Study Box 2 NL-EN Flashcards
1
Q
Aan de vraag voldoen
A
Meet demand
2
Q
Aanmoedigen
A
Encourage
3
Q
Aannemen, veronderstellen
A
Assume
4
Q
Aansporen
A
Urge
5
Q
Afmattend
A
Exhausting
6
Q
Als gevolg daarvan
A
As a result of that
7
Q
Bedriegen
A
Cheat
8
Q
Beroemdheid
A
Celebrity
9
Q
Beroep
A
Profession
10
Q
Bijna hetzelfde als, soortgelijk
A
Similar to
11
Q
Citeren
A
Cite
2
12
Q
Congres
A
Convention
13
Q
Echter
A
However
14
Q
Enorm
A
Huge
2
15
Q
Houding
A
Attitude
16
Q
Imperium
A
Empire
17
Q
In de rij staan
A
Line up
18
Q
In staat stellen
A
Enable
19
Q
Inderdaad
A
Indeed
20
Q
Invloed
A
Impact
2
21
Q
Levensgroot
A
Life-size
22
Q
Locatie
A
Venue
23
Q
Meerderheid
A
Majority
24
Q
Omvang
A
Extent
25
Q
Ongevaarlijk
A
Harmless
26
Q
Overhalen
A
Persuade
27
Q
Poging
A
Attempt
28
Q
Samenkomen
A
Gather
29
Q
Schadelijk
A
Harmful
30
Q
Zich snel verspreiden via internet
A
Go viral
31
Q
Toejuichen
A
Cheer
32
Q
Uitbreiden
A
Expand
33
Q
Uitverkocht
A
Sold-out
34
Q
Verzonnen
A
Made-up
35
Q
Vestigen
A
Establish
36
Q
Voordeel hebben
A
Profit from
37
Q
Waarschijnlijk
2
A
Likelhood
38
Q
Zwerven
A
Wander
