Tandem Vokabeln Flashcards by Florian Seitz

Q

Guten Morgen!

A

Goedemorgen!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Guten Nachmittag!

A

Goedenmiddag

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Guten Abend!

A

Goedenavond!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Auf Wiedersehen!

A

Tot zien/ziens!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Tschüss!

A

Doei!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wie geht es dir?

A

Hoe gaat het?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Mir geht es gut

A

Met mij gaat het goed

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Danke

A

Dankjewel

Dankuwel (formal)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Darf ich was fragen?

A

Mag ik wat vragen?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wo ist der Supermarkt?

Wo ist das Fitnesscenter?

Wo ist die Straßenbahnstation?

A

Waar is de supermarkt?

Waar is het fitnesscentrum?

Waar is het tramstation?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Kann ich mit Karte zahlen?

A

Mag ik pinnen?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Willst du eine Rechnung?

A

Wil je de bon?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Sammeln Sie Sticker?

A

Spaar je zegels?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Kann ich Sticker haben?

A

Mag ik zegels?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Kann ich bestellen?

A

Mag ik bestellen?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Was möchten Sie haben?

A

Wat mag het worden?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ich hätte gerne einen Cafe Latte and a stroopwafel

A

Ik wil graag een Cafe latte en een stroopwafel

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ich will

A

Ik wil

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hier bitte!

A

Alsjeblieft

Alstublieft (formal)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Könnte ich bitte einen Matcha Latte und eine stroopwafel haben?

A

Mag ik een matcha latte en een stroopwafel alstublieft? 

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Natürlich!

A

Natuurlijk

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Einen Moment bitte

A

Een moment geduld alstublieft

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Das macht 5,50 EUR

A

Dat wordt dan 5.50 euro

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Gern geschehen

A

Graag gedaan

Q

Haben sie einen schönen Tag!

A

Fijne dag verder

Q

Du auch!

A

Jij ook!

Q

Ich würde gerne bar bezahlen

A

Ik wil graag contant betalen

Q

Sie finden es auf der rechten Seite der Theke

A

Dat staat aan de rechter kant van het schap

Q

Wo ist der Hörsaal?

A

Waar is de hoorcollegezaal?

Q

Ich studiere Europarecht

Ich mache Europarecht

A

Ik studeer European Law

Ik doe European Law

Q

Was studierst du?

A

Wat studeer jij?

Q

Und du?

A

En jij?

Q

Mir geht es auch gut

A

Met mij gaat het ook goed

Q

Wie alt bist du?

A

Hoe oud ben jij?

Q

Ich bin 22/23

A

Ik ben tweeëntwintig/drieëntwintig

Q

Woher kommst du?

A

Waar kom je vandaan?

Q

Ich komme aus Österreich

A

Ik kom uit Oostenrijk

Q

Schokostreuseln

A

Hagelslag

Q

Wollen wir Ski fahren gehen?

A

Zullen we gaan skiën?

Q

Guten Appetit

A

Eetsmakelijk

Q

Ich bin auf der Suche nach der Universtität

A

Ik ben op zoek naar de universiteit

Q

nächster Supermarkt

A

dichtstbijzijnde supermarkt

Q

Ich suche den nächsten Supermarkt

A

Ik ben op zoek naar de dichtsbijzijnde supermarkt

Q

Wie komme ich dorthin?

A

Hoe kom ik daar?

Q

Sie gehen geradeaus und dann die zweite links

A

Je gaat hier rechtdoor en dan de tweede linksaf

Q

Der Raum befindet sich im Gebäude M

A

Het lokaal bevindt zich in gebouw M

Q

Heute ist es schön und sonnig

A

Het is lekker zonnig vandaag

Q

Hast du heute bei diesem schönen Wetter schon etwas vor?

A

Heb je nog plannen vandaag met dit mooie weer?

Q

Ich gehe mit ein paar Freunden in den Park

A

Ik ga met wat vrienden naar het park

Q

Klingt gut!

A

Klinkt goed/leuk

Q

Willst auch mitkommen?

A

Wil je ook komen?

Q

Um wie viel Uhr geht ihr?

A

Hoe laat gaan jullie?

Q

Wir gehen um drei Uhr

A

We gaan om drie uur

Q

Wir sehen uns dann

A

Zie je dan

Q

Nein, ich kann heute nicht

A

Nee ik kan niet vandaag

Q

Aber morgen habe ich Zeit

A

Maar ik heb morgen wel tijd

Q

Nein, ich kann heute nicht

A

Nee, ik kan vandaag helaas niet

Q

Es ist nett, dass du fragst

A

Lief dat je het vraagt

Q

Bedankt voor de uitnodiging

A

Danke für die Einladung