Thema 02 - Grote en kleine koningen Flashcards

1
Q

de volksverhuizing

A

Bij een volksverhuizing trekt een volk naar een ander woongebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Clovis

A

Clovis was de Frankische koning die zich tot het christendom bekeerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de Merovingers

A

De Merovingers waren de nakomelingen van koning Clovis. Zij leidden het Frankische Rijk. Extra: Nakomelingen is een mooi woord voor kinderen en kleinkinderen en zo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Karel de Grote

A

Karel de Grote was een keizer die het Frankische Rijk groot maakte en het leenstelsel invoerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de paus

A

De paus is de baas van de katholieke kerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het Karolingische koningshuis

A

Het Karolingische koningshuis waren de koningen uit één familie die het Frankische Rijk leidden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de leenman

A

Een leenman is iemand die grond van een leenheer bewerkt (dus een boer of een landbouwer).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de graafschap

A

Een graafschap is een gouw (stuk land) van een rijke leenheer, die graaf genoemd werd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de gouw

A

Een gouw is een stuk land van een leenheer. Karel de Grote verdeelde Nederland in dertig gouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de leenheer

A

De leenheer is de eigenaar van een stuk grond dat hij door een ander liet bewerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de zendgraaf

A

De zendgraaf controleerde of de gebieden in het rijk van Karel de Grote goed werden bestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de rentmeester

A

Een rentmeester bestuurde het gebied van een graaf, als de graaf zelf weg was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het leenstelsel

A

Het leenstelsel is het systeem waarbij leenmannen stukken land van de koning (leenheer) beheren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Floris V (de vijfde)

A

Floris V was graaf van Holland en Zeeland. Hij gaf de boeren meer macht en werd daarom vermoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de Ridderzaal

A

De Ridderzaal is de grote feestzaal van het Binnenhof in Den Haag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het Binnenhof

A

Het Binnenhof in Den Haag was het woonpaleis van Floris V. Nu zit daar de Nederlandse regering.

17
Q

de huwelijkspolitiek

A

Bij huwelijkspolitiek regelen graven dat hun kinderen met elkaar trouwen zodat er meer land in hun bezit komt.

18
Q

het Bourgondische Rijk

A

Het Bourgondische Rijk was een gebied dat steeds groter werd, vooral door huwelijken.

19
Q

Filips de Goede

A

Filips de Goede was de belangrijkste hertog van Bourgondië. Hij zorgde voor een centraal bestuur.

20
Q

de vierlander

A

De vierlander was de munt die Filips de Goede liet slaan voor het Bourgondische Rijk.

21
Q

de Staten

A

De Staten waren groepjes mensen van een graafschap die advies en geld gaven aan Filips de Goede.

22
Q

het centraal bestuur

A

Als een gebied een centraal bestuur heeft, dan wordt daar alles op dezelfde manier geregeld.

23
Q

de Staten-Generaal

A

Alle Staten samen waren de Staten-Generaal. Nu zijn het de leden van de Eerste en Tweede Kamer.