tentamen Flashcards

1
Q

Op welke manieren kunnen ziekteverwekkers binnentreden?

A
  1. Aspiratie
  2. Invasie via de bovenste luchtwegen (waarom niet onderste?) en intracellulaire verplaatsing naar onderste luchtwegen
  3. Invasie via aerosolen
  4. Oplopen van influenza
  5. Hematogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke manieren worden ziekteverwekkers verwijderd?

A
  1. Macrofagen
  2. Slijm van slijmbekercellen en trilharen
  3. Eiwitten (IgA, IgM, surfacant, fibronectine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke ziektebeelden van de onderste luchtwegen zijn er?

A
  1. Acute bronchiolitis
  2. Acute bronchitis
  3. Kinkhoest
  4. Pneumonie
  5. Acute exarcebatie van chronische bronchitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Acute bronchiolitis:

  • Bij wie, incubatietijd, manier van overdracht?
  • Welke verwekkers?
  • Welke symptomen?
  • Diagnose?
  • Wat is de behandeling?
A

Komt het meest voor bij kleine kinderen. De incubatietijd is 4 a 5 dagen. De manier van overdracht is hand-slijmvlies contact. Bijna alle kinderen zijn na 3 jaar sero-positief. Na besmetting treed er geen immuniteit op wel zijn symptomen hierna minder.

De verwekkers zijn:

  • RSV (meest voorkomend)
  • humaan metapneumovirus
  • influenzavirus
  • para-influenzavirus
  • adenovirus

De symptomen (bij RSV):

  • symptomen bovenste luchtwegen
  • 10-40% symptomen onderste luchtwegen –> bronchiolitis.
  • 10% opgenomen voor hypoxie/voedingsproblemen

Diagnose
- PCR op nasofarnyx slijm of sneltest.

Behandeling

  • Symptomatisch
  • Ribavirine bij ernstig immuungecompromitteerde patienten.
  • Antistoffen toedienen kan helpen. –> heel duur dus alleen patienten met hoog risico.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vaak komt een pneumonie voor en wat is de mortaliteit?

A

2-7 op de 1000 mensen bij huisarts (125.000) p/j. 35.000 mensen opgenomen in ziekenhuis. Mortaliteit totaal 0-5% in ziekenhuis tot 25%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke manieren kan je een pneumonie indelen en wat is de meest gebruikte?

A

Naar plaats van oplopen is het meest gebruikt:
- Comunity-aquired pneumonie (vaak S. Pneumoniae)
- Nosocomiaal (vaak S. aurus of gram -)
(- jonge school gaande kinderen vaak Mycoplasma pneumoniae)
(- volwassenen die niet reageren op betalactam AB grote kans op Legionelle pneumophila)

Naar verwekker:

  • Bacterie
  • Virus

Naar aan- of afwezigheid van onderliggende aandoening:

  • secundair
  • primair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pneumonie:

  • Wat is het/kenmerken?
  • Risicofactoren?
  • Symptomen?
  • AMBU-65?
  • Behandeling?
A

Pneumonie is een ontsteking in de longen. Kenmerken zijn:

  • Inflammatie van het longparenchym
  • Exsudaat –> consolidatie longweefsel
  • Abnormale vulling alveoli met vocht

Risicofactoren:

  • Leeftijd
  • Institutionalisatie
  • Roken/Alcoholisme
  • Astma/COPD
  • Asplenie
  • Nefrotisch syndroom
  • Diabetes mellitus
  • Leverziekte
  • Hartinsufficiente
  • Dementie
  • Gecompromitteerd imuunsysteem

Symptomen (lobaire pneumonie):

  • koude rillingen
  • acuut ontstane koorts
  • hoesten
  • roestbruin sputum ophoesten
  • pleurapijn vast aan ademhaling
  • Rhonchi bij inspiratie
  • BIJ KINDREN BUIKPIJN

AMBU-65:
Voorspeld 30 dagen mortaliteit. AF, Mentale status, bloeddruk < 60 d of < 90 s, ureum > 7 mmol/l.

Behandeling:
AMBU < 2 Amoxicilline (of doxycilline)
AMBU = 2 pencilline of amoxicilline IV + legionelle sneltest
AMBU > 2
- Moxifloxacine
- amoxicilline + ciprofloxacine
- 2e en 3e generatie cefalosporine + macroliden

Werkt de behandeling met AB niet, kan het zijn dat de ontsteking in een abces zit of in de pleuraholte. –> drain nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen atypisch en typische pneumonie?

A

De verwekker is bij typisch:
- S. Pneumoniae

De atypische verwekkers zijn (geeft vaak vage klachten):

  • Geen S. Pneumoniae
  • Intracellulair:
    • Legionella Pneumophilia
    • C. Burnetti
    • C. Pneumoniae
    • C. Pisittaci
  • Geen celwand
    • Mycoplasma pneumoniae, een van de kleinste bacteriën. Heeft geen celwand. PCR als diagnostiek.
  • Virussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Steptococcus Pneumoniae (pneumokok)

A

Bij 35/40% langdurig aanwezig bovenste luchtwegen. Mensen met asplenie zijn gevoelig voor sepsis door pneumokokken.

Liggen in grampreperaat in duplo en groeien best op plaat die bloed bevat.

Belangrijke virulentiefactoren zijn:

  • kapselantigeen (beschermt tegen fagocytose)
  • hemolysine, neuraminidase zorgen respectievelijk voor hymolyse en IgA-protease (breekt IgA af).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn (zeldzame) complicaties van een bacteriemie?

A

Hersenvliesontsteking
Peritonitis
Abcesvorming in de hersenen
Pleura-empyseem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de rol van antilichamen en hoe werken deze?

A

De rol van antilichamen is immuun exclusie. Ze voorkomen dat de submucosa wordt binnen gedrongen door pathogenen. IgA heeft de volgende functies:

  • Neutralisatie van toxines en pathogenen in long en darm.
  • Neutralisatie van antigenen in endosomen
  • Neutralisatie van pathogenen en toxines in submucosa

De b-lymfocyten scheiden dimeer IgA en IgM uit. Deze binden vervolgens via de j-ketens aan pIgR wat zorgt voor transcytose naar de apicale kant van de endotheelcel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe dringt de pneumokok binnen tot de bloedbaan?

A

De pneumokok brengt een eiwit PspC tot expressie op zijn eigen oppervlakte.

PspC bindt aan pIgR en de pneumokok kan door over het epitheel naar het slijmvliesoppervlak bewegen. De pIgR wordt niet tot expressie gebracht in het lagere ademhalingskanaal en speelt hier dus geen rol.

De pneumokok zit nu in de submucosa. Hij bindt nu aan PAFR op het endotheel wat clathrine-afhankelijke endocytose van het receptor-complex triggered. Hierdoor kunnen de bacterien de bloedbaan in komen.

PAFR komt tot expressie door inflammatiore cytokinen, de bacterie gebruikt dus de immuunrespons op zijn aanwezigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de pneumokok uitgescheiden?

A

Excretie vanuit de submucosa gebeurd na opsonatie met dimeer IgA en IgM. De pLgR bindt aan de J-keten van de antilichamen die gebonden zijn aan capsulaire eiwitten van de bacterie. Door transcytose wordt dit complex uitgescheiden in het lumen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan de pneumokok ontsnappen aan de immuunrespons?

A

Kapotmaken van het IgA1 antilichaam door IgA protease:
Fc-domein van IgA1 splitst waardoor Fc-receptor gemedieerde fagocytose niet meer kan plaatsvinden. De Fab fragmenten blijven aan de bacterie gebonden waardoor de bacterie gemaskeerd blijft.

Afbraak van NET’s:
Door EndA dat DNA afbreekt kan de pneumokok het NET afbreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 vaccins zijn er tegen pneumokokken?

A

Ongeconjugeerd pneumovax:

  • vooral voor volwassenen (niet bij kinderen < 2)
  • geen immunologisch geheugen
  • immuniteit na enkele jaren weg

Geconjucgeerd vaccin:

  • in RVP sinds 2015
  • 10 valente vaccin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een BAL en wanneer wordt deze gebruikt?

A

Een BAL is een bronchoalveolaire lavage. Er wordt een deel van de longen met een vloeistof gespoeld. Dit wordt opgespoeld voor een kweek. Als er in de vloeistof meer dan 10^4 kolonievormende eenheden per ml zijn dan is bacteriële luchtweginfectie waarschijnlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe werkt gramkleuring?

A

Kleur hangt af van de dikte van de peptidoglycaanlaag in de celwand.

Gram+ hele dikke peptidoglycaanlaag –> paars
Gram- dunne peptidoglycaanlaag –> roze

nog verder uitbreiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke verschillende media zijn er voor een grampreperaat?

A

Niet-selectieve platen
Rijk aan voedingsstoffen. (Bijna) alle bacteriën groeien hierop –> bijv. bloedagar.

Selectieve platen
Beperkende factor toegevoegd waardoor alleen specifieke bacteriën hierop groeien. –> bijv. bij feces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de stappen voor het maken van een rijstreek?

A
  1. Beschrijf op de achterkant de benodigde info
  2. Zoek een losliggende kolonie op de kweekschaal
  3. Strijk een eerste segment op de bloedplaat
  4. Draai de plaat een kwartslag
  5. Draai de öse en trek vier evenwijdige lijnen uit het eerste segment
  6. Gooi vervolgens de öse weg en pak een nieuwe
  7. draai de plaat een kwartslag en trek vier evenwijdige lijnen uit het tweede segment.
  8. draai de plaat een kwartslag, draai de öse om en trek een lijn uit het derde segment.
  9. de uitstrijk kan nu geïncubeerd worden. (boots de omstandigheden in het lichaam na)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke mogelijkheden zijn er voor niet kweekbare bacteriën?

A

De diagnostiek gaat nu via nucleïnezuur detectie. Dit kan op 3 manieren:

  • PCR
  • Sequentieanalyse
  • In situ hybridisatie

Voorbeelden:
Q-koorts, lues/fyfillis, legionella, mycoplasma chlamydia en bordetella.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt de gevoeligheid/resistentiebepaling gedaan?

A

d.m.v. sequencing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is zoönose?

A

Een infectieziekte die van dier op mens kan overgaan of andersom. Hierbij is een beperkte overdracht van mens tot mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Q-koorts:

  • verwekker?
  • overdracht?
  • hoog risico groepen?
  • typen?
  • diagnostiek?
  • behandeling?
A

De verwekker:
- Coxiella burnetii wordt voornamelijk overgedragen via boederijdieren. Verspreiding kan via teken, urine, feces, melk en placenta van besmette dieren. Meestal via inhalatie maar soms ook consumptie ingedroogde deeltjes.

Hoogrisico groepen:

  • Patienten met verborgen klepgebreken.
  • Zwangeren
  • Iummuungecompromitteerde patienten

Typen q-koorts:

  • asymptomatisch: 60%
  • Acute q-koots: 40% milde longonsteking, geen sputumproductie/afwijkingen ausculatie wel x-thorax afwijkingen.
  • chronisch: 2% van asymptomatische gevallen gaat over in chronische. dit kan maanden tot jaren na infecie. Vaak endocarditis. Diagnostiek gaat met serologie.

Diagnostiek:

  • serologie:
    • acute fase type-2 antigeen
    • chronische fase type-1 antigeen
  • PCR tot 21 dagen na infectie

Behandeling:

Acute q-koorts:

  • doxyciline 14 dagen (eventueel icm rifampicine)
  • fluorochinolen 14 dagen
  • in zwangerschap: cotrimoxazol

Chronisch/endocarditis:

  • doxycycline + ciprofloxacine of rifampicine
  • doxycycline + hydroxychloroquine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Legionelle pneumophilia

  • leefomstandigheden?
  • hoe vaak?
  • klinisch beeld?
  • diagnose/behandeling?
A

Groeit het beste in stilstaand water van 37 graden. kan overleven tussen de 20 en 60 graden. Ziekenhuis spoelen hun leidingen met 80 graden water om uitbraak te voorkomen. De helft van de gevallen is reisgerelateerd. Komt 300x per jaar in NL voor.

Het geeft een griepachtig met longontsteking als ziektebeeld.

De diagnostiek kan op 3 manieren:

  • serologie (na 8 weken +)
  • urinetest
  • kweek op speciaal medium

behandeling is het voorschrijven van (fluor)chinolonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar is de dosering AB afhankelijk van?

A

MIC (minimaal inhiberende concentratie/groei stopt)
MBC (minimaal bactericide concentratie)
farmacologische eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wanneer chemoprofylaxe?

A
  • persoon komt veel in contact met bepaalde infectie
  • voor operatie

langdurig bij:

  • splenectomie
  • sikkelziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wanneer chemoprofylaxe?

A
  • persoon komt veel in contact met bepaalde infectie
  • voor operatie

langdurig bij:

  • splenectomie
  • sikkelcelziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het doel van AB?

A
  • effectieve bestrijding ziekteverwekker
  • geen toxische effecten patiënt
  • geen ontwikkeling resistentie
  • gemakkelijke toediening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bovenste luchtweginfectie:

  • meest voorkomende verwekker?
  • behandeling?
A

meestal veroorzaakt door virus, zorgen voor verkoudheids symptomen.

Behandeling is symptomatisch:

  • antihistamine of anitmuscarine spray om rhinitis en niezen te verminderen.
  • alfa-adrenoceptor agonist tegen verstopte neus
  • NSAID tegen hoofdpijn en gevoel van malaise

–> GEEN AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Beta-lactam antibiotica

  • welke zijn er?
  • hoe werken ze?
A

zie afbeelding

beta-lactam antibiotica werkt door de synthese van de bacteriële celwand te verstoren. Het voorkomt cross-linking waardoor de celwand minder sterk wordt. Omdat grampositieve bacteriën een dikkere peptidoglycaanlaag is het voor deze soort effectiever.

Veel betalactam AB worden afgebroken door maagzuur vooral 2e en 3e generatie cefalosporines. –> toediening IV effectiever. Worden uiteindelijk renaal geklaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een aspiratiepneumonie?

Behandeling?

A

Een pneumonie veroorzaakt door aspiratie van vreemde stoffen.

Aspiratie = voedsel in trachea.

Streptokokken gram+ –> amoxciline
Anaerobe bacterie –> amoxiclav (amoxcilline + clavulaanzuur), clindamycine, of moxifloxacine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Sinusitis

  • Wat is het?
  • Symptomen
  • Bekende veroorzakers
  • Behandeling
A

Bijholteontsteking, gaat meestal samen met ontstoken slijmvliezen en volgt vaak na infectie bovenste luchtwegen.

Symptomen:

  • hoofdpijn
  • aangezichtspijn
  • koorts
  • prulente rinitis

Bekende veroorzakers:

  • H. influenzae
  • S. Pneumoniae
  • Moraxella catarrhalis

Behandeling:
in eerste instantie symptomatisch –> alfa-adrenoceptor agonist icm pijnstillers. AB alleen wanner:
- klachten > 2 weken en > 3 episodes per jaar
- afweerstoornis
- na aanvankelijke verbetering weer ziek met koorts
- ernstig zieke patienten die bedlederig zijn.

AB:

  • doxycycline en amoxicilline CAVE zwangeren, kinderen < 9
  • amoxicilline gedurende 1 week
  • langdurige of recidiverende klachten corticosteroïden neusspray.
  • FESS > operatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Faryngitis

  • wat is het?
  • verwekker?
  • symptomen/behandeling?
  • kruisreactie?
A

Keelontsteking

70% virale infectie
10-15% groep A-strepkokken –> diagnosteren lastig

bij symptomen keelpijn en cervicale lymfadenopathie maar in 25% van de gevallen een groep A-stepkokken infectie. Indien dit wel het geval is start 7 daags smal spectrum penicilline tegen complicaties.

Prulente complicaties:

  • abcessen
  • otitis
  • sinusitis
  • mediastinitis

Niet-prulent:

  • acuut reumatische hartziekte
  • poststeptokokken glomerulonefritis
  • scarlatina (roodvonk)
  • STSS
  • necrotiserende fasciitis

Vanuit de lymfeklier scheiden b-lymfocyten antigenen uit tegen A-steptokokken. Deze komen in het bloed. Soms vindt er een kruisreactie plaats waardoor deze antistoffen het eigen lichaam aanvallen. Deze kunnen endocarditis veroorzakken. (zeer zeldzaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn de jones criteria?

A

Worden gebruikt voor de diagnose acuut gewrichtsreuma.

tabel jones criteria toevoegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Is AB nodig bij acute bronchitis?

A

NEE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe verloopt de hoestreflex?

A
Hoestreceptoren onderste luchtwegen
Nervus vagus
Hoestcentrum in de medulla oblongata 
Nervus vagus
Effector spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn de alarmsymptomen bij hoesten?

A

Alarmsymptomen hoesen –> longembolie

  • Dyspnoe
  • Hemoptoë (ophoesten van bloed)
  • Pijn bij de ademhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de behandeling bij hoestklachten?

A

Afwachtend. Symptomatische therapie bestaat uit slijmoplossers, verzachters en hoestdempers zoals codeïne en noscapie. Deze zijn echter niet bewezen effectief.

AB dient voorgeschreven te worden bij:

  • vermoeden pneumonie
  • zuigelingen + > 75 jaar met koorts
  • co-morbiditeit hartfalen, neurologische afwijking of COPD.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wanneer is er sprake van een vermoeden op pneumonie?

A
  • Patiënt is ernstig ziek
  • Eenzijdige afwijking bij LO
  • Langdurig beloop
  • Afwijkingen op x-thorax
  • CRP verhoogd > 20 twijfel > 100 zeker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is het venturi effect?

A

Wanneer een lamminaire flow door een verdunning gaat neemt daar de stroomsnelheid toe. De weerstand is dus hoger en de druk neemt toe. Na de vernauwing valt deze druk plotseling weg en vind er veel turbilentie plaats. Dit zorgt voor beschadiging aan het endotheel.

In de linkerhelft is de druk(verschil) groter en is de schade dus vaak ook groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke type vegatatie zijn er?

A

Klassiek: uitpuilend in het ventrikel
Oppervlakkig: klein laagje
Intramuraal: hierbij kunnen abcessen groeien. Wanneer deze diep worden kunnen geleidingsstoornissen optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Op welke manieren kan je endocarditis onderverdelen?

A

Substraat

  • natieve klep
  • kunstklep (vroeg < 1 jaar na implantatie, laat > 1 jaar)

Locatie

  • linkszijdig
  • rechtszijdig

Tempo

  • lenta (subacuut) niet heel heftig
  • Acuut systemisch heel heftig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke verwekkers zijn er voor endocarditis?

A

Acuut:

  • S. Aureus
  • Betahemolytische steptokokken
  • Pneumokkoken (minder frequent)

Lenta:

  • Viridans Streptokokken (waaronder S. Brovis)
  • Coxiella Burnettii
  • Enterokokken
  • HACEK-bacteriën (minder frequent) kunnen niet in kweek worden aangetoond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

S. aureus

A

Meest voorkomende verwekker endocarditis. Kan zonder beschadiging aan endotheel toch hechten.

Risicogroepen:

  • hemodialysepatienten
  • DM
  • IV drugsgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Epidemiologie endocarditis/risicogroepen

A

300 gevallen p/j
1,5:1 man:vrouw
hoge mortaliteit 30%
binnen 4 jaar na ontslag nog eens 40%

Aorta en mitralisklep even vaak aangedaan. Rechtzijdig komt vaker voor bij VSD en IV drugsgebruik

Bij IV drugsgebruik vaak tricuspidalisklep.

risicofactoren:

  • leeftijd
  • geslacht
  • mensen bekend met afwijkingen hartkleppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

endocarditis lenta

  • corrolatie verwekker en andere aandoening
  • symptomen
  • LO
  • AV
A

De meest voorkomende verwekker zijn de viridans streptokokken. De s. bovis kan naast een endocarditis ook een coloncarcinoom veroorzaken. Colonscopie dus geïndiceerd.

Symptomen:

  • subfebriele temperatuur (lichte verhoging)
  • Anorexie, gewichtsverlies
  • Algemene malaise, nachtzweten
  • spier- en gewrichtspijn
  • rugpijn door spondylodiscitis

LO:

  • Koorts
  • Recent ontstane souffle
  • vasculitis
  • splenomegalie (soms)

AV

  • bloedkweek 3x positief
  • lab
    • CRP verhoogd
    • Normochrome anemie
    • Leukocyten
    • Creatine
  • Reumafactor +
  • Roth spots
  • ECHO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Mycotisch aneurysma

A

Het mycotisch aneurysma wordt gedefinieerd als een
aneurysma dat meestal veroorzaakt wordt door een
bacterie en slechts zelden een schimmel.

Aneurysma is een verwijding van minimaal 50% van het bloedvat.

Bijna altijd bij acuut endocarditis omdat bij een lenta er weinig bacteriën in de vegatatie zitten om metastatische infecties te kunnen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Acute endocarditis

  • symptomen?
  • verwekkers?
  • AV?
  • Complicaties?
A

Symptomen:

  • acuut ziek, hoge koorts, septische verschijnselen
  • normale hartkleppen
  • metastatische abcessen over het hele lichaam
  • embolie lijdt tot CVA
  • souffle bij 50%
  • hoge mortaliteit 50-75%

Verwekker:

  • S. aureus
  • betahemolytische streptokokken
  • Pneumokokken

AV
zie lenta. Het enige verschil is dat het Hb vaak nog normaal of licht verlaagd is. Bij lenta sterker verlaagd.

Complicaties:

  • Abces in het hart –> geleidingsstoornis
  • Cerebraal probleem
  • Nierprobleem
  • miltinfarct of abces
  • mycotisch aneurysma
  • spondylodiscitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welke vormen van niet infecteuze endocarditis zijn er?

A
  • Marantisch
  • Libman-sacks
  • Acuut reuma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Diagnose endocarditis

A

Syndroom diagnose aan de hand van de duke criteria.

2 primaire criteria
1 primair en 3 secundair
5 secundaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Behandeling endocarditis

A

minstens 6 weken AB IV in hoge dosering.
Aanvankelijk is de keuze voor AB emperisch.

Viridans streptokokken –> Pencilinne + gentamicine
S. aureus –> flucloxacilline

oorzaak resistente bacterie, schimmel of gist –> klep vervangen –> eerst hoge koorts < 3 dagen beter.`

52
Q

Hoeveel procent van de patiënten ontwikkeld een zorggerelateerde infectie?

A

5-10%

53
Q

Wat zijn de belangrijkste zorggerelateerde infecties en wat zijn BRMO’s?

A
  • postoperatieve wondinfecties
  • infecties van de onderste luchtwegen
  • UWI
  • bacteriëmie

BRMO zijn bijzonder resistente micro-organisme

54
Q

Welke klassen chirurgische ingrepen zijn er?

A

Schoon

  • tractus niet geopend wordt
  • niet ontstoken gebied
  • geen inbreuk op aseptische operatietechnieken

Schoon-besmet

  • tractus geopend maar geen infectie
  • maag-darm gebied geopend maar inhoud niet in wondgebied
  • Mineure inbreuk op aseptische operatietechnieken tijdens de ingreep

Besmet

  • Open, vers trauma
  • Infectie aanwezig bij ingreep
  • Inhoud maag-darm in wondgebied
  • Ingreep in ontstoken gebied
  • Majeure inbreuk in de aseptische operatietechnieken tijdens de ingreep

Vuil en geïnfecteerd

  • Trauma met dood weefsel, vreemd lichaam, fecale contaminatie of uitgestelde behandeling aanwezig.
  • Geperforeerd orgaan aantreffen tijdens ingreep
  • Ingreep in geabcedeerd gebied
55
Q

Postoperatieve wondinfecties

  • risico (%)
  • verwekkers
  • symptomen
A

Risico hangt af van ingreep 1-40%

verwekkers:

  • 45% gram+
    • S. Aureus
    • enterokokken
    • coagulase negatieve stafylokokken
    • streptokokken
  • 30% gram-
    • E. coli
    • P. aeruginosa
    • enterbacter spp
    • p. mirabilis
    • k. pneumoniae

symptomen:

  • pijn/gevoeligheid
  • zwelling
  • roodheid
  • warmte rond wond

Oppervlakkige infecties tot boven de fascie is vaak drainage genoeg. Bij dieper infectie is er ook koorts aanwezig. Operatie + AB is nodig.

Infecties rondom implantaten zijn vooral zeurend van aard. Geen koorts. Verwijderen is dan nodig.

56
Q

Risicofactoren postoperatieve wondinfectie?

A

Klasse chirurgische ingreep

patiënt gebonden risicofactoren zijn:

  • Leeftijd
  • Onderliggende ziekte bijv. DM
  • (Morbide) obesitas
  • Roken
  • Langdurig opgenomen voor ingreep
  • Aanwezigheid van infectie voor ingreep
57
Q

Wanneer profylaxe voor operatie?

A

Afhankelijk van het infectierisico wat weer afhangt van:

  • risico op besmetting en infectie tijdens ingreep
  • ernst van de gevolgen
58
Q

Welke maatregelen tegen pneumonie moeten worden genomen bij beademde patiënten?

A
  • Verhogen hoofdeinde tot 30 a 45 graden
  • Zo kort mogelijk beademen
  • Subglottische drainage
  • Selectieve decontaminatie van de orofarnyx en evt. darm.
59
Q

UWI

  • belangrijkste risicofactor
  • meest voorkomende verwekker
  • soorten verschijnselen
  • maatregelen ter preventie UWI bij katheter
A

Katheter

E. Coli

A-typisch

Gebruik bij inbrengen een aseptische methode.
Beoordeel elke dag of de katheter nodig is.
Zorg voor een gesloten afvoersysteem.
Zorg dat de katheter vast zit en plaats de afvoerzak onder het niveau van de blaas.
Zorg voor dagelijkse hygienische maatregelen bij verzorgen.

60
Q

Hoe werken betalactam antibiotica?

A

De betalactamring uit de AB kan worden ingebouwd in de peptideglycaanlaag waardoor cross-linking verstoord wordt. Hierdoor kan de bacterie geen celwand meer groeien. –> bacterie zal opzwellen rupteren en doodgaan.

Hiernaast binden betalactamring AB aan PBP eiwitten in de bacterie. Doordat bacteriën deze receptor veranderen. Is de betalactam AB niet effectief.

Gram+ ongestoord door de celwand
Gram- gaat het via poriën in buitenste membraam

61
Q

Wat is het afweermechanisme van bacteriën tegen betalactam antibiotica?

A

Sommige produceren het enzym beta-lactamase wat de betalactamring van de AB afbreekt.

AB kan gecombineerd worden met betalactamase remmer –> clavulaanzuur

carbapenems zijn resistent tegen betalactamase

62
Q

Pencillinen

  • soorten
  • bijwerkingen
A

bevat beta-lactamring gebonden aan thiazolidinering

Benzylpenicilline en phenoxymethylpenicilline (penciline G en V)

  • werkt tegen aerobe gram+ en aantal gram- + veel anearobe micro-organisme
  • werkt niet bij beta-lactamase

Flucloxacilline

  • bevat zijketen die beschermd tegen beta-lacatmase
  • minder effectief dan G/V tegen bacteriën die geen beta-lactamase doen

Ampicilline en Amoxicilline
- werkzaam tegen alle gram- bacteriën

Bijwerkingen:

  • overgeven/misselijkheid
  • allergische reactie
  • neutropenie of eosinofillie
  • encefalopathie
  • diarree
  • geelzucht (flucloxacilline)
63
Q

Cefalosporinen

  • werking
  • generaties?
  • soorten
  • bijwerkingen
A

bevat beta-lactamring gebonden aan dithiazolidinering hierdoor beter bestand tegen beta-lactamase.

3 generaties. Eerste generatie meest effectief tegen gram+. Oplopend steeds beter tegen gram- en slechter tegen gram+. Hogere 2/3 door blood-hersenbarriere.

1e cefadroxil en cefalexine:

  • stafylokkoken en veel streptokokken
  • niet tegen enterokokken

2e cefuroxim
- tegen enkele gram -

3e cefixime

  • betere betalactamase stabiliteit
  • verbeterde gram- activiteit
  • niet werkzaam tegen stafylokokken

Bijwerkingen

  • misselijkheid//overgeven
  • hoofdpijn
  • abdominale pijn
  • uitslag
  • diarree
  • allergie
64
Q

Wat is een monobactam?

A
Lijkt op penicilline maar bevat slechts één ring. 
Bij allergie pencilline. 
Niet werkzaam tegen gram+ 
P. aeruginosa
Neisseria meningitis 
N. gonnorrhoeae
65
Q

wat zijn Carbapenems?

  • imipenem
  • meropenem en ertapenum
  • bijwerkingen
A

Breedspectrum
- gram+ kokken en anaerobe bacteriën

imipenem –> door blood-brain barriere
meropenem en ertapenum –> gram+ en -

zelfde als beta-lactam AB + neurotoxiciteit met convulsies.

66
Q

wat zijn ESBL’s?

A

Extended spectrum beta lactamase

AB die minder goed te remmen zijn met beta-lactamase remmers. Zijn resistent tegen pencillines en de cefalosporines.

In vitro vaak wel effect, maar in vivo relatief veel minder dus geen klinisch effect.

67
Q

Wat zijn CPE’s?

A

carbapenemase producing enterobacteriaceae

zijn carbapenem resistent –> je bent de sjaak

weinig tot geen behandelmogelijkheden.

Ceftaroline en ceftazidimide-avibactam soms wel werkzaam.

68
Q

UWI

  • epidemiologie
  • verwekker
  • virulentiefactoren
  • O, H, en K-antigenen
A
  • 30-40 per 1000 mensen
  • pyelenefritis komt vaker voor bij vrouwen 2 per 1000 vrouwen
  • 33% vrouwen < 24 jaar
  • 50% vrouwen heeft het gehad

verwekker vaak e. coli

virulentiefactoren:

  • endotoxine (LPS of O-antigeen)
  • kapsel
  • endotoxineproductie
  • expressie adhesiefactoren:
    • type-1 fimbriae
    • p-fimbriae
  • intracellulaire overleving
  • groeibevorderende factoren
  • resistentie tegen serum/AB
  • Invasie en lysis van cellen

O: 150
H: 50
K: 1

69
Q

Welke bacteriën kunnen zorgen voor UWI?

A

E. coli (meest voorkomende)
Proteus
Klebsiella
Enterobacter

70
Q

Wat zijn de predisponerende factoren voor een UWI?

A
  • Obstructie urinewegen
  • hoge pH urine
  • corpus alineum: katheter/nierstenen
  • verstoorde barrières
  • Epitheel beter toegankelijk
  • non-secretors
  • defecten in de fincterfunctie of peristaltiek > zwangerschap
71
Q

Is oestrageen van invloed op de kans op een UWI?

A

Ja, minder oestrogeen > hogere kans.

72
Q

Diagnostiek UWI

  • eerste keus
  • wanneer niet nodig
  • alle opties
  • valkuilen
A

nitriettest –> negatief –> leukotest
(gouden standaard urinekweek)
gezonde niet zwangere vrouwen > 12 die eerder een UWI hebben gehad en de klachten herkennen.

Opties:

  • Dipslides
  • Dipsticks
  • Urinesediment
  • Urinekweek

Valkuilen:

  • verzameling (niet uit katheterzak)
  • bewaren van bacteriën bij 4 graden of <1 uur kweken
  • heeft al AB gehad
  • discussie over afkappunt van 10^5 kve/ml
  • UWI bij katheter
  • laag aantal bacteriën voorstadium UWI
73
Q

Klinisch beeld en therapie UWI

- klachten

A

Soms geen klachten

  • dysurie en frequente mictie
  • mictie met kleine hoeveelheden
  • soms pijn uitstralend suprapubische regio
  • regelmatig macroscopische hematurie
  • bij pyleonefritis soms slagpijn nierloge
74
Q

Wat zegt de uitslag van een nitriettest?

A

Positief bij UWI

Negatief bij geslachtsziekte

75
Q

Behandeling UWI

A

Afwachtend

1e keus: nitrofurantoïne
2e keus: eenmalig fosfomycine
3e keus: trimethoprim 3 dagen

76
Q

Acute pyelonefritis:

  • symptomen
  • complicaties
  • behandeling
A

Ernstige ontsteking die sepsis of bactemerie tot gevolg kan hebben. Als de behandeling niet werkt na 3 dagen –> echo om abcess/niersteen uit te sluiten.

Creatine gehalte normaal

symptomen:

  • strangurie
  • lendenpijn
  • hoge koorts
  • algemene malaise
  • slagpijn in de nierloge
  • aangetast nierparenchym met erytrocyten- en leukocytencilinders.

7 dagen fluorchinolonen
10 dagen amoxcilline + clavulaanzuur

77
Q

Behandeling UWI bij mannen?

A

Cotrimoxazol

prostatits –> fluorchinolonen

78
Q

Wat is ASB?

A

asymptomatische bacteriurie > twee achtereenvolgende urinekweek 10^5 kve/ml. Zonder symptomen.

Alleen behandelen vlak na urologische ingreep of recente niertransplantatie.

79
Q

Hoe voorkom je een UWI?

A
  • Veel drinken
  • Toilethygiëne
  • Circumcisie
  • Regelmatige lediging blaas na seks
80
Q

Hoe is hepatitis C overdraagbaar?

A

Via bloed en als SOI

81
Q

Wanneer is een SOI het best overdraagbaar?

A

Als er al een andere SOI aanwezig is. Kunnen andere SOI’s makkelijk overgedragen worden.

82
Q

Wat is het gouden shot?

A

HIV zorgt voor immuundefficienties hierdoor kunnen ander SOI ook makkelijk overgedragen worden. Bij nieuw seksueel contact kan iemand dan meerdere SOI’s overdragen.

83
Q

Wat zijn de big five waar op getest wordt?

A
  • Syfilis
  • Gonorroe
  • Chlamydia
  • Hepatits B
  • HIV
84
Q

Wat zijn de klachten van SOI’s?

A

man:

  • urethritis/dysurie
  • ecoulement: urethrale uitvloed
  • balanitis
  • epididymitis

vrouw

  • fluor
  • vaginitis
  • PID > ontsteking kleine bekken
85
Q

Hoe vaak verloopt een SOI zonder klachten?

A

Vrouwen 75%

Mannen 25%

86
Q

PID

  • symptomen
  • verwekker
  • behandeling
A

symptomen:

  • pijn onderbuik of rechts boven
  • fluor
  • malaise/koorts

verwekkers:

  • Chlamydia trachomatis
  • neisseria gonnorhoeae
  • anaerobe organisme

hakvaltest –> peritoneale prikkelingen –> peritonitis

PID direct behandelen ivm onvruchtbaarheid
ceftriaxon, doxycycline en metronidazol

87
Q

Welke criteria heeft Robert Koch waarmee bepaald kan worden of het micro-organisme de verwekker van de infectie is of niet?

Welke beperkingen hebben zijn criteria

A
  • micro-organisme moet detecteerbaar zijn in gastheer op elke stadium van de ziekte.
  • Moet geïsoleerd kunnen worden en kunnen groeien in zuivere kweek.
  • Het gekweekte (reine) micro-organisme moet dezelfde symptomen geven bij een ander organisme.
  • Het micro organisme moet opnieuw geïsoleerd kunnen worden van het geïnfecteerde dier en corresponderen met het oorspronkelijke micro-organisme in pure cultuur.

(later toegevoegd)

  • aantoonbare immuunrespons laat doorgemaakte infectie zien
  • respons op AB tegen specifieke verwekker
  • effect van preventie zegt iets over virulentie

Beperkingen:

  • Ook ziekte is mogelijk als micro-organisme al verdwenen is
  • Ziekte door toxines van het micro-organisme
  • Pathogenen die alleen bij mensen ziektes veroorzaken
  • niet alle stammen even virulent
  • veel pathogenen niet/moelijk te kweken
  • door kweek verlies van virulentie
  • evolutie in gastheer
  • wel micro-organisme > geen symptomen
  • bij een persoon wel pathogeen en bij iemand anders niet.
88
Q

Wat is een pilli en wat is zijn functie?

A

polymeren van eiwitten die als een soort draad uitsteken uit het buitenmembraam van de bacterie.

Overbruggen van de elektrostatische ladding tussen een negatief geladen bacterie en gastheercel.

89
Q

Wanneer is iemand drager (de pathogenese)?

A

Als er adhesie zonder invasie plaats vindt

90
Q

Welke mogelijkheden hebben bacteriën tot hechten?

A
  • hechtingsfactoren
  • adherentiefactoren: binden aan specifieke receptoren

–> leidt niet altijd tot ziekte, als er geen invasie plaatsvind is men alleen drager.

91
Q

Wat houdt weefseltropisme in?

A

Een micro-organisme bindt beter aan één specifiek type weefselcel.

92
Q

Wat is virulentie?

A

De mate waarin verschijnselen worden veroorzaakt, ofwel de ernst van de verschijnselen.

93
Q

Welke invasie mechanisme gebruiken bacteriën?

A

Passieve invasie:

  • via wonden
  • via vectoren: muggen, luizen en teken

Actieve invasie:
- Type 3 secretion systeem –> zoek op wat het is

94
Q

Wat is pathogeniciteit?

A

Het vermogen van een micro-organisme om ziekteverschijnselen te veroorzaken, ofwel de besmettelijkheid van een bacterie.

95
Q

Welke virulentiefactoren zijn er?

A
  • Afkapseling
  • Verspreiding
    • nucleasen
    • hyalurondiase
    • lipase
  • remming immuunrespons
    • Stafylokinase
    • CHIPS
    • SCIn
  • betalactamase
  • kapselvorming
96
Q

Otitis media acuta (OMA)

  • wat is het?
  • verwekkers?
  • epidemiologie?
  • pathogenese?
A

Ontsteking van het middenoor door een bacteriële of virale infectie. Door de infectie ontstaat er pusvorming in het middenoor.

Verwekkers:

  • S. pneumoniae (komt vaak voor)
  • H. influenae (komt vaak voor)
  • M. catarrhalis

Epidemiologie:
75% van de kinderen < 3 jaar krijgt dit. Nederland en Scandinavië ander beleid dus apart resistentiepatroon.
1/3 van de patiënten kweek middenoor negatief. virale infectie geeft ruimte voor een bacteriële superinfectie.

Pathogenese:
- defect in buis van Eustachius nodig naast aanwezigheid bacterie/virus.

97
Q

Otitis media acuta (OMA)

  • wat is het?
  • verwekkers?
  • epidemiologie?
  • pathogenese?
A

Ontsteking van het middenoor door een bacteriële of virale infectie. Door de infectie ontstaat er pusvorming in het middenoor.

Verwekkers:

  • S. pneumoniae (komt vaak voor)
  • H. influenae (komt vaak voor)
  • M. catarrhalis

Epidemiologie:
75% van de kinderen < 3 jaar krijgt dit. Nederland en Scandinavië ander beleid dus apart resistentiepatroon.
1/3 van de patiënten kweek middenoor negatief. virale infectie geeft ruimte voor een bacteriële superinfectie.

Pathogenese:
- defect in buis van Eustachius nodig naast aanwezigheid bacterie/virus.

98
Q

OME

  • wat is het?
  • symptomen
  • verschil OMA
  • waarom vooral bij kinderen?
  • risicogroepen
A

middenoorontsteking met vocht achter het trommelvlies de buis van Eustachius is dicht, hierdoor onstaat er geen onderdruk en hoopt slijm zihc op in het middenoor.

Bij een OME is er i.t.t. OMA geen inflammatie. OMA kan vaak ook overgaan in OME.

Symptomen:

  • Verkoudheid
  • Open mond gedrag
  • hoorbare ademhaling tijdens slaap

Komt vaak bij kinderen voor omdat:

  • Hoofd is nog niet volgroeid buis van Eustachius loopt horizontaler
  • Kinderen ademen vaak door hun mond
  • Reflux zure maaginhoud

Risicogroepen:

  • down
  • schisis
99
Q

Waar kijk je naar bij een otoscopie? Wat is te zien bij een OME en OMA?

A

Je kijkt naar:

  • Oorschelp
  • Gehoorgang
  • Trommelvliesbeeld

Bij een OMA is het middenoor gevuld met pus hierdoor puilt het uit trommelvlies naar buiten. Bij een OME is het trommelvlies naar binnen getrokken.

100
Q

Wat is matoïditis?

A

Bacteriële infectie van het uitstekende bot achter het oor, vaak ten gevolge van OMA.

Symptomen zijn koorts, afstaand oor en roodheid.

Soms als gevolg van IV AB.

101
Q

Wat zijn intracraniële complicaties bij OMA?

Risicogroepen voor complicaties?

A

subduraal empyseem
epiduraaal abces
intracerebraal abces
meningitis

OMA hoort binnen 3 dagen over te zijn.

Risicogroepen voor complicaties zijn:

  • Jonge zuigelingen
  • Patienten met een anatomische afwijking KNO gebied
  • Immuungecompromitteerde patienten
  • ooroperatie in VG
102
Q

Wat zijn intracraniële complicaties bij OMA?

Risicogroepen voor complicaties?

A

subduraal empyseem
epiduraaal abces
intracerebraal abces
meningitis

OMA hoort binnen 3 dagen over te zijn.

Risicogroepen voor complicaties zijn:

  • Jonge zuigelingen
  • Patienten met een anatomische afwijking KNO gebied
  • Immuungecompromitteerde patienten
  • ooroperatie in VG

Afgenomen in circulatie na introductie 10-valente pneumokokken-conjugaatvaccin

103
Q

Wat is de behandeling OMA/OME?

A

OMA/OME is self-limiting –> geruststelling en uitleg.

Geen AB, wel pijnstilling. Neusspray kan helpen maar is niet bewezen effectief.

AB kan bij risicovolle patiënten:
1e keus amoxcilline
2e keus cortrimoxazol

104
Q

Wanneer trommelvliesbuisje plaatsen?

A
  • vocht in middenoor
  • gehoorverlies > 25 dB beide oren
  • > 3 mnd klachten
  • klachten/hinder, zoals achterstand spraaktaalontwikkeling
  • voorkeur ouders
105
Q

Door wie wordt het RVP uitgevoerd?

A

GGD, CJG, thuiszorg, verloskundige, kinderartsen en hep-A door hulpverleners.

106
Q

Wanneer komt een kind in aanmerking voor het RVP?

A

In de basis alle kinderen tot 19 die staan ingeschreven bij een gemeente.

Hiernaast:

  • Kinderen van illegalen
  • (uitgezette) kinderen in detentiecentra
  • Adoptiekinderen
  • Kinderren niet woonachtig of geregistreerd in nederland die langer dan 1 maand in NL verblijven en niet basis imuun zijn.
  • Kinderen van asielzoekers tot 19 jaar.
  • Kinderen van nederlandse diplomaten en millitairen in het buitenland
107
Q

Wat zijn de absolute en relatieve contra-indicaties van het RVP?

A

Absoluut:

  • aangetoonde ernstige allergie
  • zeer ernstige reactie na eerdere toediening zelfde vaccin

Relatief:

  • koorts
  • ernstige immuundeficientie of stoornis
  • verhoogde bloedingsneiging
  • zwangerschap
  • na toediening bloedproducten of immuunglobulinen
  • anesthesie, epilepsie of niet goed ingestelde medicatie
108
Q

Waarom is HVP toegevoegd?

A

Alleen bij meisjes ter voorkoming van cerviccarcinoom op oudere leeftijd.

109
Q

Wat zijn de bijwerkingen van RVP?

A

Vaak binnen 2 dagen weer over:

  • koorts
  • hongerigheid
  • rode plek/zwelling
  • last bij bewegen ingeënte arm/been
  • baby onrustig/veel slapen
  • flauwvallen

Ernstig (alleen hier actie nodig):

  • collaps
  • verkleurde benen
  • koorts stuipen
  • exanthemen
110
Q

Hoe werken antivirale vaccins bij virulente virussen?

A

Virulente virussen zijn te gevaarlijk om zomaar in een vaccin te stoppen. Er wordt dan een sub-unit van het vaccin gemaakt doordat het DNA in bijv. gist tot expressie wordt gebracht. Het kapseleiwit wordt dan gezuiverd en in een vaccin gestopt.

Deze eiwitten worden gefagocyteerd en gepresenteerd op MHC-II receptoren aan de CD4+ t-helpercellen. Hierdoor worden B-cellen gestimulleerd antilichamen aan te maken. Deze doden de virusdeeltjes tussen de cellen en niet in de cellen.

Vaak is dit maar effectief tegen een serotype en bij mutatie vindt er dus weer een primaire respons plaats.

111
Q

Welke risicogroepen zijn er voor UWI (risico op een complex beloop)

A
Zwangeren
Mannen 
Kinderen < 12
Nier/urinewegziekte in VG
Verminderde weerstand
Verblijfskatheter gehad of nu
112
Q

Wanneer komen bij de man en vrouw UWI het meeste voor?

A

Man: 10 < leeftijd >60
Vrouwen:
- samenwooncyste (piek) rond 20
- zwangerschapscyste (piek) rond 29

113
Q

Wat zijn de belangrijkste nosocomiale ziekteverwekkers UWI?

A

E. Coli (40%)

S. Proteus (25%) een verband met niersteen

114
Q

Wat staat er in de DD als primaire klacht hoesten is?

A
  • Bacteriële/virale infectie
  • Infectie bovenste luchtwegen
  • Bronchiale hyperactiviteit
  • Corpus alienum
  • Rook, koude lucht/toxiche dampen
  • Pneumothorax (20-25 jaar en man)
  • ACE remmers
  • zuurbranden
  • acute decompensatio cordis
115
Q

Welke behandelstappen zijn er bij een sinusitis?

A
  • Aansturen slinken slijmvlies + pijnstilling
  • Doxycycline (< 9 jaar of zwanger > amoxcilline)
  • Cortico neusspray
  • FESS
116
Q

Welke bacteriën zijn vatbaar voor penicilline.

A

Gram- wel

Gram+ niet

117
Q

Welke verschillende soorten hemolyse zijn te zien op een bloedagar schaal?

A

Alfa –> groen
Beta –> erytrocyten worden volledig vernietigd, verheldering te zien
Gamma –> indifferent

118
Q

Via welke 4 stappen onstaat een endocarditis? (pathogonese)

A
  1. endotheel beschadiging (venturi effect)
  2. trombocytenagegratie
  3. bacteriën blijven aan de trombocytenplague plakken
  4. nog meer trombocytenplague

bacteriën raken zo ingekapseld en AB of imuunsysteem kan er niet bij.

119
Q

Hoe werken fluorchinolonen en wat zijn de bijwerkingen?

  • ciprofloxacine
  • moxifloxacine
A

Remmen replicatie van bacteriaal DNA via remming van DNA-gyrase en DNA-topoisomerase.

Weerstand is zeldzaam

Gastro-intestinaal
Neurologisch
Huiduitslag 
pijn/inflamatie pezen 
hartritmestoornissen door verlengen QT interval
120
Q

Hoe werkt metronidazol en wat zijn de bijwerkingen?

A

Omgezet naar metaboliet wat een remmende werking heeft op DNA-synthese en tevens DNA afbreekt.

Resistentie neemt toe bijv. bij H. pylori en C. difficile

Bijwerkingen zijn:

  • misselijkheid/braken
  • intolerantie voor alcohol
  • huiduitslag
121
Q

hoe werken glycopeptiden (vancomycine) en wat zijn de bijwerkingen?

A

remt de celwandsynthese.

122
Q

Hoe werken nitrofurantoïne en wat zijn de bijwerkingen?

A

Worden geactiveerd tot metaboliet dat interfereert met ribosomaal RNA, DNA en andere intracellulaire componenten.

Effectief tegen meeste gram+ strepococci en e. coli. Vooral handig dat het volledig uitgescheiden wordt door de nieren. –> goed voor cystitis.

Bijwerkingen:

  • gastro-intestinaal
  • pulmonale toxiciteit (langdurig)
123
Q

Hoe werken macroliden en wat zijn de bijwerkingen?

  • azitromycine
  • claritromycine
  • erytromycine
A

interferen met eiwitsynthese door reversibel te binden aan 50S subunit. Resistentie neemt toe doordat bacteriën vaker beschikken over effluxpomp.

bijwerkingen:

  • gastro-intestinaal
  • geelzucht
  • QT verlening
  • remming P450
124
Q

Hoe werken lincosamides (clindamycine) en wat zijn de bijwerkingen?

A

remt bacteriële eiwitsynthese op dezelfde manier als microliden.

  • gastro-intestinaal
  • geelzucht
  • huiduitslag
  • neutropenie
  • trombocytopenie
125
Q

Hoe werken aminoglycosiden (gentamicine, tobramycine) en wat zijn de bijwerkingen?

A

Interferen met de bacteriële eiwitsynthese door irreversibel te binden aan het 30S subunit van het bacteriële ribosoom.

Toenemende resistentie. Worden slecht opgenomen in de darm. Dus IV.

Bijwerkingen:

  • ototoxiciteit
  • nefrotoxiciteit
  • acute neuromusculaire blokkade
126
Q

Hoe werken tetracyclines (doxycycline) en wat zijn de bijwerkingen?

A

binden reversibel aan 30S-subunit van het bacteriële ribosoom. Door effluxpomp langzame resistentie.

Bijwerkingen:

  • misselijkheid/braken/diaree
  • niet bij zwangeren/kinderen < 12
  • benigne intracraniële hypertensie
  • anti ababole effecten
127
Q

Hoe werken cortrimoxazol (sulphonamiden + trimethoprim) en wat zijn de bijwerkingen?

A

inhiberen van foliumzuur metabolisatie (dit is nodig voor bacteriële eiwitsynthese).

Bijwerkingen:

  • gastro-intestinaal
  • huiduitslag
  • hemolyse (bij mensen met glucose-6-phosfaat tekort)
  • neutropenie
  • trombocytopenie
  • beenmergdepressie

niet laatste trimester zwangerschap