Tekst 1: De Geboorte Van Apollo Flashcards
Filius
Filii
De zoon
Ingens
Ingens, ingens, ingentis
Reusachtig
Hic
Haec, hoc
Deze, dit; hij, zij, het
Ante
+acc.
Voor
In
+abl.
In, op; tijdens
Mons
Montis(m.)
De berg
E(x)
+abl.
Uit, weg van, van
Dare
Do, dedi, datum
Geven
Solere
Soleo, solitus sum
Gewoon zijn, de gewoonte hebben
E(x)
+abl.
Hier: door toedoen van
Liberi
Liberorum
De kinderen
Mors
Mortis
De dood
Fatum
Fati
Het noodlot, het lot
Providere
Provideo, providi, provisum
Voorzien, van tevoren regelen
Certus
Certa, certum
Zeker, bepaald
Tempus
Temporis
De tijd, het moment, het ogenblik
Iupiter
Iovis
Jupiter(eigenaam)
Cum
+abl.
Samen met, met
Cum
+ind.
Wanneer, toen
Iuno
Iunonis
Juno(eigennaam)
Facere
Facio, feci, factum
Doen;maken
Ut
+conj.
Opdat, om te; zodat, dat
Sol
Solis(m.)
De zon
Accedere
Accedo, accessi, accessum
Gaan naar; naderen