Tegenstellingen Flashcards
1
Q
actually
A
feitelijk, eigenlijk
2
Q
admittedly
A
toegegeven
3
Q
although, though
A
ofschoon, hoewel
4
Q
besides
A
behalve
5
Q
but
A
maar
6
Q
by contrast
A
daarentegen, als contrast
7
Q
certainly,
A
weliswaar
8
Q
conversely
A
daarentegen
9
Q
despite
A
ondanks