Tentamenstof Flashcards
Welke twee filosofen hebben bijgedragen aan de controverse empirisme vs. nativisme en op welke manier?
Locke en Rousseau. Locke’s visie was die van de Tabula Rasa. Hij ging er van uit dat de ontwikkeling van het kind volledig bepaald werd door de ervaring, door belonen en straffen door de opvoeders. Rousseau vond dat het individu actief ingesteld is op de omringende wereld. Hij zei dat de mens een omgeving nodig had waarin hij zijn unieke, aangeboren karakter kan ontwikkelen. Locke was het grote voorbeeld van de empiristen met zijn visie, terwijl Rousseau dit was van de nativisten.
Welke visie had Locke op ontwikkeling?
Het kind is een tabula rasa dat nog helemaal ingevuld moet worden door ervaringen en beloningen en straffen van de ouders.
Wat houdt de Tabula Rasa opvatting in?
De mens is bij de geboorte een onbeschreven blad en kan op alle mogelijke wijzen worden ingevuld.
Leg uit waarom John Locke’s tabula rasa opvatting veel minder extreem opgevat dient te worden dan men soms geneigd is te doen.
Volgens Locke gold het onbeschreven blad principe eigenlijk alleen maar voor de kennisinhouden, dus niet voor alle ervaringen terwijl zijn volgers dit wel zo opvatten.
Geef kort aan wat het verschil is tussen beschrijven en verklaren van ontwikkelingspsychologische processen.
Bij beschrijven probeerde men te komen tot ontwikkelingsnormen, die evenwel soms te strak werden geïnterpreteerd en daarbij sterk tijd- en cultuurgebonden bleken te zijn. Bij verklaren kijkt men naar de werkzame processen en mechanismen die aan de basis liggen voor gedragsveranderingen.
Wat is het probleem wanneer er te veel hypothetische begrippen gebruikt worden in een theorie?
Hoe meer hypothetische begrippen men gebruikt, des te moeilijker is het om beschrijving en verklaring te onderscheiden. Daardoor wordt de theorie minder controleerbaar.
Geef van de volgende begrippen aan of het hypothetische (H) dan wel empirische (E) begrippen zijn: bezitsdrang, oogknipperfrequentie, hartslag, temperament, beweeglijkheid, loopsnelheid, en flexibiliteit en leg ook uit waarom je dat denkt.
Bezitsdrang (H), dit is niet iets wat bast staat omdat je het anders kan interpreteren. Het is niet te meten. Oogknipperfrequentie (E), dit kun je wel meten en het is ook een vaststaand iets. Hartslag (E), is ook een vaststaand iets wat gemeten kan worden. Temperament (H), dit staat niet vast, je kunt het niet zomaar meten. Beweeglijkheid (H), dit moet eerst geoperationaliseerd worden. Loopsnelheid (E) Kun je vaststellen en meten. Flexibiliteit (H) Niet meetbaar.
Met betrekking tot de bruikbaarheid binnen de orthopedagogiek en de onderwijskunde moet het doel van de ontwikkelingspsychologie verklarend, beschrijvend of beide zijn.
Het moet beide zijn. Beschrijven is belangrijk om normen vast te stellen maar verklaren is ook belangrijk om het mechanisme erachter te kennen, dan pas kun je kinderen die afwijken van de norm helpen.
Wat is het verschil tussen een idiografische en een nomothetische benadering en welke stroming in de ontwikkelingspsychologie is sterk idiografisch?
Bij de idiografische benadering worden/werden vaak de kinderen van de theoretici gebruikt en waren de observaties zeer nauwkeurig en waren het bijna dagboekbeschrijvingen. Bij de nomothetische benadering worden meer de grote groepen onderzocht en worden de gemiddelden daarvan gebruikt. De stroming van Freud, de psychoanalyse, is een goed voorbeeld voor de idiografische benadering.
Wat wordt bedoeld met de narratieve persoonsbeschrijving en geef aan of deze vorm veel wordt toegepast in de ontwikkelingspsychologie.
Narratieve persoonsbeschrijving is dat je je eigen ontwikkeling beschrijft. Wordt meer in de psychotherapie toegepast.
als er aan theorievorming wordt gedaan kan dat in principe op een deductieve en op een inductieve wijze. Leg het verschil tussen beide redeneervormen uit.
Bij deductief ga je van algemeen naar specifiek en ga je uit van vaststaande wetten. Dit heeft wel twee voorwaarden: 1) De algemeen geldige wet is inderdaad geldig en 2) de wet wordt toegepast op de juiste empirische gegevens. Bij inductief ga je van specifiek naar algemeen en ga je uit van specifieke waarnemingen.
Wordt in de (ontwikkelings)psychologie meer op inductieve of eerder op decuctieve wijze wetenschap bedreven?
In het boek wordt geschreven dat de meeste theorieën bepaalde aspecten van beide methoden toepassen, maar wel met andere accenten.
Wat is een mens- of wereldbeeld inzake wetenschappelijke theorieën?
Gedachtegangen en standpunten over ontwikkelingsverlopen en determinanten, oordelen en aannames over het functioneren van mens en wereld
Welke drie algemene wereldbeelden kunnen worden onderscheiden in de ontwikkelingspsychologie en noem de meest saillante vertegenwoordiger van elk van deze stromingen?
Atomistisch-mechanistisch met informatieverwerkingstheorie, holistisch-organismisch met Piaget en contextualisme met Vygotsky
Wat houdt het atomistisch mechanistische mens of wereldbeeld in?
De mens is slechts een passieve robot die het resultaat is van omgevingsinvloeden. Het leerproces is continu en een volledige predictie van de ontwikkeling is mogelijk. De ontwikkeling bestaat uit kwantitatieve toename van kennis door een continu leerproces. Het is een oorzaak-gevolg relatie.