimaal is. Dit is de meest mobiele positie van het gewricht.

56
Q

Hoe loopt lig. transversum atlantis en wat is zijn functie?

A

Achter de dens (transversale vezels van lig. cruciatum).

Loopt van transversaal van ene kant axis naar andere kant.

Remt: beweging dens. Houdt Axis op zijn plek.

57
Q

Benoem de meest voorkomende symptomen van impingement.

A

* Painful arch (80/90- 120) * Pijn bij bovenhandse bewegingen neemt toe * Leeftijd (>40 jaar) * Pijn heeft scherp karakter * Pijn in deltoideus regio. * Objectiveren met: DASH of SPADI * Pijn objectiveren met: NRS of VAS

58
Q

In de richtlijn whiplash wordt gesproken over een WAD-indeling. Waaruit bestaat deze indeling?

A

0 = Geen klachten

1 = Pijn, stijf- en gevoeligheid nek

2 = Nekklachten en andere klachten van houdings- en bewegingsapparaat

3 = Nekklachten en neurologische uitvalsverschijnselen

4 = Nekklachten en fracturen of dislocaties

59
Q

Wat voor een soorten gespreksvormen zijn er en wat is er kenmerkend per vorm?

A
  • Open: Ruimte voor eigen verhaal patient Meer ruimte voor belevingsaspecten Meer dan alleen voor de fysiotherapeut relevante informatie. - Gesloten: Weinig ruimte voor de beleving van de patient Volledig verzamelen van voor fysio relevante informatie Soms noodzakelijk, gebaseerd op behandelprotocol.
60
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van Scapula Reposition Test (SRT)

A

Doel: Aantonen of uitsluiten van betrokkenheid van de scapula bij impingement klachten. Uitkomstmaat: Pijnreductie en toename kracht.

61
Q

De volgende rode vlaggen zijn specifiek voor de …..?

  • (recent) trauma
  • Al langer bestaande (onverklaarbare) koorts
  • Recent onverklaardbaar gewichtsverlies (>5kg/mnd)
  • Langdurig gebruik van corticosteroiden
  • Constante pijn die niet afneemt in rust of bij verandering van positie
  • Kanker in de voorgeschiedenis
  • Algemeen onwelbevinden
  • Nachtelijk pijn (die aanhoudt als u van houding veranderd bent)
  • Uitgebreide neurologische tekenen en symptomen.
A

Thoracale wervelkolom.

62
Q

Benoem de volgende onderdelen van het art. humeri: Kop: Kom: Bewegingen + ROM: CPP: MLPP: Capsulair patroon: Richting normaal/tractie richting: Lig + Remmingen: Translatie richtingen:

A

Kop: Caput humeri (convex) Kom: Cavitas glenoidale van de scapula (concaaf Bewegingen + ROM: Anteflexie (90-100); Retroflexie (60) Exorotatie (90); Endoratie (90); Abductie (80-90); Adductie (75) CPP: Max. obductie + exo + horizontale extensie MLPP: ± 60 abd ± 60 ante; onderarm 30 t.o.v. horizontale vlak Capsulair patroon: Exorotatie >Abductie>Endorotatie Richting normaal/tractie richting: Lateraal/Ventraal/iets craniaal Lig + Remmingen: - lig. glenohumerale superior: exorotatie - lig. glenohumerale inferior: Abductie + exorotatie - lig. glenohumerale mediale: Abductie + exorotatie - lig. coracohumerale anteriore vezels: Retroflexie - lig. coracohumerale posteriore vezels: Anteflexie Translatie richtingen: - Abductie: Rol : Causaal/lateraal/ventraal - Exorotatie: Rol: Ventraal/Mediaal.

63
Q

Wat zijn de specifieke kenmerken van de axis?

A

Dens is het corpus Verbonden met C1 en C0 Gevorkte proc. Spinosus Foramen transversarium

64
Q

AC-Luxatie wordt ingedeeld via …… Beschrijf de types.

A

Tossy.

Type I: Geen schade aan ligamenten, zijn alleen opgerekt. Wel letsel aan kapsel

Type II: Ruptuur van het ACL

Type III: Ruptuur aan het ACL en CCL + Luxatie (pianotoets) Type IV: Luxatie clavicula door trapezius + subbutaan

Type V: Luxatie clavicula naar boven (pianotoets 2)

Type VI: Luxatie clavicula naar beneden onder het coracoid.

65
Q

Benoem de signs and symptoms van Cervicogene hoofdpijn.

A
  • Unilaterale ‘sidelock’
  • Start occipitaal
  • Niet pulserend
  • Uitlokbaar

Klinisch, lab en/of beeldonderzoek heefft bwezen dat er een aandoening of leasie zit in de CWK of weke delen waarvan bekend/algemeen anavaard is dat ze een geldige oorzaak zijn van hoofdpijn.

Pijn verdwijnt met succesvolle behandeling van de oorzakelijk aandoening of leasie binnen 3 maanden.

66
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van Biceps load 2 test.

A

Doel: Aantonen of uitsluiten van SLAP lease bij de impingement klachten. Uitkomstmaat: Pijnprovocatie.

67
Q

Waar loopt lig. interspinale?

A

Tussen de proc. spinosi over de gehele wk

68
Q

Hoofdpijn wordt ingedeeld via IHS.

Waar staat dit voor en welke soorten zijn er?

A

International headache society classification.

I Migraine

II Tension Type Headache (TTH)

III Cluster headache

IV Other primary headaches

69
Q

Benoem ziektebeelden die intervertebraal kunnen optreden.

A

Degeneratief: HNP

Discopathie (uitpuiling/uitstulping discus)

Spondylartrose (facetartrose)

Degeneratieve spondylolisthesis

Inflammatoir: Spondylodiscitis (ontsteking discus en wervel)

70
Q

Whiplash gerelateerde prognostische factoren benoemen.

A

Aan whiplash gerelateerd:

  • Afgenomen beweeglijkheid
  • Eerder hoofdtrauma
  • Vrouwelijk geslacht
  • Hogere leeftijd

Aan chronische pijn gerelateerd:

  • Chronische pijn
  • Omgang met klachten
  • Psychosociale factoren (passieve copingstijl)
  • Angst, problemen op werk, slaapstoornissen
71
Q

Benoem de volgende onderdelen van het art. AC:

Kop:

Kom:

Bewegingen + ROM:

CPP:

MLPP:

Capsulair patroon:

Richting normaal/tractie richting:

Lig + Remmingen:

Translatie richtingen:

A

Kop: n.v.t.

Kom: n.v.t.

Bewegingen + ROM: protractie; retractie; elevatie; depressie; mediorotatie; laterorotatie

CPP: n.v.t.

MLPP: n.v.t.

Capsulair patroon:

Maximale bewegingsuitslagen en pijn.

Richting normaal/tractie richting: craniaal; ventraal en mediaal vanuit acromion.

Lig + Remmingen:

  • lig. coracoacromiale: stabiliteit
  • lig. acromioclaviculare; stabiliteit
  • lig. coracoclaviculare; stabilieit Translatie richtingen: -
72
Q

Waardoor wordt tension type headache (TTH) getypeerd?

A
  • Aanwezigheid van drukkende of knellende hoofdpijn rondom de schedel gedurende minuten tot vele dagen zonder misselijkheid of braken
  • Intensiteit: licht tot matig. Meestal tweezijdig gelocaliseerd.
73
Q
  • Eerste hoofdpijn >40 jaar
  • Temporale hoofdpijn >50 jaar (arteritis temporalis)
  • Toenemende hoofdpijn ondanks behandelingen

zijn voorbeelden van rode vlaggen voor hoofdpijn. Noem nog 3 andere.

A
  1. Plotseling erngstige hoofdpijn
  2. Hoofdpijn in combinatie met neurologische verschijnselen
  3. Sentinel headache (Occipitalte eenzijdige hoofdpijn als “waarschuwing van een aneurysma a. vertebralis; a. carotis interna)
74
Q

Wat zijn de specifieke kenmerken van de lumbale wervels?

A

Brede proc. Spinosi L4-L5 Groot en breed corpus

75
Q

Wat zijn de kenmerken van primaire impingement?

A

Structurele veranderingen zorgen voor vernauwing van de subacromiale ruimte. Oorzaken: - Osteofyt vorming t.h.v. het AC-gewricht - Benige afwijking van het acromion - Zwelling van de rotatorcuff pezen of van de bursa.

76
Q

Hoe noem je een wervelbreuk en elke vormen zijn er?

A

Spondylose.

Primair (Degeneratief)

Secundair (M. Scheuermann; of langdurig gebruik corticosteroiden)

Ontstaat bij discus of facetgewrichten a.g.v. overbalsting van de wervelkolom en/of aanleg voor M/ scheuermann.

77
Q

Welke categorieën bevinden zich in de fysiotherapeutische anamnese?

A
  • Personalia - Hulpvraag - Gezondheidsprobleem /gezondheidstoestand - Historie en beloop - Invloeden op het probleem - Relatie met vroegere of andere problemen - Behandeling en resultaten - Restrictie en adviezen - Contra-indicaties - Individuele omstandigheden - Verwachting - Lekenoordeel - Oplossing van de patient
78
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van drop sign.

A

Doel: Aantonen of uitsluiten van rotatorcuff pathologie, specifiek gericht op de functie van de m. infraspinatus Uitkomstmaat: Positief bij lag of angulaire drop. Lag tussen de 5-10° zou kunnen wijzen op partiële ruptuur van de m. infraspinatuspees. Lag tussen de 10-15° zou kunnen wijzen op een totale ruptuur van de m. infraspinatuspees.

79
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van de Test van Neer.

A

Doel: Aan- of uitsluiten impingement. Uitkomstmaat: Pijn. Positief bij pijn in de eindpositie.

80
Q

Welke vorm van spondylose ontstaat bij overmatige strekactiviteit.

A

Spondylolysis; vaak bij kinderen of adolescenten a.g.v. overmatige strekactiviteit (turnen, ballet, rugby, karate) Meestal stressfractuur: L5.

81
Q

Beschrijf vier strategieën van probleemoplossing inclusief voor- en nadelen.

A
  1. Hypothetic-deductive benadering.

Voordelen: Hypotheses geven richting aan onderzoek. Veel verschillende conclusies.

Nadelen: Irritant

  1. Patroonherkenning.

Voordelen: Veel ervaring met de behandeling. Nadelen: Alleen verschijnselen worden herkend die passen in het veronderstelde probleem, dus snel andere verschijnselen over het hoofd gezien. Vaak verkeerde diagnose door te snelle conclusie.

  1. Algoritme of beslisboom. Voordelen: voor complexe problemen. Nadelen: Beperkt beschikbaar.
  2. Verzamelmethode. Voordelen: Goed om onbekend patroon te onderzoeken. Nadelen: Niet effectief en efficient, Teveel onderzoeken, duurt heel lang, niet voor complexe problemen.
82
Q

Benoem doel en uitkomstmaat van Hawkins-Kennedy test.

A

Doel: Aantonen of Uitsluiten impingement Uitkomstmaat: Pijn. Positief bij pijn in de schouder

83
Q

Wat zijn de kenmerken van de functionele anatomie van de hoog cervicale regio?

A

Atlas:

  • Ontbreken van wervellichaam
  • Bovenste gewrichtsvlakken zijn concaaf
  • Onderste gewrichtsvlakken zijn convex
  • Rudimentair processus spinosus
  • Relatief grote proc. transversii met foramen

Axis:

  • Dens, de tand van de draaier
  • Fascies articular anterior en posterior
  • Fovea articularis superior en inferior
  • Kracht proc. spinosus
  • Zwak proc. transversus
84
Q

Wat is typerend voor een radiculopathie?

A

Neurogeen:

  • Aspecifieke neurologische symptomen.
  • Tintelingen/doofheid
  • Verminderde kracht
  • etc.
85
Q

Welke vragen moet je altijd beantwoorden in het model van Cott?

A
  • Welke interne factoren hebben invloed? - Welke externe factoren hebben invloed? - Wat is het instapniveau an de patient op Movement Continuum?
86
Q

Benoem de kenmerken van een lumbosacraal syndroom.

A
  • Unilaterale pijn in been >rugpijn
  • Pijn straalt in het algemeen uit tot voet/tenen
  • Niet alleen discogeen van oorspring
  • Paraesthesie, sensibiliteitsstoornis
  • Neuromeningeale prikkeling (Afgenomen SLR, slump)
  • Motorisch, sensibele of reflexie functie afname (passend bij 1 segment.)
87
Q

Welke spieren behoren tot het transversospinale systeem?

Geef de origo en insertie.

A
  • M. Semispinalis
  • M. Rotatores longi (2 wervels omhoog)
  • M. Rotatores breves (1 wervel omhoog)
  • M. Multifidus (2-4 wervels omhoog)

Origo: Proc. transversus

Insertie: Proc. spinosus

Innervatie: rr. dorsales van de spinale zenuwen

Functie: Uni → Heterolaterale rotatie; lateroflexie

Bi → Extensie

88
Q

Welke spier horen bij het spinale systeem en wat is de origo en insertie?

A
  • M. Spinalis
  • Mm. Interspinalis

Origo: proc. spinosus

Insertie: proc. spinosus

Innervatie: rr. dorsales v/d spinale zenuwen

Functie: Extensie (lateroflexie)

89
Q

Welke spieren behoren tot het spinotransversaal systeem en wat is de origo en insertie?

A
  • M. splenius
  • Capitis
  • Cervicis

Origo: proc. spinosus

Insertie: proc. transversus.

Innervatie: Laterale takken van de rr. dorsales van de spinale zenuwen (C1-C6)

Functie: Uni → homolaterale rotatie; lateroflexie

Bi → Extensie

90
Q

Beschrijf de onderdelen van het laterale systeem en de origo en insertie.

A

Lateraal systeem bestaat uit een transversaal deel en een intertransversaal deel.

Transversale deel:

  • M. iliocostalis (C8-L1)
  • M. longissimus (C1-L5)

Origo: sacrum, ilium, proc. transversus, costae

Insertie: proc. transversus, costae

Innervatie: laterale vertakking van de rr. dorsales

Functie: Uni → lateroflexie
Bi → Extensie

Intertransversaal

  • M. Intertransversarii

Origo: Proc. transversus

Insertie: proc. transversus

Innervatie: rr. dorsales v/d spinale zenuwen en de rr. ventrales

Functie: Uni → Lateroflexie

Bi → Extensie