Taak 1: Neurologische anatomie Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van een anterior structure? Geef ook een synoniem en voorbeeld op het lichaam:

A

Anterior of frontal structure is de structuur die van de voorkant wordt gezien. Het gezicht en de borst zijn een voorbeeld van anterior structures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke kant van het lichaam wordt de posterior structure genoemd?

A

De achterkant van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aan welke kant van het lichaam zitten de lateral structures?

A

De lateral structures zitten van het midden af. Ze zitten ook wel aan de zijkant van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zitten de medial structures op het lichaam?

A

De medial structures zitten naar het midden van het lichaam. De lijn die tussen de ogen door recht naar beneden loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een coronale of frontale sectie?

A

Het is een verticale doorsnede van het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een axiale of transversale sectie in het brein?

A

De horizontale doorsnede van het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de sagittale sectie?

A

De lengtedoorsnede van het brein, van de voorkant naar de achterkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welk organisme wordt de term rostraal gebruikt en wat is definitie hiervan.

A

De term wordt gebruikt bij dieren en het wordt gebruikt om weefsels en organen die meer richting de neus liggen aan te duiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wil men zeggen met de term caudaal?

A

Caudaal wil zeggen dat de weefsel en organen in een dier van verder van de neus af liggen en dichterbij de staart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat er er aangeduid met de term dorsaal bij een dier en hoe verschilt bij de mens?

A

Bij een dier wordt de term dorsaal gebruikt om het deel van het lichaam dat normaal naar boven gericht is en ver van de grond afligt aan te duiden. Bij een mens is de dorsale zijde in het brein het hoogte te punt, dus achteraan boven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er bedoeld met de ventrale zijde bij een dier en bij een mens?

A

Het deel dat bij een dier naar beneden gericht is en het dichtst bij de grond ligt. Bij een mens gaat het om de onderkant van het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een ipsilateral structure? En wat is een controlateral structure?

A

Een ipsilateral structure wil zeggen dat structuren aan dezelfde kant liggen. Een contralateral structure wil zeggen dat de structuren tegenover elkaar liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer structuren in beide hemisferen voorkomen hoe worden ze dan genoemd?

A

bilateral structure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer structuren dicht bij elkaar liggen worden ze …. genoemd?

A

Het heet dan proximal structure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waneer structuren ver van elkaar afliggen worden ze …. genoemd?

A

distal structure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt er bedoeld met afferent

A

Afferent wil zeggen dat de beweging naar het brein toe is.

17
Q

Wat betekent efferent?

A

Efferent wil zeggen dat de beweging van het brein af is.

18
Q

Wat is de juiste beschrijving van het zenuwstelsel?
A: Het centrale zenuwstelsel, waaronder het ruggenmerg en het brein vallen. Daarnaast het perifere zenuwstelsel, waaronder het autonome en somatische zenuwstel vallen.
B: Het centrale zenuwstel, waaronder het somatische en perifere en autonome zenuwstel liggen
C: De craniale en ruggenzenuwen samen met het sympatische zenuwstel en het parasympatische zenuwstelsel

Leg uit waaronder de overige zenuwstelsels vallen.
B

A

Antwoord A

Het zenuwstel is al eerste opgebouwd uit het centrale zenuwstel en het perifere zenuwstels. Onder het CZS vallen het brein en het ruggenmerg. Onder het PZS vallen het somatische zenuwstel en het autonome zenuwstelsel. Onder het SZS vallen de craniale zenuwen en de ruggenwervelzenuwen. Onder het AZS vallen het sympathische zenuwstelsel en het parasympatische zenuwstelsel.

19
Q

Wanneer men spreekt van het somatische zenuwstelsel gaat het om de ….=

A

Bij het SZS horen de ruggenmergzenuwen die van- en naar de sensorische organen, spieren, gewrichten en huid lopen. Vanuit het SZS wordt beweging geproduceerd en binnenkomende sensorische informatie naar het CZS verstuurd.

20
Q

Wat valt er onder het autonome zenuwstelsel?

A

Het autonome zenuwstelsel bevat het parasympatische zenuwstelsel (onbewust, rust) en het sympathische zenuwstelsel (bewust, activiteit, zorgt voor fight-flight reactie en energievolle activiteiten)

21
Q

Op welke 4 manieren wordt het CZS (brein en ruggenmerg) beschermd?

A
  1. door botstructuren zoals de schedel en ruggenwervels (Bonus het PZS is gevoeliger, maar heeft de capaciteit zichzelf te vernieuwen door middel van groei van nieuwe axonen en dendrieten.)
  2. Membranen die in de bot structuren liggen
    a. Dura mater: buitenste laag van de schedel, heeft een dubbele laag weefsel die werkt als een losse zaak om de hersenen
    b. Arachnoid membrane: de middelste laag van de schedel, bestaande uit een dun laagje weefsel, welke de contouren van de hersenen volgt
    c. Pia mater: binnenste laag van de schedel, gemiddeld sterk weefsel dat zich vasthoudt aan de oppervlakte van de hersenen
  3. Cerebrospinaal vocht beschermt het brein tegen schokken en veranderingen in druk. Het vocht circuleert in 4 ventrikels in de hersenen, wervelkolom en binnen de subarachnoïdale ruimte in de membraan die de hersenen insluiten
  4. De hersenen en ruggenmerg worden beschermd voor chemische substanties die circuleren in de rest van het lichaam door middel van de bloed-hersenbarrière. De cellen van de capillairen vormen krappe kruispunten met elkaar waardoor ze voorkomend dat ongehoorde producten het CZS binnendringen.
22
Q

BenoBenoem de twee soorten arteries die het brein bloed laten ontvangen?

A

CarotidCarotide en vertebrale arterie.

23
Q

Benoem per artery welke delen van de cortex worden geïrrigeerd.
A. Anterior cerebral artery (ACA)
B. Middle cerebral artery (MCA)
C. pPosterior cerebral artery (PCA)

A

A. mediale en dorsale deel van de cortex
B. de laterale zijde van de cortex
C. ventrale en posteriore oppervlakte van de cortex

24
Q

OmOmschrijf de werking van de volgende neuronen:

  1. Motorneuronen
  2. Sensorische neuronen
  3. Interneuronen
A
  1. efferent (van het brein af) de celkern ligt in het ruggenmerg. Het ontvangt de prikkels van neuronen door de dendrieten en leidt deze van de axon naar de spier.
  2. afferent (naar het brein toe) type neuron dat erg gevoelig aan het einde vooor specifieke prikkelingen, zoals licht geluid of tast. De kleine vertakkingen gaan rechtstreeks vanuit de receptoren naar de axon. Celkern (soma) bevindt zich in de kleinste vertakking in de belangrijkste stam.
  3. Interneuronen: de cel die tussen een axon en dendriet zit en als structor een tussenneuron krijgt.
25
Q

Geef de juiste naam bij de beschrijving

  1. Veel dendrieten, één axon
  2. één dendriet, beide kanten axonen
  3. een verspreiding die in twee richtingen gaat vanaf de axon, nadat het signaal het cellichaam heeft verlaten (input –> output)
A
  1. Multipolaire neuron
  2. bipolaire neuron
  3. unipolaire neuronen
26
Q

Wat maakt de grijze massa grijs en wat maakt de witte massa wit?

A

De grijze kleur ontstaat door capillaire bloedbanen en neuronale cellichamen. Witte massa bestaat grotendeels uit axonen afkomstig van cellichamen, welke connecties vormen met neuronen uit andere hersenengebieden. De gliacellenlaag op de axonen zorgt voor de witte kleur
Reiticulaire massa is wit grijs en ontstaat door een mix van cellichamen en axonen

27
Q

Beschrijf de verschillende type gliacellen
1. een kleine ovale cel met als functie het produceren van (CSF).
2. Astrocytes
Oligondendrocytes
4. Deze zorgt voor myeline, maar doet dit in het perifeer zenuwstelsel. het wikkelt zich om een axon heen
5. kleine cellen die dood materiaal opruimen van micro-organismen

A
  1. Ependymalcel
  2. een stervormige cel. Ze nemen ionen op die axonen vrijlaten en geven ze terug aan aan de axonen. Ze voorzien neuronen van energie en helpen de activiteit van axonen te synchroniseren. Astrocyten verwijderen ook het materiaal van gestorven neuronen en controleren de bloedstroom naar de hernenen.
  3. Ze voorzien neuronen van myeline in de hersenen, het ruggenmerg en schwancellen in andere delen van het lichaam in de myelineschede
  4. Schwanzcel
  5. Microglia