Statistiek 1 Flashcards

1
Q

Meetniveau nominaal

A

Je kunt je data categoriseren door labels toe te kennen. Elk datapunt kan maar tot één label behoren en er is geen rangorde (bvb geboorteplaats, gender ..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meetniveau Ordinaal

A

Je kunt je data categoriseren en rangschikken, maar je kunt niets zeggen over de intervallen tussen de categorieën. De intervallen zijn niet te bepalen of niet betekenisvol. ( zoals top 10 sellers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Meetniveau Interval

A

Je kunt de data categoriseren en rangschikken, en er zijn gelijke intervallen tussen de categorieën. Er is geen betekenisvol of absoluut nulpunt.( zoals toets score)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Meetniveau Ratio

A

Je kunt je data categoriseren en rangschikken, en er is sprake van gelijke intervallen tussen opeenvolgende datapunten. Ook is er een betekenisvol of absoluut nulpunt. ( zoals leeftijd, gewicht ..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Meetniveau continue

A

Variabelen die gemeten worden op ratio- of intervalniveau worden continue data genoemd. De toegekende getalsmatige eigenschap kan in theorie alle mogelijke waarden krijgen. Bij continue variabelen kan wél elke waarde tussen twee meetpunten voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meetniveau discreet

A

Variabelen die ‘gemeten’ worden op nominaal of ordinaal meetniveau worden discrete data genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Meetniveau dichotoom

A

Een nominale variabele die slechts twee waarden kan aannemen noemt men dichotoom. Bijvoorbeeld: ja of nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Centrum maten : gemiddelde

A

Het gemiddelde is getallen bij elkaar opgeteld en de uitkomst gedeeld door de hoeveelheid opgetelde getallen.–> Som vd waarnemingsgetallen/ totale frequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Centrum maten : Mediaan

A

(eerst getallen op rangorde zetten) De mediaan is het middelste getal bij een oneven aantal waarnemingsgetallen, bij een even aantal word de gemiddelde van de 2 middelste getallen genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Centrum maten: Modus

A

(eerst getallen op rangorde zetten) Het meest voorkomende cijfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Spreidingsmaten: range

A

Is het verschil tussen de grootse waarde en de kleinste waarde ( dus grootste waarde - kleinste waarde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Spreidingsmaten: kwartiel

A

(warde op rang orde zetten en zelfde techniek gebruiken als bij mediaan) kwartiele zijn de midden tussen de eerste waarde en de mediaan (Q1) en tussen de mediaan en de laatste waarde (Q3) de mediaan is dan Q2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Spreidingsmaten: interkwartielrange

A

Het verschil tussen Q3 en Q1 (Q3-Q2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Spreidingsmaten: variantie

A

De variantie is in de statistiek een maat voor de spreiding van een reeks waarden, dat wil zeggen de mate waarin de waarden onderling verschillen. Hoe groter de variantie, hoe meer de afzonderlijke waarden onderling verschillen, en dus ook hoe meer de waarden van het “gemiddelde” afwijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe bereken je de variantie ?

A

Stap 1: bereken de gemiddelde
Stap 2: verschil meten tussen de waarde en de gemiddelde (waarde - gemiddelde)
Stap 3 : verschillen kwadrateren
Stap 4 : de som van de gekwadrateerde verschillen optellen
Stap 5 : laatste optelsom delen door N-1 (steekproef) of door N bij populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Spreidingsmaten: standardafwijking

A

Is een maat voor de spreiding van een variabele of van een verdeling of populatie. De standaardafwijking is gedefinieerd als de wortel uit de variantie, en daardoor vergelijkbaar met de waarden van de variabele zelf

17
Q

hoe bereken je de standardafwijking ?

A

Stap 1: bereken de gemiddelde
Stap 2: verschil meten tussen de waarde en de gemiddelde (waarde - gemiddelde)
Stap 3 : verschillen kwadrateren
Stap 4 : de som van de gekwadrateerde verschillen optellen
Stap 5 : laatste optelsom delen door N-1 (steekproef) of door N bij populatie
Stap 6 : je berekend de wortel

18
Q

Wat is beschrijvende statistiek ?

A

Met beschrijvende statistiek wordt een overzicht gemaakt, dat in één oogopslag de relevante eigenschappen van de verzamelde gegevens weergeeft. Hiermee kan je populatie/steekproef beschrijven

19
Q

Wat is toetsende statistiek ?

A

Met toetsende statistiek wordt op basis van kansberekening een uitspraak gedaan over de waarschijnlijkheid van een hypothese (significantie)

20
Q

Wat is parametrische data ?

A

Data die is opgebouwd volgens een specifieke verdeling, vaak de normaalverdeling

21
Q

Wat is non-parametrische data ?

A

Data die is opgebouwd niet een specifieke verdeling volgend

22
Q

Wat zijn de parametrische toetsen ?

A

Student’s T-test

Anova

23
Q

Wat zijn de non- parametrische toetsen ?

A

Wilcoxon rank sum test (afhankelijke groepen)

Mann-Whitney test (onafhankelijke groepen)

Chi-square (2x2 tabel)