taal 13-9 Flashcards

1
Q

de bezienswaardigheid

A

iets wat de moeite waard is om te bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het contrast

A

een tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

delta

A

een gebied waar een rivier in kleinere riviertjes vertakt en dan de zee in stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dicht bevolkt

A

waar veel mensen wonen per vierkante kilometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dunbevolkt

A

waar weinig mensen wonen per vierkante kilometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

immens

A

enorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het karakter

A

een Chinees teken voor een woord of een deel van een woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

metropool

A

een wereldstad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mild

A

zacht en vriendelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de omgangsvorm

A

een min of meer vastliggende manier waarop je met elkaar omgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onherbergzaam

A

dat zeg je van een gebied waar je niet makkelijk kan wonen door het klimaat of landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oosters

A

dat zeg je van iets of iemand uit landen uit het oosten van Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

roerbakken

A

al roerend en op hoge temperatuur kort bakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schriftsysteem

A

de manier waarop je een taal schrijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

terracotta

A

rood bruin aardewerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

toonhoogte

A

hoe hoog of laag een klank is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

trekpleister

A

een plek waar mensen graag naar toe willen

18
Q

zich uitstrekken

A

een bepaalde oppervlakte innemen

19
Q

de verscheidenheid

A

de afwisseling, de variatie

20
Q

vertoeven

A

ergens een tijdje zijn

21
Q

afzetten

A

iemand niet langer de leider laten zijn

22
Q

bekritiseren

A

beoordelen,kritiek geven

23
Q

bevolkingsgroei

A

het toenemen van het aantal inwoners van een land

24
Q

boeddhisme

A

een godsdienst die begonnen is door boeddha

25
Q

de censuur

A

toezicht houden op wat geschreven of gezegd wordt in bijvoorbeeld kranten, op televisie en internet, en daarin dingen schrappen

26
Q

het communisme

A

een manier van het samenleven in een land waarbij alles van iedereen is en de regering veel bepaalt

27
Q

deugdzaam

A

je netjes gedragen, fatsoen

28
Q

de dynastie

A

een regerende fafillie, bijvoorbeeld het koningshuis

29
Q

de eenheid

A

een geheel

30
Q

de filosoof

A

iemand die voor zijn beroep bezighoudt met ingewikelde vragen over het leven

30
Q

idealiseren

A

iets mooier maken dan dat het was

31
Q

inperken

A

grenzen stellen, iets kleiner of minder maken

32
Q

sinds mensenheugenis

A

vanaf het moment dat mensen het zich kunnen herineren, al heel lang

33
Q

de mensenrechten

A

de rechten en vrijheden die ieder mens zou moeten hebben

34
Q

moderniseren

A

aanpassen aan de tijd van nu

35
Q

de republiek

A

een staat waarin het staatshoofd (een president) word gekozen

36
Q

respecteren

A

eerbied voor iets hebben, iets of iemand in zijn waarde laten

37
Q

schenden

A

beschadigen

38
Q

symbolisch

A

niet letterlijk, het staat symbool voor iets

39
Q

de wijsheid

A

heel veel weten, veel kennis hebben over allerlei onderwerpen