Thema 02 - Grote en kleine koningen Flashcards
de volksverhuizing
Bij een volksverhuizing trekt een volk naar een ander woongebied.
Clovis
Clovis was de Frankische koning die zich tot het christendom bekeerde.
de Merovingers
De Merovingers waren de nakomelingen van koning Clovis. Zij leidden het Frankische Rijk. Extra: Nakomelingen is een mooi woord voor kinderen en kleinkinderen en zo.
Karel de Grote
Karel de Grote was een keizer die het Frankische Rijk groot maakte en het leenstelsel invoerde.
de paus
De paus is de baas van de katholieke kerk.
het Karolingische koningshuis
Het Karolingische koningshuis waren de koningen uit één familie die het Frankische Rijk leidden.
de leenman
Een leenman is iemand die grond van een leenheer bewerkt (dus een boer of een landbouwer).
de graafschap
Een graafschap is een gouw (stuk land) van een rijke leenheer, die graaf genoemd werd.
de gouw
Een gouw is een stuk land van een leenheer. Karel de Grote verdeelde Nederland in dertig gouwen.
de leenheer
De leenheer is de eigenaar van een stuk grond dat hij door een ander liet bewerken.
de zendgraaf
De zendgraaf controleerde of de gebieden in het rijk van Karel de Grote goed werden bestuurd.
de rentmeester
Een rentmeester bestuurde het gebied van een graaf, als de graaf zelf weg was.
het leenstelsel
Het leenstelsel is het systeem waarbij leenmannen stukken land van de koning (leenheer) beheren.
Floris V (de vijfde)
Floris V was graaf van Holland en Zeeland. Hij gaf de boeren meer macht en werd daarom vermoord.
de Ridderzaal
De Ridderzaal is de grote feestzaal van het Binnenhof in Den Haag.