Symptomen Flashcards

1
Q

Reactieve hechtingsstoornis (Hechtingsstoornissen) (3)

A
  • Kind vertoont een gebrek aan sociale of emotionele reacties naar anderen
  • Is beperkt in positieve gevoelens
  • Heeft periodes van onverklaarbare geïrriteerdheid, verdriet of angst in niet-bedreigende interacties met volwassen opvoeders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontremd-sociaalcontactstoornis (Hechtingsstoornissen) (4)

A
  • Geen reserve bij benaderen van vreemden
  • Sprake van openlijk familiair gedrag dat niet bij de leeftijd past
  • Kind checkt. in een onbekende omgeving niet of de verzorger in de buurt is
  • Het kind gaat gemakkelijk mee met een onbekende
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Autisme spectrum stoornis (2)
A
  • Symptomen die wijzen op blijvende tekorten in de sociale communicatie en interactie
  • Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • ADHD (2)
A
  • Aandachtstekort
  • Hyperactiviteit en impulsiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oppositionele-opstandige stoornis (Gedragsstoornissen) (4)

A

In ernstige mate en minstens 6 maanden, ten minste 4 kenmerken van:
- Boze/prikkelbare stemming
- Ruziezoekend/openlijk ongehoorzaam gedrag
- Wraakzucht
- Lijdensdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Normoverschrijdend-gedragsstoornis (Gedragsstoornissen) (2)

A
  • Herhalend patroon waarbij grondrechten van anderen of normen worden overschreden (> 12 maanden) door agressie gericht op mensen en dieren, vernieling van eigendom, leugenachtigheid en diefstal, en ernstige schending van regels
  • Heeft significante mate beperkingen in sociale-, school- of beroepsmatig functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Seperatieangststoornis (Angststoornissen)

A

Niet bij de ontwikkeling passende en extreme angst om gescheiden te worden van personen aan wie het kind gehecht is of van (t)huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Specifieke fobie (Angststoornissen)

A

Een extreme angst - voor dieren, omstandigheden of objecten - die ongewenst is, lang blijft bestaan, leidt tot vermijding en niet door ouders met argumenten kan worden weggenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gegeneraliseerde angststoornis (Angststoornissen)

A

Piekeren voortdurend over van alles en nog wat en kunnen dat niet stoppen. Gepieker gaat samen met rusteloosheid, geïrriteerdheid en hoofd- en buikpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale angststoornis (Angststoornis)

A

Sociale angst wordt een stoornis als een kind situaties gaat vermijden, als het een paniekaanval krijgt in bepaalde sociale situaties, en als gedrag langer dan 6 maanden duurt. Ze willen wel contact, maar zijn bang voor oordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Paniekstoornis (Angststoornis) (3)

A

Wanneer de paniekaanvallen voldoen aan twee van de drie voorwaarden:
- Ze moeten regelmatig terugkeren en onverwacht terugkeren
- Op ten minste één van de aanvallen volgt minstens één maand bezorgdheid over de gevolgen
- Iemand gaat situaties of handelingen vermijden vanuit het idee dat hij zo mogelijke paniekaanvallen kan voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Obsessieve compulsieve stoornis (Angststoornis)

A

Last van terugkerende dwanggedachten of dwanghandelingen, en meestal van een combinatie daarvan. De dwanggedachten hebben een nare inhoud, en de dwanghandelingen moeten de inhoud neutraliseren. Op korte termijn verminderen de dwanghandelingen de nare gedachten, maar op lange termijn houden ze die juist in stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Posttraumatische stressstoornis (Angststoornissen) (6)

A
  • Type 1: bij eenmalige acute gebeurtenissen
  • Type 2: bij ingrijpende gebeurtenissen die langdurig of bij herhaling plaatsvinden
  • Intrusive symptomen
  • Vermijdingsgedrag
  • Veranderingen in cognities en stemming
  • Veranderingen in gespannenheid en reactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Insomnia stoornis (Slaapstoornissen) (8)

A
  • Inslaapproblemen
  • Doorslaapproblemen
  • Te vroeg wakker worden
  • Niet uitgerust zijn
  • Moeite hebben met concentratie, aandacht en dingen onthouden
  • Negatieve stemming hebben
  • Gedragsproblemen vertonen
  • Slechter presteren op school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Slaapapneu (Slaapstoornissen)

A

Stokken van ademhaling gedurende minimaal 10 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Circadianeritme-slaap-waakstoornissen (Slaapstoornissen)

A

Slaapcyclus is niet goed afgestemd op de 24 uurs cyclus. De slaapkwaliteit is goed, maar het slapen gebeurt op de verkeerde tijden

17
Q

Hypersomnolentiestoornis (Slaapstoornissen)

A

Sprake van slaapaanvallen overdag, ook al heeft iemand genoeg geslapen

18
Q

Narcolepsie (Slaapstoornissen)

A

Iemand kan schijnbaar vanuit het niets zomaar in elkaar zakken en als verlamd blijven liggen.

19
Q

Parasomnia (Slaapstoornissen)

A

Het slaapproces wordt verstoord door ‘vreemd’ gedrag van jonge kinderen tijdens de slaap, denk aan problemen in de overgang van waken naar slapen, pavor nocturnus (non-remslaap-arousalstoornis), slaapwandelen en nachtmerries.

20
Q

Stemmingsstoornissen (8)

A
  • ófwel een sombere stemming, ófwel verlies van interesse of plezier
  • Gewichtsvermindering
  • Slaapstoornissen
  • Waarneembare psychomotorische agitatie of juist vertraging
  • Moeheid of verlies van energie
  • Onterechte schuldgevoelens en gevoelens van waardeloosheid
  • Besluiteloosheid en problemen met nadenken en concentreren
  • Terugkerende gedachten aan de dood of suïcidegedachten, -plannen of -pogingen
21
Q

Obesitas (Eetstoornissen)

A

Ernstig overgewicht door te veel lichaamsvet

22
Q

Eetbuistoornis (Eetstoornissen)

A

Het eten van te grote hoeveelheden voedsel in korte tijd, als iemand alleen is en zonder dat hij honger heeft

23
Q

Anorexia nervosa (Eetstoornissen) (2 typen)

A
  • Veel vasten en extreem bewegen om tot het lage gewicht te komen (restrictieve type)
  • Door zelfopgewekt braken of met behulp van laxeermiddelen of klysma’s het lichaam geforceerd van voedsel ondoen (eetbuien-/purgerende type).
24
Q

Boulimia nervosa (Eetstoornissen)

A

Regelmatig voorkomende eetbuien waarover geen controle is

25
Q

Nachtelijk eetsyndroom (Eetstoornissen)

A

Nachtelijke eetbuien in combinatie met slapeloosheid en niet ontbijten

26
Q

Purgeerstoornissen (Eetstoornissen)

A

Inadequaat compensatiegedrag na het eten van kleine hoeveelheden voedsel door iemand met een normaal lichaamsgewicht.

27
Q

Orthorexia nervosa (Eetstoornissen)

A

Extreem en dwangmatig gezond eten, waardoor uiteindelijk te veel voedingsmiddelen van het menu worden geschrapt.

28
Q

Anorexia athletica (Eetstoornissen)

A

Overmatige lichaamsbewegingen die leidt tot ondergewicht.

29
Q

Criteria voor alle leer- en communicatiestoornissen (2)

A
  • Leeftijdscriterium: de symptomen moeten al op jonge leeftijd herkenbaar zijn
  • Interferentiecriterium: sprake van een stoornis als het kind beperkingen ondervindt in het effectief communiceren, in het sociaal participeren en/of in het functioneren op school of op werk
30
Q

Taalontwikkelingsstoornis

A

Een verminderde woordenschat, een gebrekkige zinsstructuur, beperkingen in het voeren van gesprekken

31
Q

Spraakklankstoornis

A

Articulatieproblemen

32
Q

Stoornis in de spraakvloeiendheid

A

Herhalen van klanken en letters (stotteren)

33
Q

Sociale (pragmatische) communicatiestoornis

A

Kinderen hebben problemen om de verbale en non-verbale communicatie correct toe te passen en adequaat aan te passen aan de context

34
Q

Criteria die voor specifieke leerstoornissen geldt (3)

A
  • Ernstige problemen met lezen (dyslexie)
  • Ernstige problemen met spelling en interpunctie
  • Ernstige problemen met rekenen (dyscalculie)