taalvaardigheid I Flashcards

1
Q

een advocaat, advocaten

A

en advokat, -er

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een werknemer

A

en arbetare, -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een architect, architecten

A

en arkitekt, -er

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een bakker, bakkers

A

en bagare, -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een job, jobs

A

en bana, banor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een boer, boeren

A

en bonde, bönder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een directeur, directeuren

A

en direktör, direktörer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een dokter, de dokter, dokters

A

en doktor, (bestämd form singular: doktorn), doktorer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een koningin, koninginnen

A

en drottning, -ar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een onderzoeker, onderzoekers

A

en forskare, -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een fotograaf, fotografen

A

en fotograf, fotografer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een kapper, kappers

A

en frisör, -er

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een schrijver, schrijvers

A

en författare, -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een heldin, heldinnen

A

en hjältinna, hjältinnor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een held, helden

A

en hjälte, hjältar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een ingenieur, ingenieurs

A

en ingenjör, -er

17
Q

een chemicus, chemici

A

en kemist, -er

18
Q

een kok, koks

A

en kock, -ar

19
Q

een collega, collega’s

A

en kollega, kollegor/kolleger

20
Q

een kunstenaar, kunsternaars

A

en konstnär, -er

21
Q

een bouwer, bouwers

A

en konstruktör, -er

22
Q

een dokter, dokters

A

en läkare, -

23
Q

een leerkracht, leerkrachten

A

en lärare,-

24
Q

een medewerker, een collega, collega’s

A

en medarbetare, -

25
Q

een mecanicien, mecaniciens

A

en mekaniker, -

26
Q

een minister, de minister, ministers

A

en minister, (best form sg: ministern), ministrar

27
Q

een gepensioneerde, gepensioneerden

A

en pensionär, pensionärer

28
Q

een plastische chirurg

A

en plastikkirurg

29
Q

een politicus, de politicus, politici

A

en politiker, (best form sg poltikern), politiker

30
Q

een prinses, prinsessen

A

en prinsessa, prinsessor

31
Q

een professor, professoren

A

en professor, professorer