Tentamenstof Flashcards

1
Q

Volgens Aristoteles was de mens een uitkomst van drie factoren, welke waren deze?

A

Aanleg, milieu en educatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat waren de twee doelen van de opvoeding volgens Plato?

A
  1. De deugd versterken, de opvoeder helpt hierbij.

2. De besten selecteren voor de belangrijkste maatschappelijke functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer ontstond er een zekere diversiteit aan schooltypes?

A

Middeleeuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat waren de aantrekkelijkheden van de kleine winkelschooltjes in 1500?

A
  1. Klassen waren kleiner
  2. Richten directer naar de maatschappelijke vraag
  3. Vrouwen hadden de leiding op deze scholen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat hield de concilie van Trente in?

A

Dit was de tegenaanval van Rome om de verspreiding van de bijbel tegen te gaan van 1545 tot 1563, er kwam een index voor verboden boeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie humanisten waren belangrijk voor de opvoeding?

A

Erasmus, Vives en Montaigne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Iedereen (arm en rijk) laten deelnemen aan onderwijs was niet zonder problemen. Hoe lostte Comenius dit op?

A

Op school alleen het wezenlijke van de zaken onderwijzen. De belangrijkste zaken van het leven. Dit was te vinden in drie boeken: de bijbel, het boek van de natuur en het boek van de cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Paideia?

A

De doelbewuste vorming van een jongeling naar een algemeen ideaal van evenwicht en harmonie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat waren de opvoedingsdoelen van Locke?

A

Gentleman, deugd, wijsheid, beleefdheid/welgemanierdheid en leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was het opvoedingsdoel van Rousseau?

A

De oorspronkelijke toestand herstellen: de mens was van nature goed maar werd verpest door de zondeval en met de ontwikkeling van de cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem twee principes van Pestalozzi in het onderwijs.

A

Het beginsel van de aanschouwelijkheid en het principe van hoofd, hart en land. De eerste houdt in dat alles wat op school werd aangeleerd, verbonden moest zijn met de eigen ervaringen van het kind. De tweede houdt in dat onderwijs niet alleen op denkbare arbeid gericht moet zijn, maar ook op andere aspecten van de kinderlijke ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat eiste ‘t Nut in het rapport uit 1796?

A

De maatschappij moest middelen beschikbaar stellen voor het lager onderwijs en het onderwijs moest voor iedereen toelaatbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke twee onderdelen moeten de pedagogiekopleidingen bestaan volgens Herbart?

A

Ethiek (doelstellingen) en psychologie (methode)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke vier delen bestond de onderwijsstijl van Herbart en geef aan of het hierbij gaat om verdieping of bezinning

A
  1. Klaarheid (verdieping)
  2. Associatie (verdieping)
  3. Systemen (bezinning)
  4. Methode (bezinning)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat waren de drie fasen van de schoolstrijd in goede volgorde?

A
  1. Neutraliteit van de scholen, een uitgesproken liberale cultuur. (1830)
  2. In 1857 kwam er een wet waarin de oprichting van bijzondere scholen werd toegestaan.
  3. In 1917 werden openbare en bijzondere scholen financieel gelijkgesteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke drie alternatieven voor de Vom-Kinde-Aus benadering bestaan er binnen het onderwijs?

A

Karaktervorming, zelfwerkzaamheid en taken

17
Q

Wat waren de vier grondvormen van pedagogische situaties volgens Petersen?

A

Gesprek, arbeid, spel en viering.

18
Q

Waar spande Kohnstamm zich voor in?

A

De modernisering van het lager onderwijs. Hij was hierbij geïnteresseerd in het daltonprincipe en zelfwerkzaamheid

19
Q

Hoe werd het probleem van de overgang van lager naar het voortgezet onderwijs opgelost?

A

Grotere aandacht schenken aan leerlingen in achterstandsituaties en een vroege voorsortering voorkomen. Ten slotte moet met name ook het kleuteronderwijs en lageronderwijs zo worden ingericht dat berer kan worden aangesloten bij de verschillen in ontwikkelingsfase en in sociale enculturele achtergrond van de leerlingen.

20
Q

Hoe kan het ‘brave new world’ probleem worden voorkomen?

A

Door zich te richten op de ontplooiingsmogelijkheden voor verschillende begaafdheden en vooral op het verbeteren van de mondigheid en de maatschappelijke weerbaarheid van kinderen

21
Q

Wat waren de drie taken waarmee het kinderleven volgens het Piëtisme moest worden gevuld?

A

Bidden, werken en leren

22
Q

In de tweede helft van de 19e eeuw kwam er het besef dat er verschillende gradaties van verstandelijke handicaps bestonden. In welke categorieën begonnen ze de verstandelijk gehandicapten toen te onderscheiden?

A

Blödsinnigen en Schwachsinnigen

23
Q

In welke categorieën onderscheidde Jan Klootsema ‘misdeelde kinderen’?

A
  1. Idioten
  2. Imbecielen
  3. Debielen
24
Q

Wat waren de vier soorten confessionele zorg waar verstandelijk gehandicapten terecht konden in de laatste kwart van de negentiende eeuw?

A
  1. Caritas (Algemeen, katholiek)
  2. Filantropie (Algemeen, protestants)
  3. Katholieke specifieke/categoriale liefdadigheid
  4. Protestantse specifieke/categoriale liefdadigheid

1 was eerder dan 2. 4 was eerder dan 3.

25
Q

Wat hield de eugenetica in?

A

De gedachte van verhoging en bescherming van de kwaliteit van het menselijk ras. De voortplanting van groepen met minderwaardige erfelijke eigenschappen moest voorkomen worden en de voortplanting van groepen met hoogwaardige erfelijke eigenschappen moest bevorderd worden.

26
Q

Waartoe leidde de ontdekking van genetisch bepaalde, aangeboren stofwisselingsstoornissen?

A

Een verschuiving van in de aandacht van wetenschappers van het sociale milieu naar het lichaam en dit zorgde voor een minder stigmatiserende kijk op verstandelijke handicaps.

27
Q

Wat waren de oorzaken voor de groei en uitbreiding voor de inrichtingen halverwege de twintigste eeuw?

A
  1. De introductie van de AWBZ

2. Interesse in onderzoek, hier had men grote inrichtingen voor nodig.

28
Q

Van welke kant kwam de behoefte om de psychiatrie en de krankzinnigen en zwakzinnigen te scheiden?

A

Dit was een wederzijdse behoefte. De intramurale zorg voor verstandelijk gehandicapten werd steeds meer geconcentreerd in aparte inrichtingen. De psychiatrische inrichting veranderde in een behandelcentrum, waar men genezen werd om vervolgens terug naar huis te keren. Verstandelijk gehandicapten pasten niet goed binnen dat beeld.

29
Q

Welke twee omwentelingen vonden plaats in de jaren zestig van de twintigste eeuw?

A

De medische optiek werd niet langer als doorslaggevend aanvaard en de Nota Speciaal Onderwijs

30
Q

Wat hield de Nota Speciaal Onderwijs in?

A

Een twee-sporen-beleid:

  1. Het eerste spoor richtte zich op verbetering van het onderwijs aan kinderen met problemen in aparte scholen (handelingsplannen)
  2. Het tweede spoor richtte zich op vergroting van de bijdrage van het regulier onderwijs aan de hulpverlening van kinderen met problemen. (zorgbreedte)
31
Q

Wat waren de twee cruciale oorzaken van de groei van het speciaal onderwijs volgens Doornbos en Stevens?

A
  1. De selectiviteit en competitie die in ons reguliere onderwijs ingebakken zitten, met zijn leerplanverlichting en leerstofjaarklassensysteem, maken dit volgens hen tot een expulsief systeem dat voortdurend kinderen creëert die achterop raken en die vervolgens dwingt tot emigratie naar het speciaal onderwijs.
  2. Een verstoorde balans in de opvoedingsrelaties thuis en op school.
32
Q

Welke verschillende dimensies waren er om maatschappelijke en morele problemen op te lossen binnen Nederlansch Mettray?

A
  1. Militaire aanpak
  2. Gezinsaanpak
  3. Orthopedagogisch klimaat
33
Q

Wat waren de drie kinderwetten uit 1901?

A
  1. de burgerlijke kinderwet
  2. de strafrechtelijke kinderwet
  3. de kinderbeginselenwet