taalkunde caput I+II Flashcards
ac, atque
en
ad+ acc
naar, tot bij
aqua
water, mv: geneeskrachtige bron
aut
of
bonus, a , um
goed
causa, ae
oorzaak, partij, rechtzaak
ceterum
maar, nu
ceterus
overige
copia, ae
proviand, voorraad, troepenmacht
cum+abl
samen met, met
cura, ae
zorg, bezorgdheid
ego
ik
et
en, ook
ex, e+abl
uit, vanuit
fortuna, ae
geluk, fortuin
in+acc
in, naar
in+ abl
in, op tijdens
ipse, a, um
zelf
ita
zo
littera, ae
mv: brief
enk: letter
longus, a, um
lang
magnus
groot
meus
mijn
multus
veel
natura, ae
natuur, aard
non
niet
nullus
geen
nunc
nu
parvus
klein
primus
eerste
probus
rechtschapen
publicus
openbaar
puella, ae
meisje
-que
en
quod
die, dat
sed
maar
sententia, ae
mening
sic
zo
sum (esse)
zijn
superus
zich boven bevindend
suus, sua, suum
zijn
tuus, tua, tuum
jouw
tantus, a, um
zoveel, zo groot
terra, ae
aarde, land, grond
tu
jij
unus, a, um
een
vita, ae
leven
vos
jullie
a(b)
naar
ager, agri
akker, veld, stuk land
mv. platteland
alter, a, um
ander (van twee), tweede
alvus, i (vr)
buik, onderbuik; buik (schip) bijenkorf
animus, i
ziel, overtuiging, verstand
annus, i
jaar
bellum, i
oorlog, gevecht
de + abl
van, over, wegens
debere, eo, ui, itum
verschuldigd zijn
infinitief= verplicht zijn
DEUS
god
dexter, a, um
rechts, handig, geluksbrengend
faber, bri
ambachtsman, mv: genietroepen
filius
zoon
habere, eo, ui, itum
hebben, houden, gedragen, beschouwen als
humus, i (vr)
grond, aarde
integer, a , um
ongedeerd, rechtschapen
iubere, eo, iussi, iussum
bevelen, verordenen
iudicare
de + abl= oordelen over
+ acc (met inf) (be)oordelen
iemand (acc) veroordelen tot iets (gen)
iudicium, i
oordeel, onderzoek, rechtbank
liber, bri
boek, geschrift
liberi, orum
plurale tantum (enkel mv) kinderen (tov ouders)
licere
onderwerpszin: x is geoorloofd, toegestaan
locus, i
plaats, stelling: gelegenheid
onz. mv plaatsen
m. mv = passage (boek)
magister, i
meester, aanvoerder
miser, a, um (ik atm)
ongelukkig, ellendig
modus, i
maat, ritme, grens
movere, eo, movi, tum
doen bewegen, beïnvloeden, ontroeren
-ne (enclitisch, soms samengesmolten met voorafgaande s als -n)
(onvertaald, leidt vraag in)
numerus, i
aantal, rang, menigte, versmaat, maat (muziek)
oculus, i
oog
oportere, oportet, oportui
onderwerpszin: X is nodig (rationeel, plichtsmatig)
pecunia, ae
geld; vermogen, eigendom
poena, ae
boete, straf
populus, i
volk, menigte
praefectus, i
bevelhebber, aanvoerder
puer, eri
kind jongen knaap
putare,
denken, menen, houden voor
servus, a, um
slaafs, als subst (officieel statuut in romeins recht)
sestertium
gesubstantiveerde gen. mv.: 100000 sestertiën
sestertius, i
sestertie (romeinse zilveren munt)
talentum, i
talent, gewichtseenheid van 37 of 26 kg of geldsom van 6000 drachmen (griekse munteenheid) of 60 minnae
tenere, eo, tenui, tentum
vasthouden, bezitten, handhaven, begrijpen, verplichten
tribunus, i
tribuun (volksleider of hogere officier)
verbum, i
woord, uitspraak, spreekwoord, werkwoord
vesper, eri,
avond, ‘s avonds
videre, eo , vidi, visum
zien, inzien
vir, i
man; echtgenoot
virus, i (onz)
slijm, vergif
vocare
aanroepen, uitnodigen, uitdagen, dagvaarden
vulgus onz
volk, geseupel, kudde