T3 Duits Flashcards
ik
ich
jij
du
hij, zij en het
er, sie en es
wij
wir
jullie
ihr
Zij en u
sie en Sie
middag (tussen 12:00 en 14:00 uur) / ´s middags)
Am mittag/mittags
De ochtend (tussen 10:00 en 12:00)
der Vormittag
de middag (tussen 14:00 en 18:00)
der nachmittag
de avond (tussen 18:00 en 22:00)
der Abend
half
halb
de ochtend (tussen 6:00 en 10:00 uur)
der Morgen
de nacht (tussen 22:00 en 6:00 uur)
die Nacht
overdag
tagsüber
middernacht
mitternacht
het is 3 uur
Es ist 3 Uhr
het uur
die Stunde
voor
vor
na/over
nach
kwart (voor/over)
viertel (vor/nach)
vandaag
heute
morgen
morgen
gisteren
gestern
drinken
trinken
eten
essen
kijken
gucken
doen
tun
uitleggen
erklären
kiezen
wählen
nodig hebben
brauchen
zoeken
suchen
voorbereiden
voorbereiten
overnachten
übernachten
krijgen
bekommen
meestal
meistens
zelfs
sogar
naar (persoon)
zu
soms
manchmal
de dagen van de week
die wochentage
maandag
montag
dinsdag
dienstag
woensdag
mittwoch
donderdag
donnerstag
vrijdag
freitag
zaterdag
samstag