T4 : Tijd van Steden en Staten Flashcards
1
Q
Baljuw/Schout
A
Door vorst aangestelde rechter.
2
Q
Patriciërs
A
Leden van vooraanstaande families.
3
Q
Het gemeen
A
Lagere bevolkingsklassen.
4
Q
Centralisatie
A
Als een land steeds meer vanuit één plek wordt bestuurd.
5
Q
Uniformering
A
Het streven van vorsten om in heel hun rijk dezelfde wetten, geloof, taal en/of belasting te laten gelden.
6
Q
Particularisme
A
De strijd van steden (en gewesten) voor het behoud van hun privileges en tegen de centralisatie politiek van de vorst.
7
Q
Primaat
A
Oppergezag.
8
Q
Investituur
A
Plechtige benoeming.
9
Q
Leek
A
Iemand die geen geestelijke is.