TGRandomNieuw Flashcards

1
Q

Wat is theater?

A

Theatron, spectare: plaatsen voor toeschouwers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar komt theater vandaan?

A

Mythe (verhalen) en Rituelen (herhaling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Storytelling als basis voor theater?

A

Luisteren en meevoelen, Imitatie, Fantasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drie voorwaarden voor theater

A

Komische visie, esthetisch gevoel, toeschouwers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pre-Grieks theater

A

Abydos passion plays

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschillen tussen Egyptisch en Grieks theater

A

Statisch en repetitief tov Dynamisch en veranderend
Nooit verder dan ritueel vs Autonoom en jaarlijks veranderend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Drie Griekse theatervormen

A

Tragedie, satire, komedie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Plot van tragedies

A

uit Griekse mythologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorloper tragedies

A

Dithyrambe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drie tragedieschrijvers

A

Aeschylus, Sophocles, Euripides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vier redenen voor ontwikkeling Komedie

A

Oorlog, plaag, afbrokkeling democratie, economische recessie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Satire vs komedie (5)

A

Verleden vs heden
ruraal vs urbaan
chaos vs orde
geen goed einde vs altijd goed einde
lachen met mythe vs lachen met politici (parabasis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Structuur van komedies

A

Dagdagelijkse handeling
opbouw crisis
crisis oplossen
herval in oorspronkelijke staat
goed einde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee principes voor komedies

A

Superioriteit (hoongelach)
Incongruiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Griekse Komedie schrijver

A

Aristophanes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Antigone volgens Hegel

A

Creon = staat
Antigone = huishouden
spanning tussen beiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Antigone volgens Butler

A

Antigone overstijgt grenzen tussen familie en staat, geen klassieke familiegeschiedenis of vrouwelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Voorloper Sanskriet Drama

A

Gupta, Kailasa tempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Basistekst Sanskriet drama

A

Mahabharata, belangrijkste deel is Bhagavad Gita

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dharma

A

Manier van leven, deel zijn van het universum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kaste vs klasse

A

Opgelegd vs behaald
Goddelijk vs seculier
aanrakingen gereguleerd vs relaties gereguleerd
ook na de dood vs stopt met dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Rasa

A

Smaak, gevoel van toeschouwer (niet emotie van spelers). Meestal één dominante per stuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Dramaturgische tekst Sanskriet

A

Natyasastra, Bharata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Drie types sanskriet theater

A

Nataka (gekend, oud verhaal)
Parakarana (nieuw verhaal)
Samavakara (Goden en bekende held)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Traditionele Sanskriet acteertechnieken
Abhinaya Gestiek, emotie, stem, make-up en kostuums
26
Twee hedendaags Indische theatersoorten
Kuttiyattam dansen en vertellen, olielampen, spel met ogen en lichaamstaal Khatakali heldere verhaallijn, dans, emotie in gezicht en make-up
27
Oorsprong Japans Theater
Amaterasu, godin verstopt in grot
28
Twee theatersoorten Japans Theater
Gigaku, elegant entertainment Gagaku, elegante muziek en dans (bestaat nog)
29
Noh spelertypes (2)
Shite (protagonisten) Waki (side figures)
30
Vijf types Noh
1. God 2. Krijger 3. Pruik/vrouw 4. Miscellaneous 5. Demonen
31
Twee soorten Noh
Genzai: Realiteit (protaginist is reëel persoon) Mugen: Droom (protagonist is geest)
32
Grieks theater vs Noh (7)
Geen begin, einde Voor goden en rijken Protagonisten zijn vaak dood/geesten Geen conflicten Personages kunnen ook niet-mens zijn Dansen als acteertechniek Eindigt met terugkeer geest in eigen wereld
33
Bunraku
Poppenspelers, muzikanten, zanger
34
Oorsprong Kabuki theater
Danseres in droge rivierbedding
35
Kabuki
Overdreven acteren Make-up Conservatieve verhalen
36
Dominus
Hoofd theatergroep
37
Histriones
Acteurs Romeins theater
38
Invloeden Romeins Theater (4)
- Etrusken - Mime theater - Atellaanse farce - Grieks theater
39
Romeinse Komedie, Romeinse inhoud
Fabula Togata
40
Romeinse Komedie, Griekse Inhoud
Fabula Palliata
41
Romeinse Tragedie, Romeinse Inhoud
Fabula Praetexta
42
Romeinse Tragedie, Griekse Inhoud
Fabula Crepidata
43
Romeinse Komedieschrijvers
Afer en Plautus
44
Romeinse Tragedieschrijver
Seneca
45
Romeinse Komedie Innovaties
- Geen koor - Fluit bij muziek - misverstanden - Alles op straat
46
Romeinse Tragedie Innovaties
- Geen koor - Gruwel op scène - Meestal geen zwak hoofdpersonage, maar een teveel aan iets
47
Theatertheoreticus Romeins
Horatius
48
Horatius Theorie (6)
- Nooit komedie en tragedie mengen - 5 bedrijven - Max 3 sprekende personages tegelijkertijd - Geen goden als magische oplossing - Koor: moreel voorbeeldrol - Decorum
49
Quem Quaeritis
Wie zoekt gij: Trope (vraag-Antwoord)
50
Liturgisch drama
theater in kerk, ontataat uit tropen
51
Hrotsvita von Gandersheim
herschrijft Terrentius, maar katholieker
52
Husekens/speelhuizen en platea
bijbelse locaties en speelveld
53
Volkstalig geestelijk toneel
Theater buiten de kerk in volkstaal, wel nog religieus - Mysteriespel - Mirakelspel
54
Mysteriespel
dramatiseert bijbelse scènes - Via gilden - amateurs - op karren en op verhoogde podia, statisch en in processie
55
Seculier theater
wereldlijk toneel
56
Volksspel
dramatiseert lokale volksheld, met bijgeloof
57
Farce
komedie over menselijke zwaktes
58
interlude
bij banketten
59
pantomimische tableaus
voor intrede vorsten
60
Mirakelspel
vraag-antwoord, vaak over heiligen, hoofdpersonage wordt door mirakel gered
61
Pastoralen
- immitatie satire - romances - veilige gevoelens
62
Intermezzi
- Begin van Opera, muziek, solo, dans, zang
63
Teatro Olympico
Palladio oiv Vitruvius
64
Pre CDA (2)
- Commedia Erudite: Slim theater - Professioneel rondreizend theater
65
Essentie CDA (6)
- Professioneel theater - Publicatie scenario's - Altijd spanning tussen literair/lineair/plot en oraal/impro - Vaste troepen: 10 acteurs - Vaste personages - Lazzi: vaste grapjes
66
Personages CDA (8)
1. Magnifico: Minister 2. Pantalone: handelaar 3. Il Dottore: academicus 4. El Capitano: Militair 5. Innamorati: geliefden 6. Arlequino: grapjas 7. Brighella: Voyou 8. Colombina: onderdaan Innamorati
67
Context Frans Renaissancetheater
- Religieuze oorlog - Late renaissance - Liefde voor regeltjes - Pléiade - Alexandrijn
68
Italiaanse Neoklassieke idealen (3)
- Regels klassieke oudheid volgen - Eenheid tijd-ruimte-actie - In FR: Académie française kijkt na
69
Franse Neoklassieke idealen (5)
1. Verisimilitude 2. Decorum 3. Eenheid tijd-ruimte-actie 4. Genres niet mixen 5. 5 akte structuur
70
Racine
Phèdre Nooit veel actie, wel veel psychologisch drama over vrouwen Simpel plot
71
Corneille
Le Cid Mannen met vrije wil Ingewikkeld plot
72
Molière
- Tartuffe - Hypocrisie en lichtgelovigheid
73
Publiek theater vs privé theater
Elisabethaans, buiten vs binnen, goedkoop vs duurder
74
James Burbage
The Theatre, zoon Richard
75
5 soorten theater van Shakespeare
1. Tragedies 2. Komedies 3. Tragikomedie 4. History plays 5. Problem plays
76
Shakespeare Tragedie
- dood en miserie door ongeluk - Dood op scène - voorspellingen en dramatische ironie - stad
77
Shakespeare komedie
- twee mensen/groepen tegen elkaar - slapstick, innuendo, vermommingen - de zot: grapjas maar niet dom - altijd goed einde
78
Shakespeare Tragikomedie
- Lijkt tragisch te eindigen, onverwachts vrolijk einde - Romances - Vaak over families - Subplot
79
Shakespeare History plays
- over historische gebeurtenis - waarschijnlijk om mecenas te paaien
80
Shakespeare Problem plays
- niet helder te klasseren - geen duidelijk goed/kwaad - niet altijd ophelderend einde
81
Iambische pentameter
Di-dum
82
Sonetten
Strikt rijmschema, over liefde
83
Personages King Lear
1. Lear 2. Cordelia 3. Edmund 4. Edgar 5. Gloucester 6. Kent 7. Reagan en Goneril
84
Thema's King Lear (4)
- Vermomming en bedrog - Leeftijd - Rechtvaardigheid en plicht - Leegheid autoriteit en kracht natuur
85
Einde Neoclassicisme (6)
- Tragedies gaan over normale mensen - Regels worden minder belangrijk - Menselijke psyche belangrijker dan moralen - Verlichtingsdenken - Revoluties - "Drama": tragedies die met regeltjes breken
86
Denis Diderot
- Vierdewand + tegen verisimilitude - Paradox van de acteur
87
Romantiek
- Tegen Diderot - Gevoel en instinct volgen
88
Essentie realisme (4)
- Meer aandacht voor klassestructuur - Pragmatisme en positivisme - Rauw leven als antwoord op romantiek - Intro theaterregisseurs
89
Kenmerken Realisme (6)
- Over normale of bourgeois leven - Authentieke kostuums - Setting is binnen + vierde wand - Geen opgepoetste taal - Protagonist vecht tegen onrecht - Psychologie boeiender dan plot (meer Racine, minder Corneille)
90
Stanislavskimethode (4)
1. Magische 'Als' 2. Emotioneel geheugen 3. Illusie van de eerste keer 4. Acteurs moeten doel personage begrijpen
91
Kenmerken Naturalisme (7)
- Extremer Realisme - Accurate kostuums + setting - Volgt eenheden van Aristoteles - Wetenschappelijk determinisme (erfelijkheid en omgeving vormen mens) - Personages slachtoffer van hun omgeving (hulpeloos) - Personages werklui/lage klasse - Vaak over taboes in theater
92
Emile Zola
Schrijver als patholoog
93
A Doll's House thema's (5)
- Opoffering vrouwen - Erfelijkheid en familiale verplichtingen - Poppenspel - Materialisme - Decoratie en uiterlijkheid
94
Socialistisch-politieke principes Brecht (4)
1. Geen geloof in kracht samenleving 2. Theater moet kritisch zijn, niet 'culinair' 3. Over werkende klasse 4. Over sociale rechtvaardigheid en aanklacht industrialisering
95
Episch theater (4)
-Niet enkel entertainment maar sociaal-politieke commentaar - Tegenover realisme: niet enkel persoonlijk lijden tonen maar hele structuur - Situaties worden ontleed in theater - Toeschouwers moeten niet meevoelen maar mee denken
96
Brecht's strategieën (5)
- 4e wand breken - niet-realistisch decor - visuele captaties en aankondigingen van plot - muziek tegen emotie op scène in - humor op tragische momenten
97
Stanislavski vs Brecht (5)
1. Plot vs Narratief 2. Toeschouwers passief vs Toeschouwers als observators 3. Toeschouwers leven mee vs toeschouwers staan naast stuk 4. Gedachtes maken mens vs maatschappij vormt gedachtes 5. Voelen en catharsis vs ratio en anti-catharsis
98
Theatre of cruelty (5)
1. Zintuigen shockeren met geweldadige beelden 2. theater als een plaag (bestaande orde doorbreken, innerlijke conflicten bloot leggen en transformatie) 3. Publiek omringen met actie 4. Onderbewuste aanvallen 5. Tekst/spraak minder belangrijk
99
De Goede Mens van Sezuan Thema's (4)
- Zoektocht naar het goede - Historisch materialisme (iedereen wil iets, is afhankelijk van materie) - Patriarchaal kapitalisme en corruptie - Vrouwen en dubbele identiteit
100
Existentialisme
- Tegen essentialisme - Vrijheid is geen verlossing maar angstaanjagend - Sartre: autoriteit is fake en moraliteit vul je zelf in - Camus: Sisyphus: reden verzinnen voor zinloosheid bestaan
101
Semiotiek
Diachronisch (taal evolueert in de tijd) vs synchronisch (link tussen signifiant-signifié, taalstructuren) Langage, Langue, Parole
102
Semiotiek in theater?
- Simultaneiteit: te veel tekens tegelijkertijd voor analyse - Pluraliteit: te veel betekenisgevers
103
Soorten tekens in semiotiek
- Icoon - Index - Symbool - Onvrijwillige tekens
104
Personages En Attendant Godot
- Vladimir - Estragon - Pozzo - Lucky
105
Thema's En Attendant Godot (4)
- Betekenisgeven voor betekenissen er zijn - Geen nihilistisch spel: onmogelijk voor mens om nihilistisch te zijn - Niet-aristotelisch theater: actie is tijdsverdrijf - Iedereen gevangene van tijd