TESZ ( Tenni ) Flashcards
1
Q
TESZ ( tenni )
A
Doen Maken Leggen Zetten Toebrengen ( schade )
2
Q
MEGTESZ
A
Afhandelen, handeling doen
Doen
Maken
3
Q
Megtesz Én megteszem. ( Ezt ) Szívesen megteszem. Távot megtesz Ez is megteszi Mégis megteszem Megteszem, ha akarja. Örömmel megteszem
A
Ik doe het ( Dit ) doe ik graag . Een afstand doen (afleggen) Dit gaat ook Ik doe het toch Ik doe het, als je het wil. Met plezier doe ik het.
4
Q
BETESZ ( betenni )
A
Ergens indoen
Ergens inleggen
Inbrengen ( geld )
5
Q
ELTESZ ( eltenni )
A
Wegleggen
Bewaren
Inmaken
6
Q
KITESZ
A
Buitenzetten
Bedragen
Blootstellen
7
Q
LETESZ
A
Leggen Afzetten Neerzetten Neerleggen Afzien ( van iets )
8
Q
RÁTESZ ( Rátenni )
A
Erop legen
8
Q
FELTESZ ( feltenni )
A
Leggen op iets
Zetten op iets
9
Q
ALÁTESZ
A
Eronder leggen
12
Q
ODATESZ
A
Daar neerzetten
13
Q
TÚLTESZ ( vki )
A
Iemand overtreffen
14
Q
BELETESZ
A
Erin stoppen
15
Q
ELŐRETESZ
A
Naar voor zetten
16
Q
FÉLRETESZ
A
Opzij leggen
Geld sparen
Reserveren