Thema 1 Flashcards
Anatomicomedical terminology
Mediaan vlak
Verticaal vlak dat je lichaam in links en rechts verdeeld: In het midden
Anteroposterior
Van voor naar achter
Sagittaal vlak
Verticale vlakken door het lichaam parallel aan het mediane vlak
Frontaal/Coronaal vlak
Verticaal vlak die het lichaam in anterior en posterior verdeeld
Transversaal vlak
Horizontaal vlak die het lichaam in superior en inferior verdeeld
Longitudinale sectie
Secties in de lengte richting of parallel aan de axis: 180 draai mogelijkheid
Transversale sectie
Secties die in een rechte hoek liggen tegen de longitudinale axis
Oblique/Schuine sectie
Sectie die schuin lopen
Superior/Cranial
Een structuur dat dichterbij de vertex ligt
Vertex
Toppunt van de cranium/schedel ( skull )
Inferior/Caudal
Een structuur dat dichterbij de voet ligt
Posterior/Dorsaal
Refereert aan de achter oppervlakte van het lichaam
Anterior/Ventraal
Refereert aan de voor oppervlakte van het lichaam
Rostral
I.p.v. anterior om dichterbij de rostrum aan te geven
Medial
Manier om aan te geven dat een structuur dichterbij het mediale vlak is
Lateral
Manier om aan te geven dat een structuur verder weg is van het mediale vlak
Dorsum
Het uiterste puntje van een lichaamsdeel/ Het posteriori oppervlakte van de hand
Inferomedial
Dichterbij de voeten en het mediane vlak
Superolateral
Dichterbij het hoofd en verder weg van het mediane vlak
Superficial/ Intermediate/ Deep
De positie van een structuur in vergelijking met een andere structuur
External
Buiten of verder weg van het centrum van een orgaan
Internal
Binnen of dichterbij het centrum van een orgaan
Proximal
Dichterbij ( het punt van origine )
Distal
Verder weg ( het punt van origine )
Palmar
Het anterior deel van de hand ( palm )
Dorsal (h)
Het posterior deel van de hand ( dorsum )
Plantar
Het inferior voet oppervlakte ( zool )