Taalindelingen Flashcards
1
Q
Taalvorm
A
Zinsproductie, zinsbegrip
2
Q
Taalinhoud
A
Woordenschat / Semantiek
3
Q
Taalgebruik
A
Manier waarop taal wordt ingezet, Pragmatiek
4
Q
Taalgebruik
A
Manier waarop taal wordt ingezet, Pragmatiek
5
Q
Fonologie
A
Spraakverstaanbaarheid (k -> t)
6
Q
Morfologie
A
Woordvorm, vervoegen van woorden
7
Q
Semantiek
A
Woordenschat, Woordbegrip
8
Q
Syntaxis
A
Zinsvorming, Zinsontwikkeling
9
Q
Pragmatiek
A
Het inzetten van taal, taalgebruik
10
Q
Passieve taal
A
Taalbegrip
11
Q
Wat wordt ookwel de Actieve taal genoemd
A
Taalproductie