stijlperiodes Flashcards

1
Q

middeleeuwen

A

tot 1400

  • vnl éénstemmig: gregoriaans,troubadours
  • begin meerstemmigheid (hoekig+ schraal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

renaissance

A

1400-1600

  • veel vocale polyfonie
  • instrumentaal : dansen
  • samenklank wordt voller,melodie vloeiender
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

barok

A

1600-1750

  • meer solisten + basso continuo
  • klavecimbel
  • polyfonie ontwikkeld
  • ontstaan opera
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klassiek

A

1750-1800

  • speels,helder en modieus
  • evenwichtig en planmatig
  • piano ipv klavecimbel
  • symfonieorkest
  • strijkkwartet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

romantiek

A

1800-1900
-gevoel primeert
zwaarderder
- extreme expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

20ste eeuw

A
  • samenklank wordt dissonanter

- ritme en metrum worden een belangrijker en afwisselend element

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly