SWK6 Flashcards
Superdiversiteit
Onderlingen mengvormen, veelheid aan dimensies
Creolisering
Overnemen van dingen uit een andere cultuur (woorden van andere talen maar ook een box)
Intersectionaliteit
Koppelen aan machtshoudingen (persoonlijk: taal, uiterlijk symbolisch: groepen waar je bij hoort beroepsgroep en maatschappelijk niveau: mannen in het algemeen)
Armoede relatief
Het is maar net wat jij arm vind (in marokko zie je spanje en dat lijkt rijk) (als jij je buren ziet denk je ze zijn rijk) context
Armoede meerdementionaal
Jij hebt geen twee outfits per week dus je voelt je arm en ander heeft geen kleding. (maar net wat je arm vind)
Oorzaak armoede macro
Vergrijzing, scholing, arbeidsmarkt
Oorzaak armoede meso
toegankelijkheid, betaalbaarheid, betrouwbaarheid (waar vind je hulp en wat heb je nodig schaamte)
Oorzaak armoede micro
te weinig bezit, geen geld
Bourdieu’s veldtheorie: Economisch
Geld en middelen
Bourdieu’s veldtheorie: Sociaal kapitaal
Sociale connecties en het onderhouden daarvan
Bourdieu’s veldtheorie: Cultureel kapitaal
Beheersing van culturele competenties
Capability benadering
factoren die maken dat het gene wat je wordt aangeboden (cursus) worden omgezet in mogelijkheden
Bonding
Verbinding met je eigen groep (hechte band met andere asielzoekers)
Bridging
Verbinding buiten je eigen groep (als asielzoeker vrienden maken bij een voetbal vereniging)
Sociale accreditatie
mensen die positief over je praten (hij werkt hard )
Sociale identiteit
je weet beter je kwaliteiten en valkuilen
Vijf universele basisvaardigheden
veiligheid bieden, verzorgen, mentaal portret (wie is dit kind), verwachtingen hebben, eisen en grenzen stellen.
Timen en doseren
Timen: Niet te vroeg en niet te laat (ontwikkelingsfase) Doseren: Zone van naaste ontwikkeling
Bufferproces 1: solidaire gemeenschap
voorzieningen (okt, school) , gaat uit van goede intenties
Kruispunt denken
Kijken naar vergelijkingen
Bufferproces 2: Goede taakverdeling
Goede taakverdeling partner, ouders, iemand die je ondersteund in de opvoeding.
Bufferproces 3: Metapositie
Ouders kunnen actief en eerlijk reflecteren op hun eigen handelen, ouder kan op tijd om hulpvragen
Bufferproces 4: Goede ouderervaring
Vertrouwen in zichzelf als ouder, het gevoel van controle op je leven (kind, relatie, gezin)
Conclusie van Alison Gopic
Kind maak je niet (kleien), een kind stimuleer je (tuinieren)