The Hate U GIve Flashcards
1
Q
accountability
A
verantwoordelijkheid
2
Q
adversity
A
tegenspoed
3
Q
allegation
A
beschuldiging
4
Q
allegiance
A
trouw
5
Q
ally
A
bondgenoot
6
Q
alturism
A
alturisme
7
Q
ambiguity
A
dubbelzinnigheid
8
Q
ambivalence
A
tweeslachtigheid
9
Q
bias
A
vooroordeel
10
Q
condemnation
A
veroordeling
11
Q
commemorate
A
herdenken
12
Q
defiance
A
trotse ongehoorzaamheid
13
Q
dehumanization
A
ontmenselijking
14
Q
denounce
A
aan de kaak stellen
15
Q
disenfranchisement
A
ontzetting uit burgerrechten
16
Q
equality
A
gelijkheid
17
Q
erasure
A
uitwissing
18
Q
euphemism
A
eufemisme
19
Q
explotation
A
uitbuiting
20
Q
fairness
A
eerlijkheid
21
Q
gentrification
A
gentrifactie
22
Q
impartiality
A
ompartijdidgheid
23
Q
implicit
A
impliciet
24
Q
impunity
A
straffeloosheid
25
inevitable
onvermijdelijk
26
injustice
onrecht
27
instutionalized
geinstitutionaliseerd
28
oppression
onderdrukking
29
preception
waarneming
30
perpetrator
dader
31
perpetuate
bestendigen
32
polarization
polarisatie
33
precarious
precair/onzekker
34
prejudice
vooroordeel
35
prevalent
gangbaar/wijdverspreid
36
provoke
uitlokken
37
rebellion
opstand
38
reconciliation
verzoening
39
repercussions
gevolgen
40
resilience
veerkracht
41
retaliation
vergelding
42
stereotype
stereotype
43
subtlety
subtiliteit
44
undermine
ondergraven
45
vindication
rechtvaardiging
46
vulnerability
kwetsbaarheid
