T2: H2 lichtprikkels Flashcards
Rond het oog
Wenkbrouwen?
=Haartjes boven het oog die vermijden dat water & zweet in het oog lopen.
Rond het oog
Oogleden?
=Sluiten zich af & verspreiden het traanvocht. En beschermen de ogen tegen stof & fel licht.
Rond het oog
Wimpers?
=Haartjes op het einde van de oogleden die ervoor zorgen dat er GEEN stofdeeltjes in je oog komen.
Rond het oog
Het traanvocht?
=Een zoutig vocht dat wordt aangemaakt door traanklieren en het oog beschermt tegen uitdrogen & infecties.
Rond het oog
Talgklieren?
=Liggen rond het oog & scheiden stoffen af die de huid rond het oog beschermen.
Rond het oog
De oogkas?
=Een uitholling in de schedel waarin het oog gelegen is.
Rond het oog
Het vetweefsel?
=Omringt de oogbol in de oogkas en beschermt het oog tegen schokken & stoten.
Rond het oog
Het bindvlies?
=Beschermt de buitenkant van het oog en produceert een slijmerige vloeistof die het oog vochtig houdt.
Rond het oog
Oogspieren?
=Helpen om de ogen te bewegen en de oogleden te openen & te sluiten.
In het oog
Het hard oogvlies?
=Het deel van het oogvlies dat het oog aan de buitenkant omringt.
In het oog
Het hoornvlies?
=Het doorzichtige deel van het oogvlies dat het oog vooraan bedekt.
In het oog
De iris?
=Het gekleurde deel dat achter het hoornvlies is & de iris loopt door in het het vaatvlies.
In het oog
Het vaatvlies?
=Een laag onder
In het oog
De pupil?
=Een opening in de iris waar het licht door naar binnen valt.
In het oog
De lens?
=Zorgt voor beeldvorming & is in de achterste oogkamer,achter de iris, gelegen.