Stijlfiguren Flashcards
Metafoor
Verbindt twee dingen die eigenlijk niets met elkaar te maken hebben.
Voorbeeld: Liefde is een huis
Impact: Maakt het gemakkelijker om het eigenschap van iets te begrijpen.
Personificatie
Menselijke eigenschappen geven aan iets dat niet mens is.
Voorbeeld: De zon glimlacht
Impact: Brengt leven in iets wat abstract is.
Metonymia
Het object zelf wordt niet genoemd maar wel een kernmerk van het object.
Voorbeeld: Nederland won het EK voetbal. Beeld- Nederland Object- Nederlandse voetbal ploeg
Ik heb een Van Gogh thuis. Beeld- Van Gogh Object- Schilderij van Van Gogh
Vergelijking
Gebruikt als.
Voorbeeld: Hij is zo doof als een kwartel.
Impact: Maakt een overeenkomst duidelijk.
Antithese
Een contrast direct naast elkaar zetten.
Voorbeeld: De zwarten deden dit, de blanken deden dat. De zwarten woonden hier, de blanken woonden daar.
Impact: Zorgt voor scherp contrast
Alliteratie (Herhaling)
Het herhalen van de beginletter.
Voorbeeld: De blinkende boomerang
Impact: Zorgt voor een vloeiend effect.
Anafoor (Herhaling)
Een woord of woord groep wordt aan het begin van een zin een paar keer herhaald.
Voorbeeld: Daarom doen ze dat. Daar doen we dit. Daarom zijn we hier.
Impact: Meer nadruk wordt geplaatst op alle woorden.
Parallelisme (Herhaling)
Er is een herhaling van de grammaticale structuur van een zin.
Voorbeeld: We gaan de belastingen voor iedereen verlagen, de regels voor iedereen versimpelen en de pensioenen voor iedereen bewaken.
Perifoor (Herhaling)
Zoals een anafoor maar, in plaats van het aan het begin van het zin te herhalen, wordt het op het eind van het zin herhaald.
Voorbeeld: De voorzitter is er. De spelers zijn er. Het publiek is er.
Pleonasme (Herhaling)
Saying the obvious om het eigenschap van een zelfstandig naamwoord te versterken.
Voorbeeld: Witte sneeuw. Ronde voetbal.
Repetitio (Herhaling)
De zelfde woord wordt herhaald om aandacht te trekken.
Voorbeeld: Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe.
Tautologie (Herhaling)
Een synoniem wordt met het woord verbonden.
Voorbeeld: Gratis en voor niks. Voor eeuwig en altijd.
Ironie (Humor)
Het tegenovergestelde wordt bedoeld van wat er gezegd is
Voorbeeld: Het mobiele telefoon is de beste uitvinding ooit! Ik vind het geweldig om gestoord te worden om drie uur s’ochtends.
Impact: Laat mensen op een humoristische manier merken dat je niet mee eens bent met iets.
Sarcasme
Een soort harder en agressiever versie van ironie.
Impact: Je kan iemand beledigen of belachelijk maken.
Hyperbool
Als je overdrijft.
Voorbeeld: Ik verga van de honger!
Impact: Vaak komisch en verzorgt voor humor.
Understatement/parabool
Een sterke afzwakking van iets dat eigenlijk groter is.
Voorbeeld: “Tekenen is niet jouw grootste talent” in plaats van “je kunt niet tekenen”
Impact: Verzacht of verkleint iets.
Hypofora (Vragen)
Een vraag waarop de spreker zelf een antwoord geeft.
Voorbeeld: En wie was Augustus? Hij was de keizer van Rome.
Rhetorische vraag
Vraag waarop daar geen antwoord wordt verwacht.
Drieslag (Opsommingen)
Drie verschillende zaken worden opgesomd in een zin.
Voorbeeld: Wij roepen je uit om nuttig te zijn, om uw kracht te tonen en om uw potentieel te bereiken.
Impact: Zet nadruk op het laatste element.
Eufemisme
Zegt iets wat onprettig is op een verzachte manier.
Voorbeeld: “Oma heeft haar laatste adem uitgeblazen” in plaats van “oma is dood”.
Impact: Probeert gevoelige kwesties om op een delicaat manier te behandelen.