substantifs Flashcards
vocabulaire (62 cards)
1
Q
een duitser
A
une Allemande un allemand
2
Q
een amerikaan
A
un Américain
3
Q
een aankomst
A
une arrivée
4
Q
een voordeel
A
un avantage
5
Q
een groep, bende
A
une bande
6
Q
een baby
A
un bébé
7
Q
een beslissing
A
une décision
8
Q
een begin
A
un début
9
Q
een nadeel
A
un désavantage
10
Q
een opvoeding, opleiding
A
une éducation
11
Q
een band
A
un lien
12
Q
een model
A
un modèle
13
Q
een geboorte
A
une naissance
14
Q
een geslacht
A
un sexe
15
Q
een eeuw
A
un siècle
16
Q
een verassing
A
une surprise
17
Q
een huishoudelijke taak
A
une tâche
18
Q
familiaal
A
familial
19
Q
frequent
A
fréquent
20
Q
onverwacht
A
inattendu inattendue
21
Q
veel , talrijk
A
nombreux, nombreuse
22
Q
vorig
A
précédent, précédente
23
Q
traditioneel
A
traditionnel, traditionnelle
24
Q
adopteren
A
adopter
25
opvoeden
élever
26
scheiden
divorcer
27
storen
énerver
28
zich vervelen
s'ennuyer
29
trouwen
se marier
30
uit elkaar gaan
se sépaser
31
zich bezighouden met
s'occuper de
32
delen
partager
33
voorstellen
se présenter
34
klagen
se plaindre
35
ontmoeten
se recontrer
36
in het begin
au début
37
hallo
coucou
38
gescheiden zijn
être divorcé, divorcée
39
zwanger zijn
être enceinte
40
gemakkelijk van zelfsprekend zijn
être évident, évidente
41
getrouwd zijn
être marié, mariée
42
dood zijn, gestorven
être mort, morte
43
realistisch zijn
être réaliste
44
deel uitmaken van
faire partie de
45
ik mis je
ik mis hem/haar/het
ik mis u/jullie
Ik mis hen
tu me manques
il elle ca me manque
vous me manquez
ils elles me manquent
46
geleden
il y a
47
bezoeken
rendre visite à
48
hallo
salut
49
beseffen
se rendre compte
50
wat moet ik doen
Qu'est-ce que je dois faire
51
wat kan ik doen
Qu'est-ce que je peux faire
52
wat raad jij me aan
Qu'est-ce que tu me conseilles
53
mag ik je iets vragen
je peux te demander quelque chose
54
kan ik je spreken
je peux te parle
55
wil jij me helpen
tu veux bien m'aider
56
je kunt
tu peux
57
je kunt niet
tu ne peux pas
58
ik raad je aan
je te conseille de
59
je moet
tu dois
60
je moet niet
tu ne dois pas
61
je moet
il faut
62
je moet niet
il ne faut pas