Thailand Flashcards

1
Q

Tropisch regenwoud

A

Dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tropisch klimaat

A

Warm, vochtig klimaat met een gemiddelde temperatuur die altijd hoger is dan 18 °C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cultuur

A

Alles wat je hebt aangeleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volk

A

Een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont en dezelfde cultuur heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klimaatdiagram

A

Diagram met een overzicht van de gemiddelde temperatuur en neerslag van een plaats of een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Temperatuur

A

Hoe koud of warm het is uitgedrukt in graden Celsius of Fahrenheit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neerslag

A

Water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerslaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Maximumtemperatuur

A

De hoogste temperatuur op een dag, meestal 2 of 3 uur na de hoogste zonnestand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Minimumtemperatuur

A

De laagste temperatuur op een dag, meestal vlak voor zonsopgang gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Staat

A

Een duidelijk begrensd gebied met een soeverein bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Natie

A

Een volk dat als enige volk in één staat woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Natiestaat

A

Een staat waar één volk woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inrichting

A

Het gebruik van de ruimte voor wonen, werken, verkeer en recreatie. Heet ook ruimtegebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cultuurgebied

A

Gebied met overeenkomsten in de cultuur (taal, gewoonten, godsdienst).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diffusie

A

Situatie waarin cultuurelementen zich van het ene naar het andere cultuurgebied verspreiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schiereiland

A

Een gebied dat aan drie kanten is omringd door de zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Multicultureel

A

Mensen uit verschillende culturen die met elkaar samenleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Etnische groep

A

Een groep mensen met een andere cultuur dan die van andere bevolkingsgroepen in een land.

19
Q

Kolonie

A

Gebied in een ander werelddeel dat in het bezit is van (meestal) een Europees land.

20
Q

Natuurlijke grens

A

Grens langs een natuurlijk obstakel, zoals een rivier of een gebergte.

21
Q

Kunstmatige grens

A

Een grens die door mensen is bepaald en die is aangegeven met borden en grenspalen.

22
Q

Continentaal plat

A

Het deel van de zeebodem dat bij een land hoort.

23
Q

Ontwikkelingskenmerk

A

Kenmerk waarmee je de armoede of de rijkdom in een land kunt meten.

24
Q

Koopkracht

A

Het aantal goederen of diensten dat je van je geld kunt kopen.

25
Q

Basisbehoefte

A

Iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven (voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg).

26
Q

Ontwikkelingspeil

A

Het niveau van de rijkdom of de armoede in een land.

27
Q

Infrastructuur

A

Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.

28
Q

Kaart

A

Een verkleinde tekening van een gebied.

29
Q

Legenda

A

Uitleg van de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart.

30
Q

Bruto nationaal product (bnp)

A

Totale productie van goederen en diensten in een land in een jaar, uitgedrukt in geld.

31
Q

Bnp per inwoner

A

Het gemiddelde inkomen per inwoner, berekend door het bnp te delen door het aantal inwoners van een gebied.

32
Q

Sociale ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart tussen verschillende groepen mensen in een gebied.

33
Q

Regionale ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied.

34
Q

Bruto binnenlands product

A

De waarde van de producten en diensten die binnen de landgrenzen worden verdiend per jaar.

35
Q

Analfabetisme

A

Het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen of schrijven.

36
Q

Artsendichtheid

A

Het aantal artsen per duizend inwoners.

37
Q

Zuigelingensterfte

A

Het aantal kinderen dat in het eerste levensjaar sterft (per duizend levendgeborenen).

38
Q

Tropen

A

Warme luchtstreek rond de evenaar tussen 23½° N.B. en 23½° Z.B.

39
Q

Evenaar

A

De lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.

40
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).

41
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van mensen over een land of gebied.

42
Q

Sawa

A

Rijstakker die onder water staat met behulp van irrigatie.

43
Q

Irrigatie

A

Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden.

44
Q

Stijgingsregen

A

Regen bij de evenaar. Ontstaat door opwarming van de lucht, waardoor die lucht gaat stijgen en afkoelen.