Suetonius, De Vita Caesarum: Gaius Caligula Flashcards by Mila Vanhaverbeke

Q

quicumque

A

quaecumque quodcumque
om het even wie/wat/welk

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

stare

A

sto steti statum
staan

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

corpus

A

corporis (o)
lichaam

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

formido

A

formidinis (v)
schrik

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

vero

A

voegw
echter

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

-osus

A

-a -um achtervoegsel bij adj
-vol, rijk aan …

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

habere

A

habeo habui habitum
1 hebben 2 beschouwen als

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

at

A

voegw
maar

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

in

A

+acc
1 naar 2 tegen(over) 3 met het oog op

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

pro-

A

prefix bij ww
voor-

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

pars

A

partis (v)
1 deel 2 kant

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

transire

A

transeo transii transitum
1 overgaan 2 voorbijgaan

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

vultus

A

vultus (m)
gezicht

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

-tas

A

-tatis (v)
-heid, -te, -schap (duidt een eigenschap aan)

bv. veritas: waar-heid

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

com-

A

con- co- (prexif bij ww)
1 bijeen- 2 grondig

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

e(x)

A

+abl
(van)uit, van(af)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

latus

A

-a -um
breed

Q

vertex

A

verticis (m)
1 draaikolk 2 kruin

Q

de

A

+abl
1 van 2 over

Q

is

A

ea id
1 die / dat 2 hij / zij / het

Q

ex-/e-

A

prefix bij ww
1 uit- 2 tot het einde

Q

terrere

A

terreo terrui territum
bang maken

Q

ceterus

A

-a, -um
overig

Q

natura

A

naturae (v)
natuur

Q

-spicere

A

-spicio -spexi -spectum
zien

Q

causa

A

causae (v)
1 oorzaak 2 proces

Q

fera

A

ferae (v)
wild dier

Q

aut

A

voegw
of

Q

superus

A

-a -um
zich boven bevindend

Q

ponere

A

pono posui positum
plaatsen

Q

ad

A

+acc
1 naar 2 bij 3 om te (bij een gerundium)

Q

trans-

A

prefix bij ww
over

Q

omnino

A

bijwoord
helemaal, volledig

Q

etiam

A

voegw
ook, zelfs

Q

ac

A

voegw, en

Q

magnus

A

-a -um
groot

Q

oculus

A

oculi (m)
oog

Q

nullus

A

-a -um
geen (enkel)

Q

circa

A

+acc
rondom

Q

omnis

A

omnis omne
1 ieder 2 geheel 3 (mv.) alles

Q

color

A

coloris (m)
kleur