stemmingstoornis Flashcards

1
Q

wat is het verschil tss emotie en stemming?

A
  • emotie= intense gevoel van korte duur gelinkt aan een ervaring
  • stemming= gemoedstoestand van lange duur niet gelinkt aan een ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe kan je je emoties en stemming uiten?

A

via gedrag, lich. verschijnselen, beleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een stemmingsstoornis

A

= gevoeligheid vr stemming en emoties is verstoord -> stemming valt buiten de normen (dichtbij positieve pool of negatieve pool)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het verschil tss unipolair en bipolair

A
  • unipolair= enkelpolig (negatief) -> depressie
  • bipolair= dubbelpolig -> manisch-depressief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke twee soorten bipolaire stoornissen heb je en wat is het verschil? wat zijn ook de mogelijke oorzaken?

A
  • bipolaire 1 stoornis
    = Depressieve episode met manische fase
  • bipolaire 2 stoornis
    = Depressieve episode met hypomanie
    => oorzaken?:
    UITGELOKT dr omgeving, bio-spycho-soc factoren (vk genetisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een verstoorde stemming of emoties kan ook bij andere psychische of persh. stoornissen?

A
  • borderline => uiten via affectlabiliteit (onvoorspelbare verandering van emoties)
  • rustfase schizofrenie => uiten via affectvervlakking (vervlakking emoties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

apathie

A

geen empathie meer -> niet kunnen meeleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anhedonie

A

geen emoties meer hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

alexithymie

A

moeilijk emoties verwoorden/ uiten (invloed op psychische therapie bij beh.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dysforie

A

sombere prikkelbare stemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

euforie

A

extreem gevoel van vreugde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geef een paar kenmerken van unipolaire stemmingsstoornis (depressie)

A
  • sombere gedachten
  • alle leeftijden en bij everyone
  • chronische vorm (langdurig -> 10-20%)
  • spontane genezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe wat zijn de diagnosestelling criteria van DSM 5? En wat zijn de uitsluitingscriteria volgens DSM 5?

A

vr minstens 2 weken sombere stemming hele dag en verlies van interesse of plezier => invloed sociale en beroepsmatige rol/functioneren in maatschappij
*uitsluitingscriteria:
- onderliggende somatische aandoening
- rouwproces
- middelengebruik
- psychotische stoornis
- bipolaire stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geef verschillende symptomen aan bij unipolaire stemmingsstoornis

A
  • GEDACHTEN van zinloosheid
  • GEVOELENS van leegte
  • GEDRAG vb. inactief, isoleren, slaapstoornis, ongezond eten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef de verschillende vormen van stemmingsstoornis aan

A
  • depressieve stoornis major
  • aanhoudende depressieve stoornis (=dysthymie)
  • premenstruele stemmingsstoornis
  • depressieve stemmingsstoornis door middelengebruik
  • depressieve
    stemminsstoornis door achterliggende somatische ziekte
  • andere gespecifieerde depressieve stemmingsstoornissen:
    *regelmatige kortdurende depressie
    *episodes kortdurende depressie
    *depressie met onvoldoende symptomen
  • ongespecificeerde (duidelijke sympt. mr niet volledig passen criteria van Major DSS) depressieve stemmingsstoornis:
    *met psychotische kenmerken
    *seizoengebonden depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geef enkele oorzaken van stemmingsstoornis?

A

= heel veel zaken
*psychosociale verklaringen:
- ‘life’-events => draaglast > draagkracht of verlies
- persoonlijkheid = opvoeding + gebeurtenissen
- inadequate coping dr aangeleerde hulpeloosheid
*biologische verklaringen
- disbalans NT (sert, dopamine, na)
- genetische factoren
- neurodegeneratie
- seizoen en hvlh licht (vit D en C)

17
Q

geef ana verschillende behandelingen dat men kan toepassen bij mensen met een stemmingsstoornis

A

= van belang om meervoudig aan te pakken
- CGT
- Psychofarmaca (SSRI, SNRI, Tryclische AD, MAO-remmers)
- lichttherapie
- slaaponthouding
- ECT
- mindfulness
- rTMS (transcranial magnetic stimulation)= magnetische pulsen sturen om hersensgebieden te gaan stimuleren
- psychosociale therapie (= SOCIALE en PSYCHOLOGISCHE factoren aanpakken vb. relatietherapie)
-> vb. interpersoonlijke therapie (= de link tussen interpers./sociale relaties en geestelijke gezondheid)

18
Q

wat kunnen VPK aandachtpunten zijn bij mensen met stemmingsstoornissen?

A
  • basishouding
    > acceptatie en respect
    > empathie en vertrouwelijkheid (samenwerkingsrelatie + fundament)
    > echtheid (‘zegt wat je doet en doe wat je zegt’ + geen MACHT rol opnemen, op dezelfde linie)
    > transparantie en gelijkwaardigheid
  • bejegeningsstijl (=manier met anderen omgaan)
    > zorg op maat + vooruitgang beh.
    > crisissituatie: directieve bejegeningsstijl
    > evolueren nr eigen AUT
    > attitude verschuiven (hulpeloosh. en afhankelijkh. nr draagkracht (vechten) en herstel -> AUT)