Studeer vragen Flashcards

1
Q

Wat onderzoekt de fysica?

A

In de fysica of natuurkunde onderzoek je de algemene eigenschappen van stoffen door onder meer fysische verschijnselen en de gedragingen van systemen te bestuderen. Je gaat op zoek naar wetten die overal en altijd gelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een fysisch verschijnsel?

A

Een fysisch verschijnsel is een verschijnsel waarbij de aard van de stof niet veranderd. Er worden dus geen nieuwe stoffen gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een systeem?

A

Een systeem bestaat uit verschillende onderdelen en kan gigantisch groot of heel klein zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de puntmassa?

A

Een systeem dat wordt vereenvoudigd voorgesteld door een punt waarin alle massa geconcentreerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de stappen van de wetenschappelijke

methode?

A

Eerst heb je een onderzoeksvraag, die geen ja-nee vraag mag zijn en het moet onderzoekbaar zijn. Vervolgens wordt er een hypothese opgesteld, vaak in een “als… ,dan… vorm”. Daarna voer je het onderzoek uit. Als dit gedaan is zet je de resultaten in een grafisch verband. Ten slotte schrijf je je besluit in een verslag en reflecteer je.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen een kwalitatieve en een kwantitatieve waarneming?

A

Een kwalitatieve waarneming neem je zintuigelijk waar en omschrijft dit in je eigen woorden, bv. het is koud. Als je dezelfde eigenschappen met een meettoestel meet, is dat een kwantitatieve waarneming. Je krijgt een getalwaarde als resultaat, bv. het is 22°C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het meetbereik?

A

Het meetbereik van een meettoestel is het interval tussen het kleinste en grootste meetresultaat dat je met het meettoestel kunt bepalen. bv. [ -38,00°C; 50,00°C ]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de meetnauwkeurigheid?

A

De meetnauwkeurigheid van het meettoestel is het kleinst meetbare verschil dat je met het meettoestel kunt bereiken. bv. 1°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de beduidende cijfers en wanneer worden ze gebruikt?

A

Beduidende cijfers (BC) zijn alle cijfers, behalve de nullen vooraan het getal. Je gebruikt de BC bij vermenigvuldigingen en delingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen een scalaire grootheid en een vectoriële grootheid?

A

Een scalaire grootheid wordt alleen gekenmerkt door de grootte. Een vectoriële grootheid wordt, naast de grootte, ook gekenmerkt door de zin, richting en het aangrijpingspunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een lineair verband ?

A

Bij een lineair verband heb je twee variabelen x en y die extra afhankelijk van een term zijn. In de wiskunde wordt a benoemd als richtingscoëfficiënt. De formule is y = ax + b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ziet een wetenschappelijke tabel eruit?

A

In de eerste kolom heb je de gegeven grootheid of de onafhankelijke veranderlijke, daarnaast in de 2de kolom heb je de gemeten grootheid of afhankelijke veranderlijke. De derde kolom wordt gebruikt om het quotiënt of product van de twee grootheden te berekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly