starberries Flashcards

1
Q

De arteria subclavia gaat over in de arteria axillaris. Welke anatomische structuur geeft de grens aan?

A

1e rib

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het latijnse woord voor duim?

A

pollux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Met welk gewricht zit de schouder aan de romp?

A

het acromioclaviculaire (AC) gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

T.o.v. de m. teres minor ligt de m. teres major?

A

caudaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De arteria brachialis is een voortzetting van de arteria axillaris. Welke anatomische structuur markeert de overgang?

A

musculus teres minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke rotatorcuff spier heeft een insertie aan het tuberculum minus?

A

musculus subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke rotatorcuffspieren hebben een insertie aan het tuberculum majus?

A

supraspinatus
infraspinatus
teres minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoeveel rotator cuff spieren zijn er?

A

4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de rotator cuff spieren?

A

supraspinatus
infraspinatus
teres minor
subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar ligt de pees van de lange biceps kop?

A

in de biceptale groeve (sulcus intertubercularis), deels intra-articulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zit de lange biceps kop aan vast?

A

een tuberculum boven het glenoïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zit de korte biceps kop aan vast?

A

het coracoid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

met welke diagnostiek kan een pop eye worden bevestigd als er twijfel is over de diagnose?

A

echo of MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

met welk gewricht zit de schoudergordel aan het axiale skelet?

A

sternoclavicularis (hiertussen zit het AC gewricht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke ligamenten zijn geruptureerd bij een AC luxatie?

A

Ligamentum acromioclaviculare, het ligamentum coracoclaviculare (lig.
conoideum en het lig. trapezoideum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke oppervlakkige spieren gaan van romp naar arm?

A

musculus pectoralis major
musculus latissimus dorsi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke oppervlakkige spieren gaan van romp naar schouder?

A

musculus trapezius
musculus levator scapulae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke oppervlakkige spieren gaan van schouder naar arm?

A

musculus deltoideus
musculuus triceps brachii
de rotator cuff spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van de musculus pectoralis major?

A

anteflextie en adductie van de arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van de musculus levator scapulae?

A

optillen van het schouderblad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van de musculus deltoideus?

A

abductie (optillen van de arm), ook ante en retroflectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de origo van de musculus deltoideus?

A

3 origos (pars clavicularis, pars acromialis en pars spinalis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de functie van de musculus triceps brachii?

A

extensie van de elleboog en retroflextie van de arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de functie van de musculus biceps brachii?

A

flexie van de elleboog en anteflexie van de arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

welke spier moet worden losgemaakt voor een deltopectorale benadering (ventraal) van de schouder?

A

musculus subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke vene loopt tussen de musculus deltoideus en de musculus pectoralis major?

A

vena cephalica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Door welke zenuw wordt de musculus deltoideus geinerveerd?

A

nervus axillaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Door welke zenuw wordt de musculus pectoralis major geinnerveerd?

A

nervus pectoralis lateralis en nervus pectoralis medialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke spieren hebben naast de musculus subscapularis een endoroterende functie?

A

musculus pectoralis major, musculus latissimus dorsi, musculus teres major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke namen hebben de arteriën vanaf de truncus brachiocephalica tot de
hand?

A

A. subclavia , A. axillaris , A. brachialis, A. radialis , A. ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

uit welke fasciculi ontspringt de nervus radialis?

A

fasciculus posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

uit welke fasciculus ontspringt de nervus axillaris?

A

fasciculus posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke zenuwen ontspringen uit de fasciculus medialis?

A

nervus ulnaris
nervus medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

uit welke fasciculus ontspringt de nervus ulnaris?

A

fasciculus medialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

uit welke fasciculus ontspringt de nervus medianus?

A

vasciculus medialis en lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

uit welke fasciculus ontspringt de nervus musculocutaneus?

A

fasciculus lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke zenuwen ontspringen uit de fasciculus lateralis?

A

nervus medianus
nervus musculocutaneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke zenuwen ontspringen uit de fasciculus posterior?

A

axillaris
radialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke spieren in de bovenarm worden door de n. musculocutaneus
geïnnerveerd?

A

m. biceps brachii, m. (coraco)brachialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de voortzetting van de nervus musculocutaneus?

A

nervus cutaneus antebrachii lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarin splitst de arteria brachialis?

A

arteria ulnaris en arteria radialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waar loopt de nervus medianus?

A

nervus medianus loopt meestal tussen de 2 koppen (caput humerale en caput
ulnare) van de m. pronator teres door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is een andere naam voor de nervus radialis ramus profundus?

A

posterior interosseous nerve (PIN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Waar is de insertie van de biceps pees?

A

de tuberositas radii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat heb je als je posterior interosseous nerve (PIN) beklemd raakt?

A

perifere drukneuropathie / supinator loge syndroom (beknelling door supinator spier
0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is een Salter-Harris type 1 fractuur?

A

Fractuur door epifysairschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is een Salter-Harris type 2 fractuur?

A

Fractuur door metafyse en epifysairschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is een Salter-Harris type 3 fractuur?

A

Fractuur door epifyse en epifysairschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is een Salter-Harris type 4 fractuur?

A

Fractuur door epifyse, metafyse en epifysairschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is een Swanneck deformiteit?

A

Hyperextensie in PIP-gewricht en hyperflexie in DIP-gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is een Boutonniere deformiteit?

A

Hyperflexie in PIP-gewricht en hyperextensie in DIP-gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is de origo van de flexoren van de pols en hand?

A

epicondylus medialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is de origo van de extensoren van de pols en hand?

A

epicondylus lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Waardoor wordt de musculus brachialis geinnerveerd?

A

de nervus musculocutaneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Waardoor wordt de musculus brachioradialis geinnerveerd?

A

nervus radialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Waardoor wordt de musculus pronator teres geinnerveerd?

A

nervus medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Welke spierpees loopt over het olecranon?

A

die van de musculus triceps brachii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

via welke benadering van het elleboog gewricht heb je de minste kans op het aanrichten van schade?

A

de dorsolaterale benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Welk ligament vormt de carpaal tunnel?

A

Retinaculum Flexorum / Ligamentum Carpi Transversum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

aan welke ossale stucturen zit het Retinaculum Flexorum bevestigd aan de ulnaire zijde?

A

os pisiforme en os triquetrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

aan welke ossale stucturen zit het Retinaculum Flexorum bevestigd aan de radiaire zijde?

A

os scaphoideum en os trapezium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Welke anatomische structuren lopen door de carpale tunnel?

A

9 pezen en een zenuw
- Flexor digitorum superficialis (FDS) en FDP ( 2 x 4 )
- Flexor pollicis longus
- N. medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Waar is de insertie van de musculus extensor carpi ulnaris?

A

metacarpale V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Waar is de insertie van de musculus extensor carpi radialis brevis en longus?

A

metacarpale II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Waarvoor is de musculus extensor carpi ulnaris?

A

extensie van de pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Waarvoor is de musculus extensor digiti minimi?

A

extensie van de pink

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Waarvoor is de musculus extensor digitorum communis?

A

extensie van de vingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Waarvoor zijn de musculus extensor carpi radialis brevis en longus?

A

extensie van de pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Waarvoor zijn de musculus extensor pollicis longus en brevis?

A

extensie van de duim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

hoe heten de verbindingen tussen de pezen van de musculus extensor digitorum?

A

Vinculae intertendiniae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is het effect van de vinculae intertendiniae?

A

hoe meer verbindingen, hoe lastiger de vingers
apart van elkaar te bewegen, maar geeft wel stabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Hoe veel loges zijn er aan de dorsale zijde van de pols?

A

6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Door welke structuren wordt de “tabatiere anatomique” gevormd?

A

M. extensor pollicis brevis en M. extensor pollicis longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat loopt er door loge 1?

A

M. abductor pollicis longus en M. extensor pollicis brevis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat loopt er door loge 2?

A

M. ext carpi radialis brevis en M. ext carpi radialis longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat loopt er door loge 3?

A

M. ext pollicis longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wat loopt er door loge 4?

A

M. ext digitorum communis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wat loopt er door loge 5?

A

M. ext digiti minimi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Wat loopt er door loge 6?

A

M. ext carpi ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat wordt bedoeld met het opponeren van de duim?

A

het brengen van de top van de duim naar de andere
vingers van dezelfde hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Waarvoor is de musculus carpi ulnaris?

A

flexie van de pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Waarvoor is de flexor digitorum profundus/superficialis?

A

flexie van de vingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Waar is de insertie van de musculus flexor carpi radialis?

A

metacarpale II en III

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Waarvoor is de musculus flexor carpi radialis?

A

flexie van de pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Waarvoor is de musculus flexor pollicis longus?

A

flexie, adductie en oppositie van de duim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Waarvoor is musculus palmaris longus?

A

flexie van de pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Wat is de insertie van de flexor digitorum profundus?

A

distale phalangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Waarvoor is de flexor digitorum profundus?

A

flexie van de DIP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Wat is de insertie van de flexor digitorum superficialis?

A

middelste phalangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Waarvoor is de flexor digitorum superficialis?

A

flexie van de pip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Wat zijn pulleys?

A

ligamentaire verbinding met doel de flexor pezen op zijn plaats te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Waar liggen pulleys?

A

aan de volaire zijde van de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Welke pulleys zijn er?

A

ligamentum annulare (A-pulleys, 5/vinger)
ligamentum cruciata (C-pulleys, 3/vinger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Door welke arteriën worden de onderarm / pols / hand en vingers gevasculariseerd?

A

A. radialis en A. ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Wat vormen de arteria radialis en ulnaris in de palm?

A

Zij vormen hier een arteriële arcus, welke bestaat uit een arcus superficialis
en een arcus profundus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Welke zenuwen innerveren de hand?

A

nervus ulnaris
nervus medianus
nervus radialis alleen sensibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Wat is dropping hand fenomeen?

A

uitval van de extensoren van de pols en vingers door uitval van de nervus radialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Wat is predikers hand fenomeen?

A

uitval van de flexoren van de duim, wijsvinger en middelvinger door uitval van de nervus medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Wat is een klauwhand?

A

uitval van de meeste intrinsieke
handspieren en van de flexoren van de ringvinger en pink door uitval van de ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Waar is de insertie van de musculus gluteus minimus?

A

trochanter major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Waar is de insertie van de musculus gluteus medius?

A

trochanter major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Waar is de insertie van musculus ilipsoas?

A

trochanter minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Waar is de origo van de musculus rectus femoris?

A

spina iliaca anterior inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Welke spieren vormen de hamstrings?

A

m. semitendinosus, semimembranosus en biceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

waar is de origo van de hamstrings?

A

tuber ischiadicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Welke spieren vormen de quadriceps?

A

m. vastus medialis, lateralis, intermedius en rectus femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Welke spieren vormen de gluteaalmusculatuur?

A

m. gluteus minimus, medius en maximus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

Waar komen de drie delen van het os coxae samen?

A

in het acetabulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

Wat zijn de 3 ligamenten van het articulatio coxae gaan richting het been?

A

Lig. Iliofemorale
Lig. Pubofemorale
Lig. Ischiofemorale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

Wat is de functie van de adductoren (van de heup)?

A

ballanceren van de romp op het been

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Wat is de insertie van de musculus gracillis?

A

op de proximale mediale schacht van de tibia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

Wat is de pes anserinus (ganzenvoet)

A

m. sartorius, m. semitendinosus en musculus gracilis
deze spieren zijn alle drie verantwoordelijk voor flexie van de knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

Wat doet de musculus gracillis?

A

Bij extensie is het vooral een adductor
Bij flexie in het kniegewricht komt de insertie van de m. gracilis achter de draaiings as van het kniegewricht te liggen en zal de spier helpen met verdere
flexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Wat voor spier is de musculus sartorius?

A

bi-articulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Wat doet de musculus sartorius?

A

anteflexie heup, exorotatie heup, flexie in de knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

Wat doet de m. quadriceps femoris?

A

flexie heup en extensie knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Wat voor spier is de musuclus rectus femoris?

A

bi-articulair, de overige quadriceps spieren zijn monoarticulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Wat voor spier is de m. iliopsoas?

A

polyarticulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Wat is de origo van de m. iliopsoas?

A

de m. psoas major heeft zijn origo op de wervellichamen en de
processus costales van de L1-L5 (en de processus transversus van T12)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Wat doet de musculus iliopsoas?

A

anteflexie van de heup

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

Bij welke spier hoort het ligamentum patellae?

A

quadriceps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

Hoe heet de verdikking in de fascia lata?

A

Tractus iliotibialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

Hoe ontstaat de Tractus iliotibialis?

A

bij lopen wordt trochanter kop naar buiten geduwd, m.
tensor fascia lata spant aan > trekkrachten op de fascie, waardoor de collageen vezels in lengterichting gaan lopen > ontstaan tractus iliotibialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Wat zijn de aBductoren van de heup?

A

M. tensor fascia lata, m. glutaeus medius en m. glutaeus minimus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

Waardoor worden de aBductoren van de heup geinnerveerd?

A

nervus gluteus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

Waaruit bestaan de hamstrings?

A

musculus biceps femoris
musculus semimembranosus
musculus semitendinosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

Wat is de origo van de biceps femoris?

A

dorsale zijde van de femur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

Wat is de origo van de musculus semimembranosus?

A

tuber ischiadicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

Wat is de origo van de musculus semitendinosus?

A

tuber ischiadicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q

Wat is de insertie van de musculus biceps femoris?

A

caput fibulare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

Wat is de insertie van de musculus

A

condylus medialis tibiae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

Wat is de insertie van de musculus semitendinosus?

A

mediale tibiavlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

Welke spieren vormen de begrenzing van de fossa poplitea?

A

lateraal; m. biceps femoris
mediaal; m. semimembranosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

Wat doet de musculus gluteus minimus?

A

abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q

Wat is de insertie van de musculus gluteus minimus?

A

trochanter major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

Wat doet de musculus gluteus medius?

A

abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

Wat is de insertie van de musculus gluteus medius?

A

trochanter major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

Wat zijn de exorotatoren van het articulatio coxae?

A

M. Piriformis
M. Gemelli inf en sup
M. Obturatorius internus
M. Obturatorius externus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

Wat is de insertie van de exorotatoren van het articulatio coxae?

A

trochanter major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q

Welke spier in het heupgewricht kan worden vergeleken met de musculus deltoideus?

A

de musculus glutaneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

Waar treed de vaatzenuwstreng het been in?

A

trigonum femorale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

Welke spieren vormen de begrenzing van het trigonum femorale?

A

lateraal: m. sartorius
mediaal: m. adductor longus craniaal: lig. inguinalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

Hoe noemt met de arteriën die van de a. femoralis afsplitsen en de circulatie van het collum femoris en het caput femoris verzorgen?

A

De a. femoralis profunda met de aa. Circumflexa femoris lateralis en
medialis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

Welke spieren worden geïnnerveerd door de n. femoralis?

A

M. sartorius en m. quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

Welke zenuw innerveert de adductoren en waar ontspringt deze zenuw?

A

N. obturatorius, ontspringt uit de plexus lumbalis (L2-L4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

Welke zenuw innerveert de aBductoren van de heup?

A

de nervus glutaneus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

Welke zenuw innerveert de gluteus maximus?

A

de nervus glutaneus inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
148
Q

Welke structuren kunnen verkort zijn bij een flexiecontractuur van de heup?

A

m. psoas major en minor en de m. iliacus (m. iliopsoas), de m. rectus femoris en het heupkapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
149
Q

Wat is de test van thomas?

A

je brengt een been omhoog, bij een flexiecontractuur komt het andere been ook omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
150
Q

Wat is een trendelenburg gang?

A

mensen met heupklachten gaan mank lopen, de patient zakt door de aangedane heup

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
151
Q

Welke spieren verzwakken bij mensen met een trendelenburg gang?

A

m. gluteus medius en m. gluteus minimus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
152
Q

Wat is de test van trendelenburg?

A

als de patient het gezonde been in 90 graden optilt zakt hij/zij door het been met heupklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
153
Q

Waar passeert de arteria femoralis van anterieur naar posterieur?

A

kanaal van Hunter (hiatus adductorius)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
154
Q

Welke adductor wordt het meest vaak doorgenomen bij een adductorenotomie?

A

m. adductor longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
155
Q

Welke adductor kan endorotatie geven?

A

musculus gracillis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
156
Q

Wat is de origo van de musculus gracillis?

A

os pubis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
157
Q

Welke spieren worden geoogst voor een kruisband reconstructie?

A

musculus gracillis
musculus semitendinosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
158
Q

Waar is de insertie van de musculus semitendinosus?

A

pes anserinus (ganzevoet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
159
Q

Waar is de insertie van de musculus sartorius?

A

pes anserinus (ganzevoet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
160
Q

Welke benadering wordt door kinderothopedisch chirurgen vaak gebruikt om een heupluxatie te behandelen?

A

anterieure benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
161
Q

Hoe werkt de anterieure benadering van de heup?

A

incisie over crista iliaca tussen m. sartorius en m. tensor fasciae latae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
162
Q

Waardoor wordt de musculus sartorius geinnerveerd?

A

nervus femoralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
163
Q

Waardoor wordt de musculus fasciae latae geinnerveerd?

A

nervus gluteus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
164
Q

Wat doet de n. cutaneus femoris lateralis?

A

innerveert de huid aan de laterale zijde van het bovenbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
165
Q

Welke zenuw is betrokken bij het pijnsyndroom meralgia paresthetica?

A

n. cutaneus femoris lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
166
Q

Waar zit de origo van de musculus rectus femoris

A

anterolaterale deel van het heupkapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
167
Q

Wat is het caput reflexum m. rectus femoris?

A

een uitloper van de musculus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
168
Q

Waar bevindt zich de origo van de m. rectus femoris?

A

spina iliaca anterior inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
169
Q

Hoe werkt de posterolaterale benadering van de heup?

A

De incisie verloopt midden over de trochanter major
en buigt over de m. gluteus maximus af naar posterieur richting de spina iliaca
posterior superior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
170
Q

Waaruit is de fascia lata opgebouwd?

A

collageen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
171
Q

Welke zenuw innerveert de musculus gluteus medius?

A

nervus gluteus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
172
Q

Waar is de insertie van de musculus piriformis?

A

op de achterrand van de trochanter major.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
173
Q

Wat zijn de korte exorotatoren van de heup?

A

Musculus piriformis
Musculus obturatorius internus
Musculus obturatorius externus
Musculus gemellus superior
Musculus gemellus inferior
Musculus quadratus femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
174
Q

Wat is het latijnse woord voor een kanteling naar ventraal (van het acetabulum)?

A

anteversie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
175
Q

bij patiënten met een heupdysplasie wordt het acetabulum naar lateraal en vaak ook naar anterieur over
het caput femoris gekanteld wordt Hoe heet deze osteotomie?

A

peri-acetabulaire osteotomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
176
Q

Uit welke gewrichten bestaat de schouder?

A

gleno-humeraal
acromio-claviculair
sterno-claviculair
scapulo-thoracaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
177
Q

Wat is kenmerkend voor rotatorcuff disease?

A

Scherpe pijn bij overhead motion
bewegingsbeperking (rom of krachtverlies)
Atrofie van infraspinatus spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
178
Q

Welke testen voor rotator cuff disease?

A

painfull arc test
lag test
drop arm test
external rotation resistance test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
179
Q

Wat is de lag test?

A

bij rotator cuff dissease heeft iemand ‘altijd’ last bij endorotatie achter de rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
180
Q

Wanneer begint de pijn bij adductie bij een patient met rotatorcuff disease?

A

bij 60 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
181
Q

Welke schouder luxatie komt het meest vaak voor, bij wie komen ander soort luxaties voor?

A

unidirectioneel, anterieur bij trauma.
mensen met hypermobiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
182
Q

Hoe verlaag je het risico op een recidief schouderluxatie?

A

door operatieve stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
183
Q

Welk letsel kan ontstaan aan de humerus kop bij een schouder luxatie?

A

hill-sachs impressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
184
Q

Welk letsel kan ontstaan aan het glenoid bij een schouder luxatie?

A

bankart letsel (gescheurd labrum glenoidale aan de onderkant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
185
Q

op welke 2 manieren kan een bankart leasie gerepareerd worden?

A

open bankart repair
arthroscopische bankart repair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
186
Q

Wat zijn kenmerken van omartrose?

A

Oudere patient, Meestal in de heup, nachtpijn, verdwenen gewichtsspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
187
Q

Wat zijn behandelingen voor omartrose?

A

Pijnstilling, oefentherapie, prothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
188
Q

Welke botten ontstaan door gebruik?

A

os pisiforme en patella

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
189
Q

Wat is het fad pad sign?

A

vet wordt naar buiten geduwd bij bloeding in articulatio cubiti > breuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
190
Q

Wat is een fractura antebrachii?

A

zowel ulna als radius gebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
191
Q

Wat is de behandeling van fractura antebrachii?

A

fixatie is noodzakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
192
Q

Wat is een galeazzi fractuur?

A

radius fractuur + ulna luxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
193
Q

Wat is een monteggia fractuur?

A

fractuur van de ulna, luxatie van de radius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
194
Q

Wat is essex lopresti?

A

luxatie van de ulna, breuk van de radius kop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
195
Q

Hoe controleer je de doorbloeding van de hand bij distale radius fracturen?

A

door naar pulsaties te voelen bij de radius en de ulna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
196
Q

Wat is een colles fractuur?

A

breuk bij extensie van de hand, meest voorkomend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
197
Q

Wat is een smith fractuur?

A

breuk bij flexie van de hand, naar volair gekanteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
198
Q

Bij wie komt een smith fractuur voor?

A

bij ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
199
Q

Wat is een barton fractuur?

A

een dorsale dislocatie van het distale radiusfragment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
200
Q

Wat is een reversed barton fractuur?

A

een volaire dislocatie van het distale radiusfragment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
201
Q

Wat is een chauffeurs fractuur?

A

een breuk bij het styloid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
202
Q

Wat is een die punch fractuur?

A

breuk van het laterale deel van de tibia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
203
Q

Hoe ontstaat een die-punch fractuur?

A

bij bestuurders bij auto ongelukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
204
Q

Wat is een type A fractuur (AO mbt gewrichten)?

A

extraarticulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
205
Q

Wat is een type B fractuur(AO mbt gewrichten)?

A

partieel articulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
206
Q

Wat is een type C fractuur?

A

compleet articulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
207
Q

Wat is het eerste getal bij de muller AO classificatie?

A

aanduiding van het bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
208
Q

Wat is de behandeling van een distale radius fractuur?

A

repositie + gips
operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
209
Q

Wanneer gebruik je een externe fixatie?

A

bij zwelling van de weke delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
210
Q

Wat is een zondagsarm/ pulled elbow?

A

radius uit de kom, vaak bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
211
Q

Welke zenuw kan beschadigd raken na een val op de elleboog?

A

nervus ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
212
Q

Wat is de hook test?

A

je kan de biceps pees palperen om te weten of deze gescheurd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
213
Q

Welke spieren voor proneren?

A

Pronator teres en pronator quadratus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
214
Q

Welke spieren voor supineren?

A

musculus supinator en musculus biceps brachii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
215
Q

Wat is synostose radius-ulna?

A

radius en ulna groeien aan elkaar > geen pro/supinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
216
Q

Wat is epidcondylitis (tennis elleboog)?

A

een aanhechtingsprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
217
Q

Wat is de behandeling van epicondylitis?

A

meestal conservatief beleid anders percutane naaldtherapie of operatie (wel fysio)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
218
Q

Waardoor kunnen slotklachten aan de elleboog ontstaan?

A

een los stukje bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
219
Q

Welke diagnostiek bij slotklachten?

A

arthroscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
220
Q

Wat is de TFCC?

A

meniscus van de pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
221
Q

Wat is het gevolg van een TFCC leasie?

A

instabiele pols, schuiflade radius-pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
222
Q

Wat is de behandeling van een TFCC leasie?

A

discus fixeren

223
Q

Wat zie je bij een scapholunate ligament leasie?

A

Op x-hand (met gebalde vuist) afstand tussen os lunatum en os scaphoideum

224
Q

Wat is de behandeling van een SL leasie?

A

bij <6 weken K-draden
bij >6 weken kapselplastiek

225
Q

Wat is de meest voorkomende carpus fractuur?

A

scaphoid fractuur

226
Q

Hoe diagnostiseer je een scaphoid fractuur?

A

niet te zien op rontgen foto, drukpijn op anatomische snuifdoos

227
Q

Wat is de behandeling van een scaphoid fractuur?

A

lang in het gips vanwege slechte doorbloeding soms operatie

228
Q

Wat is een behandel indicatie voor operatie van een scaphoidfractuur?

A

Vaak nonunion > slecht belastbare pols

229
Q

Wat zijn risicofactoren voor het niet vastgroeien van fracturen?

A

roken
voeding
osteoporose

230
Q

Wat is tenosynovitis?

A

steriele ontsteking van de pezen

231
Q

Wat zijn oorzaken van tenosynovitis?

A

overbelasting, RA, jicht of amyloidosis

232
Q

Wat zijn symptomen van tenosynovitis door overbelasting?

A

Pijn, crepitus (kraken), functie verlies, zwelling

233
Q

Wat is de behandeling voor congenitale tenosynovitis?

A

o Kinderen; conservatief > operatie
o Volwassenen; corticosteroid injectie in de peeschede > tenolyse na 2 injecties

234
Q

Waar heb je last van bij een quervain’s tenosynvitis?

A

o Pezen van eerste extensor compartiment; abductor pollicis longus en extensor pollicis brevis

235
Q

Wie heeft erosieve tenosynovitis?

A

patienten met reumatische artritis

236
Q

Wat is een complicatie van erosieve tenosynovitis?

A

peesrupturen

237
Q

Wat is de behandeling van erosieve tenosynovitis?

A

o methotrexaat en anti-TNF
o soms operatie

238
Q

Patienten van welke aandoening krijgen klikkende vingers?

A

DM

239
Q

Waarop berust onbegrepen extentie van een duim vaak?

A

tendovaginitis congenitalis, nauwe pulley

240
Q

Hoe werkt paracetamol?

A

Het is een zwakke remmer van COX-1 en COX-2

241
Q

Welke functie van de onderarm is het belangrijkst bij het schrijven?

A

pronatie

242
Q

Wat is de ratio en/of het doel achter het gebruik van de stok rechts bij klachten aan de heup?

A

Ondersteunen van de zwakke abductoren links of ondersteunen van de zwakke m. gluteus medius links en m. gluteus minimus links

243
Q

Wat zie je op rontgen bij RA?

A

subluxaties
erosie
gewrichtsdestructie

244
Q

Hoe heet het als kraakbeen verbeent?

A

chondrale osteogenese

245
Q

Hoe werkt chondrale osteogenese?

A

Osteoblasten uit bloedvaten > kalk afzetten

246
Q

Waaruit wordt de epifisairschijf/groeiplaat gevormd?

A

chondrocyten

247
Q

Wat is het effect van kracht op botvorming?

A

hogere kracht > hogere dichtheid > kleinere kans op osteoporose

248
Q

Welke 3 soorten gewrichten zijn er?

A
  • Juctura cartilaginea
  • Juntura synovialis
  • Junctura fibrosa
249
Q

Waar vind je junctura cartilaginea?

A

o Groeischijven
o Discus intervertebralis

250
Q

Waar vind je junctura fibrosa?

A

syndesmosis

251
Q

Waar vind je synoviaal gewrichten?

A

knie, eleboog, heup, ect

252
Q

Hoe ontstaat de meniscus?

A

door drukkrachten

253
Q

Wat is de invloed van trekkrachten op vezels?

A

vezels verlengen

254
Q

Hoe ontstaan uncovertabrale gewrichten?

A

door het inzakken van wervelschijven in de nek veranderen syndesmoses in synoviale gewrichten

255
Q

Hoe werkt de aanleg van de zenuwen?

A

zenuwen worden meegetrokken door de spieren
spieren zijn samengesteld uit meerdere myotomen > innervatie uit meerdere ruggenmergsegmenten

256
Q

Hoe wordt de bursa gevormd?

A

door druk op een pees

257
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je kijkt in een gewricht?

A

athroscopie

258
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je een stuk van een gewricht weghaalt?

A

resectiearthroplatiek

259
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je een gewricht verstijft?

A

arthrodese

260
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je een gewricht los maakt?

A

arthrolyse

261
Q

Hoe noem je een gewrichtspunctie?

A

arathrocentese

262
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je het synoviaal membraan verwijderd?

A

synovectomie

263
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je in een bot snijdt?

A

osteotomie

264
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je twee botdelen verbind?

A

osteosynthese

265
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je een bot verlengd?

A

distractie osteogenese

266
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je iets (een tumor) uit een bot haalt?

A

resectie

267
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je een bot uitlepeld?

A

exochleatie

268
Q

Waarbij voer je een exochleatie uit?

A

beninge of laaggradige tumor

269
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je de fascia insnijd?

A

fasciotomie

270
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je de fascie weghaald?

A

fasciectomie

271
Q

Hoe noem je een ingreep waarbij je de fascie verschuift?

A

fascieplastiek

272
Q

Welke ingrepen kan je doen aan de bursae?

A

bursectomie
drainage
injectie

273
Q

Welke ingrepen worden aan de spieren gedaan?

A

resectie

274
Q

Wat is een internervous plane?

A

je gaat tussen spieren door die vanaf een andere kant geinerveerd worden

275
Q

Wat is kinematica?

A

beschrijving van beweging zonder op de oorzaak te letten

276
Q

Wat is dynamica?

A

beschrijving verband tussen kracht en beweging

277
Q

Wat is materiaalkunde?

A

de relatie tussen kracht en vervorming

278
Q

Welke twee botvormen zijn er?

A

corticaal bot
spongieus bot

279
Q

Wat zie je in de opbouw van corticaal bot?

A

laminae (dit zorgt voor stevigheid)

280
Q

Waarvoor is collageen in botten?

A

zorgt voor flexibiliteit

281
Q

Wat is het verschil tussen corticaal en spongieus bot?

A

compact/open sponsachtig
poreusheid 5-30%/30-90%
minder rek/meer rek
bestand tegen grotere spanningen/niet
breekt eerder/vervormbaar

282
Q

Beide botvormen zijn anisotroop, wat betekent dit?

A

mechanische eigenschappen zijn richtingsafhankelijk

283
Q

Wat is de vloeigrens?

A

de kracht die nodig is om een bot permanent te vervormen

284
Q

Wat is het plastische gebied?

A

gebied tussen vloeigrens en breekpunt

285
Q

Wat is het elastische gebied?

A

de hoeveelheid rek dat een bot aankan voordat het vervormd

286
Q

Wat is taaiheid?

A

Brosse materialen hebben een klein plastisch gebied
Ductiele materialen hebben een groot plastisch gebied

287
Q

Welke 3 type vezels zijn er?

A

collagene vezels
elastische vezels
reticulaire vezels

288
Q

Waarvoor zijn elastische vezels?

A

rekbaarheid onder belasting

289
Q

Waarvoor zijn collagene vezels?

A

sterkte en stijfheid

290
Q

Waarvoor zijn reticulaire vezels?

A

volume /vorm

291
Q

Waar vind je collagene vezels?

A

ligamenten en pezen

292
Q

Waar vind je elastische vezels?

A

wanden van bloedvaten

293
Q

Waar vind je reticulaire vezels?

A

lever, milt, beenmerg

294
Q

Waardoor wordt het gedrag van weefsels onder belasting bepaald?

A

orientatie van de vezels
eigenschappen collagene en elastische vezels
verhouding collagene en elastische vezels

295
Q

Hoe liggen de vezels in een pees en wat is het effect hiervan?

A

vezels liggen parallel voor hoge trekbelasting in een richting

296
Q

Hoe liggen de vezels in een ligament en wat is het effect hiervan?

A

vooral in een richting maar ook in andere richtingen voor trekbelasting in beide richtingen. bij een hogere belasting in een bepaalde richting past het ligament zich aan

297
Q

Hoe liggen de vezels in de huid en wat is het effect hiervan?

A

in alle richtingen voor trekbelasting in alle richtingen

298
Q

Wat zijn kenmerken van een platgewricht?

A

geschikt voor compressie maar niet voor afschuiving
weinig draaibaar

299
Q

Waar vind je platgewrichten?

A

voet, wervelkolom, sacroiliacale gewricht

300
Q

Wat zijn kenmerkken van een bolgewricht?

A

minder geschikt voor buigend moment
zeer draaibaar
geschikt voor grote dwarskrachten/bestand tegen afschuiving

301
Q

Waar vind je bolgewrichten?

A

heupgewricht, schoudergewricht

302
Q

Welke krachten zijn er in het lichaam?

A

compressiekracht
trekkracht
afschuifkracht

303
Q

Wat is een moment?

A

een kracht op een afstand van een rotatiepunt

304
Q

Hoe ontstaat complex regionaal pijn syndroom
(CRPS)?

A

na trauma/chirurgie

305
Q

Hoe begint CRPS?

A

met autoinflamatie

306
Q

Waar zitten de klachten bij CRPS?

A

als een sok of handschoen

307
Q

Wat zijn symptomen van CRPS?

A
  • Pijn
  • Sensibele stoornissen
  • Motorische stoornissen
  • Kleur of temperatuur veranderingen
  • Zwelling
  • Transpiratie
  • Asymetrie
  • Haar en nagelgroei afwijkingen
308
Q

Wat is het verschil tussen CRPS 1 en 2?

A

CRPS 1 geen aantoonbare zenuwschade
CRPS 2 aantoonbare zenuwschade

309
Q

Wie krijgen vooral CRPS?

A

vrouwen 50-60 jaar

310
Q

Welk aanvullend onderzoek voor CRPS?

A

Geen, bij CRPS 2 kan een elextromyogram worden gemaakt

311
Q

Wat is de behandeling van CRPS?

A

Advies om zoveel te bewegen dat de verergering van de pijn binnen 2 uur is opgeheven

312
Q

Welke pijnstilling voor CRPS?

A

Geen reguliere pijnstilling, wel co-analgetica zoals tricyclische anti-depresiva of anti-epileptica

313
Q

Hoe werken NSAID’s?

A

het zijn prostaglandine syntase remmers
ze remmen de omzetting van arachidon zuur in prostaglandine

314
Q

Hoe werken corticosteroiden tegen pijn?

A

ze remmen de omzetting van fosfolipiden in arachidonzuur

315
Q

Wat doet aspirine?

A
  • lage dosis preventie coronaire hartziekten, tia en cva
  • hoge dosis; anti-inflamatoir en pijnbestreiding
316
Q

Wat is het effect van NSAID op de bloedstolling?

A

het remt tromboxaan en daarmee de plaatjes agregatie

317
Q

Welke COX is voor pijn en inflamatie?

A

COX-2

318
Q

Wat doet postaglandine naast het veroorzaken van pijn?

A

beschermd de maag en darmen

319
Q

Wat doet paracetamol?

A

het is een zwakke cox 1 en 2 remmer
Remt koorts en pijn maar niet inflamatie

320
Q

Wat is een belangrijke bijwerking van paracetamol?

A

lever toxiciteit boven de 3 gram

321
Q

Wat is nociceptieve pijn?

A

weefsel beschadiging

322
Q

Wat is neuropatische pijn?

A

zenuwletsel

323
Q

Waarvoor zijn delta vezels?

A

Directe, scherpe en prikkende pijn

324
Q

Waarvoor zijn C-vezels?

A

langdurige, diepe en doffe pijn

325
Q

Wat is het verschil tussen delta en C vezels?

A

delta vezels zijn gemyleniseerd, C vezels niet

326
Q

Wat is hyperalgesie?

A

verlaagde activatie van affente nocieptieve zenuwen (pijn bij niet pijnlijke stimuli)

327
Q

In welke volgorde word pijn medicatie voorgeschreven?

A

1a paracetamol
1b NSAID
1c paracetamol + NSAID
2 zwak opioid
3 sterk opioid
4 parenterale toediening van een opioid (buiten het maag-darm kanaal)

328
Q

Wat is fibromyalgie?

A

chronisch pijnsysdroom (somatisch onbegrepen lichamelijke klacht)

329
Q

uit welk kiemblad ontstaan spieren en bot?

A

mesoderm

330
Q

Waarom wordt tetracycline gebruikt voor onderzoek naar mineralisatie?

A

Wordt opgenomen in de mineralisatiezone
Fluoriseert in de microscopische coupe waardoor de zones makkelijk zichtbaar zijn

331
Q

Wie krijgen artrose?

A
  • Jonge trauma patienten
  • Hemofilie
  • Infecties
  • oudere patienten
    jicht
    reumatische artritis
332
Q

Wat zijn radiologische afwijkingen bij artrose?

A

o Osteofytvorming
o Subchondrale cystevorming
o Subchondrale sclerosis
o gewrichtspleet versmalling
o vormverandering

333
Q

Wat zijn kenmerken van artrose?

A
  • verlies van kraakbeen
  • subchondraal kraakbeen wordt harder
  • ontsteking van het synovium (synovitis)
334
Q

Wat voor klachten bij artrose?

A

gewrichtspijn na belasting
stijfheid (<30 min in de ochtend)
verminderde flexie of extensie

335
Q

Wat zie je bij LO van artrose?

A

crepitaties bij beweging
gevoeligheid van de gewrichtsspleet
benige verbreding van het gewricht

336
Q

Wat zijn indicaties voor aanvullend onderzoek bij artrose?

A
  • atypische presentatie
  • snelle progressie
  • bij gewrichtsvervangende prothese
337
Q

Wat zijn indicaties voor een prothese bij artrose?

A

pijn bij een versleten gewricht

338
Q

Waaruit bestaat kraakbeen

A

suikerketens (GAGs)
collageen
chondrocyten
hyaluronzuur
proteoglycanen
water

339
Q

Waar vind je hyalien kraakbeen?

A

epifysairschijven van pijpbeenderen, in de wand van ademhalingswegen en aan de uiteinden van ribben

340
Q

Welk soort collageen in hyalien kraakbeen?

A

collageen type 2

341
Q

Welke soorten kraakbeen zijn er?

A

hyalien
vezelig/fibrocartilaginair
elastisch

342
Q

Welk type collageen in vezelig kraakbeen?

A

collageen type 1

343
Q

Waar vind je fibrocartilaginair kraakbeen?

A

menisci en tussenwervelschijven

344
Q

Waar vind je elastisch kraakbeen?

A

oorschelp

345
Q

Waar wordt het kraakbeen niet omsloten door het perichondrium?

A

op gewrichtsvlakken

346
Q

hoe wordt het kraakbeen ‘gevoed’?

A

via het perichondrium

347
Q

Wat zijn de onderscheidende kenmerken van de atlas?

A

geen corpus, wel arcus ant en post.
proc.tranversus met opening.
Fascies articularis sup en inf.

348
Q

Wat zijn de onderscheidende kenmerken van de axis?

A

Dens (voorzijde)
Corpus vertebrae met proc. transversus en spinosus.
foramen vertebrale

349
Q

Wat zijn onderscheidende kenmerken van C2-C7?

A

Processus uncinatis (Uncus corporis)
lamina arcus vertebrae

350
Q

Welke structuur loopt door het foramen processus transversus?

A

a. vertebralis

351
Q

Hoe zijn de facetgewrichten in de cervicale wervelkolom gestapeld?

A

dakpansgewijs

352
Q

Wat is kenmerkend aan thoracale gewrichten?

A

1) articuleert met de costae op proc. tranv. en corpus vertebrae.
2) stand van de proc. spinosus (gericht naar caudaal Th 3 – Th 9)
3) facet gewrichten staan in het frontale vlak

353
Q

Wat is kenmerkend aan lumbale wervels?

A

pediculus arcus vertebrae

354
Q

Wat zijn uncovertebrale gewrichten?

A

de discus intervertebralis in de cervicale gewrichten zijn veranderd in synoviale gewrichten

355
Q

Welk hormoon zorgt dat het os sacrum ruimte maakt voor de bevalling?

A

relaxine

356
Q

Wat is het gevolg van te snel bewegen met losse ligamenten in het sacroiliacale gewricht na de bevaling?

A

bekkeninstabiliteit

357
Q

Welke 2 spiergroepen vormen de intrinsieke rugspieren?

A

De transversospinale spieren en de m. erector spinae

358
Q

Uit welke spieren bestaan de m. erector spinae?

A

m. iliocostalis cervicis/thoracis/lumborum
m. longissimus cervicis/thoracis/capitis
m. quadratus lumborum

359
Q

Wat zijn de intrinsieke spieren aan de dorsale zijde van de nek?

A

m. rectus capitis posterior minor/major
m. obliquus capitis superior/inferior

360
Q

Wat zijn de extrinsieke spieren aan de dorsale zijde van de nek?

A

m. scalenus posterior
m. trapezius
m. levator scapulae
m. splenius cervicis

361
Q

Wat zijn de intrinsieke spieren aan de ventrale zijde van de nek?

A

m. longus capitis
m. longus colli
m. rectus capitis anterior
m. scalenus anterior

362
Q

Wat zijn de extrinsieke spieren aan de ventrale zijde van de nek?

A

m. sternocleidomastoideus
m. sternohyoideus
m. sternothyroideus
m. thyrohyoideus

363
Q

Welke spieren zijn verantwoordelijk voor het stabiliseren van de rug?

A

rugspieren, buikspieren en mm, multifidus

364
Q

Uit welke gewrichten bestaat het articulatio genu?

A

Art. femoropatellaris; Art. meniscofemorale; Art. meniscotibiale

365
Q

Watvoor gewricht is het articulatio genu?

A

rolglij gewricht

366
Q

Welke meniscus beweegt mee bij flexie van de knie?

A

de laterale meniscus

367
Q

Wat is de origo van het ligamentum cruciatum anterius?

A

mediale zijde condylus lateralis femoris

368
Q

Wat is de insertie van het ligamentum cruciatum anterius?

A

area intercondylaris anterior tibiae

369
Q

Wat is de origo van het ligamentum cruciatum posterius?

A

laterale vlak van de condylus medialis femoris

370
Q

Wat is de insertie van het ligamentum cruciatum posterius?

A

area intercondylaris posterior

371
Q

Bij welke beweging komt het ligamentum cruciatum posterius op grotere spanning te staan?

A

flexie van de knie

372
Q

Bij welke beweging komt het ligamentum cruciatum anterius op grotere spanning te staan?

A

extensie van de knie

373
Q

Uit welke gewrichten bestaat het enkelgewricht?

A

articulatio talocruralis
articulatio subtalaris
articulatio talocalcaneonavicularis

374
Q

Wat is het bovenste spronggewricht?

A

articulatio talocruralis

375
Q

Wat is het gewricht van chopart?

A

articulatio talocalcaneonavicularis

376
Q

Welke beweging kan worden gemaakt in het bovenste spronggewricht?

A

plantair en dorsaalflexie

377
Q

Welke bewegingen kunnen worden gemaakt in het onderste spronggewricht?

A

varus en valgus stand

378
Q

Welk gewricht zorgt voor pro en supinatie van de enkel?

A

articulatio talo calcaneonavicularis

379
Q

Wat is ventraal?

A

buikzijde

380
Q

Wat is plantair flexie?

A

extensie

381
Q

Waarom gaat supinatie van de enkel over het algemeen makkelijker dan pronatie?

A

De laterale malleolus eindigt lager (meer naar distaal) dan de mediale malleolus. Dus de benige structuren alleen al bieden meer ruimte mediaal dan lateraal

382
Q

Welk ligament ligt aan de mediale zijde vanaf de tibia en fibula?

A

ligamentum deltoideum

383
Q

Welke ligamenten liggen aan de laterale zijde vanaf de tibia en fibula?

A

Lig. talo-fibulare ant.
Lig. calcaneo-fibulare
Lig. talo-fibulare post

384
Q

Welke ligamentaire verbinding is er bij het distale art. tibio-fibulare?

A

syndesmosis tibiofibulare anterior en posterior

385
Q

Wat is de functie van de syndesmosis tibiofibulare anterior?

A

het in stand houden van de “enkelvork”

386
Q

Waarvoor is de musculus gastrocnemius caput laterale en mediale?

A

flexie knie en plantairflexie enkel

387
Q

Waarvoor is de musculus soleus?

A

flexie knie en plantairflexie enkel

388
Q

welke twee spieren komen samen in de achilles pees?

A

musculus gastrocnemius lateraal en mediaal
musculus soleus

389
Q

Wat voor spier is de musculus gastrocnemius?

A

bi articulair

390
Q

Wat voor spier is de musculus soleus?

A

mono articulair

391
Q

Wat is de origo van de musculus flexor digitorum longus?

A

dorsale vlak van de tibia

392
Q

Wat is de insertie van de musculus flexor digitorum longus?

A

falanx distalis

393
Q

Welke spieren zijn verantwoordelijk voor de plantairflexie van de voet?

A

musculus flexor digitorum longus
musculus tibialis posterior
musculus flexor hallucis longus
musculus gastrocnemius
musculus soleus

394
Q

Wat is de origo van de musculus tibialis posterior?

A

membrana interossea, tibia, fibula

395
Q

Wat is de insertie van de musculus tibialis posterior?

A

os naviculare en ossae cuniforme

396
Q

Wat is de origo van de musculus flexor hallucis longus?

A

dorsale vlak van de tibia, membrana interossea

397
Q

Wat is de insertie van de musculus flexor hallucis longus?

A

falanx distalis 1

398
Q

Hoe noem je de tunnel waardoor de pezen in de voet lopen?

A

tarsale tunnel

399
Q

Wat is een jefferson fractuur?

A

atlas is opengebroken

400
Q

Welk type dens fractuur is het meest instabiel?

A

type 2 (1 tm 3)

401
Q

Wat is een hangman fractuur?

A

achterkant van de atlas breekt af

402
Q

Wat is dish?

A

verkalking van de (anterieure) ligamenten van de wervel

403
Q

Welke spieren gaan van romp naar schouder?

A

musculus trapezius
musculus serratus anterior
musculus levator scapulae
musculus pectoralis minor
musculus rhomboideus

404
Q

Wat is ankylose?

A

de voorkant van de wervels groeit aan elkaar

405
Q

Wat is de behandeling van ankylose?

A

altijd opereren

406
Q

Wat zijn risicofactoren voor de ziekte van bechterew?

A

jongvolwassen man

407
Q

Wat zijn kenmerken van de ziekte van bechterew?

A

rugklachten
sacroilitis
enthestitis
artritis
s’nachts pijn
dactylitis
psoriasis
IBD
goede reactie op NSAID’s
verhoogd CRP

408
Q

met welk HLA type is bechterew geassocieerd?

A

HLA-b27

409
Q

Wat is sacroilitis?

A

ontsteking van het sacroiliaal gewricht

410
Q

Welke rontgenafwijking bij sacroilitis?

A

ossificatie ligamentum longitudinale anterius (pas na 10 jaar)

411
Q

Wat is stap 1 in de behandeling van rugklachten?

A

NSAID’s
oefentherapie

412
Q

Wat is stap 2 in de behandeling van rugklachten?

A

TNF blokkers
anti IL-17

413
Q

Wat is scoliose?

A
  • 3d vervorming van de rug
  • Cobbse hoek (grootste hoek)> 10 graden
414
Q

Wie krijgt vaker scoliose?

A

vrouwen

415
Q

Wat is functionele scoliose?

A

scoliose die een beenlengteverschil compenseerd

416
Q

Wat is de convexe zijde van een bocht in de wervelkolom?

A

de buitenkant bij de bolling

417
Q

Wat is de concave zijde van een bocht in de wervelkolom?

A

de binnenzijde

418
Q

Hoe zie je het verschil tussen functionele en structurele scoliose?

A

buktest; Bij een structurele scoliose is een asymetrie in de thorax als de patient naar voren buigt, ribben promineren aan 1 kant naar dorsaa (gibbus/bochel)

419
Q

Wat is vaak de oorzaak van secundaire scoliose?

A

neuromusculaire aandoeningen

419
Q

Waarbij passen cafe au lair vlekken bij scoliose?

A

neurofibromatosis type 1

420
Q

Wat is typisch van infantiele scoliose?

A

links ipv rechts convex

421
Q

wat duidt op bindweefselaandoeningen zoals marfan of ehler danlos bij scoliose?

A

overmatige striae

422
Q

Wat duidt op intraspinale afwijkingen zoals syringomyelie of diasthemathomyelie bij scoliose?

A

afwijkende buikhuidreflex
holvoet

423
Q

Wanneer kan je afwachten bij scoliose?

A

bocht <45 graden (bij uitgegroeide kinderen)

424
Q

Wat is de behandeling van scoliose?

A

afwachten
fysio
brace
operatie

425
Q

Wat zijn doelen van een operatie voor scoliose?

A

stop progressie bocht
voorkomen pijnklachten en longproblemen
esthetiek

426
Q

Welke operatie voor scoliose?

A

dorsale spondylodese

427
Q

Wat zijn voorwaarden voor een brace bij scoliose?

A

o > 10 jaar
o Bocht 25-40 graden
o Th8 of lager
o Geen eerdere behandeling
o Tot 1 jaar post menarche

428
Q

Wat is de meest voorkomende verwekker van spondylodicitis?

A

staphylococcus aureus

429
Q

Welke diagnostiek voor spondylodicitis?

A

MRI
kweek

430
Q

Welke labwaarde bij spondylodicitis?

A

verhoogd BSE

431
Q

Wat is spondylolisthesis?

A

de ene wervel glijd van de ander af

432
Q

Hoe ontstaat degeneratieve spondylolisthesis?

A

verlies chondroitinesulfaat en water
verminderde turgor en elasticiteit discus
minder schokbreker functie
annulusfibrosus scheurt langzaam > hernia

433
Q

Wat is de prognose van een hernia?

A

lost zichzelf op

434
Q

Wat is spondylolyse?

A

breuk van het processus spinosus

435
Q

Bij wie komt spondylolyse vooral voor?

A

tieners

436
Q

Wat is de behandeling van spondylolyse?

A
  • Bij tieners 3 maanden stoppen met belasten > operatie bij falen conservatief beleid of hoog gradige (3-4) slip
  • Bij ouderen; fysio > operatie bij falen conservatief beleid als radiculaire klachten op de voorgrond staan
437
Q

Waaruit bestaat het bewegingssegment van Junghanns?

A

twee wervellichamen
de discus
4 facetgewrichten
de ligamenten

438
Q

Welke dignostiek bij CWK letsel?

A

CT in eerste uur
anders MRI

439
Q

Wat is type A is de AO classificatie van wervelkolomfracturen?

A

compressie van anterieure structuren (corpus)

440
Q

Wat is type B is de AO classificatie van wervelkolomfracturen?

A

compressie van anterieure en posterieure structuren (corpus en processus spinosus)

441
Q

Wat is type C is de AO classificatie van wervelkolomfracturen?

A

verplaatsing van de wervels

442
Q

Wat is de behandeling van een type B of C wervelkolomfractuur?

A

opereren, stabilisatie van achter

443
Q

Wat is de behandeling van een type A wervelkolomfractuur?

A

pijnstilling

444
Q

Wat is een laminectomie?

A

processus spinosus wordt verwijderd voor decompressie

445
Q

Wat zijn alarm signalen voor een wervelkolomtumor?

A
  • Voorgeschiedenis maligniteit
  • Progresieve bewegingsafhankelijke pijn
  • Nachtpijn
  • Neurologische uitval
446
Q

Welke behandeling voor wervelkolom tumoren?

A
  • Radiotherapie eerste keus bij symptomatische metastase
  • Operatie bij instabiliteit of neurologische uitval
447
Q

Wat zijn de histologische kenmerken van mediaal tibiaal stress syndroom?

A

micro fracturen
verminderde botdichtheid

448
Q

Wat zijn radiologische kenmerken van de ziekte van paget?

A

Verdikte cortex
Grove trabeculatie

449
Q

hoe heet een maligne bot tumor?

A

osteosarcoom

450
Q

Hoe ontstaan tumoren in het bot?

A

meestal metastases

451
Q

Wat is myosistis ossificans?

A

hematoom in een spier calcificeert

452
Q

Wat is callus?

A

eerste vorm van botgenezing

453
Q

Wie krijgt een niet ossificerend fibroom?

A

kinderen, het verdwijnt vanzelf

454
Q

Wie krijgt ewing sarcoom?

A

jonge mensen

455
Q

Hoe zie je op een rontgenfoto hoe kwaadaardig een bottumor is?

A

hoe scherper begrensd hoe meer kwaadaardig

456
Q

Wat is jicht?

A

een ontstekingsreactie op urinezuurkristallen

457
Q

Wat zijn de stadia van jicht?

A

asymptomatische hyperuricaemie (geen jicht)
acute jicht
chronische jicht

458
Q

Waarom krijgen zoogdieren geen jicht?

A

die hebben uricase

459
Q

Hoe ontstaat urinezuur?

A

Purine > xanthine > urinezuur

460
Q

Welke symptomen van acute jicht?

A

roodheid en koorts

461
Q

Welke labwaarden bij acute jicht?

A

acute fase eiwitten en leucocytose

462
Q

Waar komt acute jicht voor?

A

Meestal monoarticulair, vaak MTP I (hallucis)

463
Q

Wat is de behandeling van acute jicht?

A
  • Rust
  • Ijs
  • Nsaid’s
  • Corticosteroiden
  • Colchicine
464
Q

Wat zijn kenmerken van chronische jicht?

A
  • Gewrichtsdestructie
  • Erosies
  • Chronische artritis
  • Tophi
465
Q

Wat is de behandeling voor chronische jicht?

A

anti IL-1

urinezuur verlagende theapie;
xantine oxidase remmer
benzromaron

466
Q

Welke IL1 receptor antagonisten zijn er?

A

canakunimab
anakinra

467
Q

Wat zijn indicaties voor urinezuur verlagende therapie?

A

> 3 aanvallen per jaar
tophi
erosieve schade

468
Q

Wat doet benzbromaron?

A

bevorderd uitscheiding van urine zuur

469
Q

Welke xantine oxidase remmers zijn er?

A

allopurinol/febuxostat

470
Q

Wat zijn contra-indicaties van benzbromaron?

A

uraatstenen
slechten nierfunctie

471
Q

Wie krijgt jicht?

A

oudere mannen

472
Q

Wie krijgt pseudojicht?

A

bejaarde vrouwen

473
Q

Wat is de oorzaak van pseudojicht?

A

Calcium/pyrofosfaat kristallen

474
Q

Waaraan herken je pseudojicht?

A

het is vaker niet in de hallucis
radiologische bevestiging

475
Q

Wat is de behandeling van pseudojicht?

A
  • Rust
  • Ijs
  • Nsaid
  • Colchicine
  • steroiden
476
Q

Wat is CPPD?

A

pseudojicht

477
Q

Welke spier inserseert aan de mediale os naviculare en houdt de cavus instand?

A

musculus tibialis posterior

478
Q

Welke zone of deel van het lange pijpbeen ontstaat uit dit primaire ossificatiecentrum?

A

diafyse

479
Q

Welk systeem in de spiervezel genereert de spierkracht?

A

Het actine / myosine systeem (sacromeer)

480
Q

Wat is de functie van het costameer?

A

Het verbinden van de sarcomeren met de extracellulaire matrix

481
Q

Hoe vind spiergroei plaats?

A

hypertrofie van dwarsgestreepte spiercellen
mitosen van satalietcellen

482
Q

Wat is osteomyelitis?

A

ontsteking van het bot

483
Q

Wat is de pathogenese van osteomyelitis?

A

Bacterien vormen een glycocalyx microfilm
Onsteking > abcess van bot; kan doorbreken door weke delen > fistel

484
Q

Wat zijn risicofactoren voor hematogene osteomyelitis?

A

endocarditis
intravasculaire hulpmiddelen
orthopedische implantaten
IV drugsgebruik
hemodialysis
sikkelcel ziekte
recente operatie

485
Q

Wat is het histologische beeld van acute osteomyelitis?

A

micro- organismen
infiltraten van neutrofielen
trombosering en stuwing van bloedvaatjes

486
Q

Wat is het histologische beeld van chronische osteomyelitis?

A

necrotisch bot (afwezigheid van osteocyten)
granulatie- en fibreus weefsel vervangt bot

487
Q

Wat zijn kenmerken van osteomyelitis?

A

koorts
verhoogd BSE, CRP en leucocytose
lokale pijn
bevestiging met technetiumdifosfonaat skeletscintigrafie

488
Q

Welke radiologische afwijkingen bij osteomyelitis?

A

holtevorming
periostale botvorming
sekwester
sclerose

489
Q

Welke verwekkers van hematogene osteomyelitis?

A

s. aureus
enterobacter
streptococcus

490
Q

Welke verwekkers van niet hematogene osteomyelitis?

A

S. aureus
coagulase neg staphylococcen
gram neg staven

491
Q

Welke verwekkers van osteomyelitis bij ernstig letsel aan weke delen?

A

clostridium welchii
clostridium tetani

492
Q

Welke verwekkers van osteomyelitis bij neonaten?

A

staphylococcus aureus
groep A en B streptokokken
E. coli

493
Q

Wat is de behandeling van osteomyelitis?

A

Antibiotica
Abcessen en sekwesters > chirugisch
Pus draineren

494
Q

Wat is een gevreesde complicatie van osteomyelitis?

A

septische artritis

495
Q

Welke houding bij septische artritis?

A

Bonnetse stand 30 graden flexie

496
Q

Hoe stel je de diagnose septische artritis?

A

kocher criteria

497
Q

Wat zijn de kocher criteria?

A
  • Koorts
  • Pijnlijk vooral bij belasten
  • Bezinking >40
  • Leukocyten >12
498
Q

Wat is de behandeling van septische artritis?

A

antibiotica, IV tot CRP is genormaliseerd

499
Q

Wat is de ziekte van buchem?

A

genmutatie > te weinig sclerostine > meer bot (vooral bij de schedel) > zenuw beklemming

500
Q

Wat is osteopetrose?

A

te hoge botmassa door te lage osteoclast activiteit

501
Q

Wat is osteogenesis imperfecta?

A

erfelijk
abnormaal collageen type I
klachten van huid, gewrichten, ogen, bot

502
Q

Wat is fibreuze dysplasie?

A

gezond bot wordt vervangen door fibreus bot

503
Q

Welke symptomen bij fibreuze dysplasie?

A

deformatie
pijn
zenuwproblematiek

504
Q

Wat is de behandeling van fibreuze displasie?

A

bisfosfonaten en denosumab

505
Q

Wat is M paget?

A

verhoogde botombouw

506
Q

Wat zijn risicofactoren voor M paget?

A

oudere mannen

507
Q

Waar komt M paget vooral voor?

A
  • bekken, femur, wervelkolom, tibia, schedel
508
Q

Wat zijn symptomen van M paget?

A
  • meestal asymptomatisch
  • botpijn
  • warmte
  • soms artritis
  • verhoogd fractuur risico
  • doofheid
509
Q

Welke labwaarden zijn verhoogd bij M paget en waarom?

A

Verhoogd alkalische fosfatase door osteoblast activiteit
Verhoogd hydroxyproline door osteoclasten activiteit

510
Q

Wat is de behandeling voor M paget?

A
  • remmen ostoclast activiteit
  • bisfonaten eerste keus
511
Q

Hoe vind de groei van de pijpbeenderen plaats?

A

Lengtegroei van lange pijpbeenderen vindt plaats door enchondrale verbening (indirect, uit kraakbeen , breedtegroei door desmale verbening (direct, uit bindweefsel)

512
Q

Welke botten ontstaan door desmale verbening?

A

schouder en schedel

513
Q

Hoe ontstaat een bot?

A

Mesenchymale stamcel > osteoblast > osteoid > mineralisatie

514
Q

Waaruit bestaat osteoid?

A
  • Collageen I
  • Bot-vormende proteines; osteonectine, osteocalcine, af
  • Glycoproteine, proteoglycanan
515
Q

Na hoeveel dagen mineraliseerd osteoid?

A

ongeveer 10

516
Q

Waarmee wordt een bot gemineraliseerd?

A

hydroxyapatiet

517
Q

Welke stoffen worden tijdens de mineralisatie diagnostisch ingebouwd?

A

tetraxycline (pathologie) en radionucleotiden (nucleaire gnk)

518
Q

Wat is een osteocyt?

A

een gematureerde osteoblast

519
Q

Wat doet een osteocyt?

A
  • Mechano transductie; meet kracht
  • Contact via canalucili
520
Q

Welke stoffen spelen een rol bij bot absorbtie?

A
  • H+ voor oplossen bot in lacunae
  • RANK ligand voor meer afbraak
521
Q

Wat doet calcitonine?

A

remt osteoclasten

522
Q

Wat gebeurd er bij fractuur genezing?

A

<12 uur hematoom
>48 uur granulatieweefsel (bloedvaten en macrofagen)
1-4 weken extra osteoblasten en kraakbeen
>1 maand remodelling naar lamellair bod

523
Q

Wat is pseudoartrose?

A

een fractuur veroorzaakt een gewricht dat er niet hoort te zijn

524
Q

Waarmee neem je een bot biopt?

A

jamshidi naald

525
Q

Wat is osteoporose?

A

resorbtie > formatie
lage botmassa

526
Q

Wat zijn risicofactoren van osteoporose?

A

Oudere vrouwen, ondergewicht, corticosteroiden gebruik, immobititeit

527
Q

Wat zijn secundaire oorzaken van osteoporose?

A

endocrien (hyperparathyriodie, vit D)
medicatie
nier/ lever ziekten
autoimmuunziekten

528
Q

Wat is de behandeling van een hoog fractuur risico?

A
  • 20ug vit D
  • 1000-11000 mg calcium
  • Gezonde leefstijl
  • Valpreventie
  • medicatie
529
Q

Welke medicatie voor osteoporose?

A

antiresorptiva
anabolica

530
Q

Wat zijn voorbeelden van antiresorptiva?

A

oestrogenen
bisfosfonaten
densosumab (anti-rankl)

531
Q

Wat zijn voorbeelden van anabolica?

A

teriparatide

532
Q

Wat is hyperparathyroidie?

A

verhoogd PTH

533
Q

Wat is secundair hyperparathyroidie?

A

neiging tot daling van de serum calcium concentratie door nieraandoening of ernstig vit-D gebrek

534
Q

Wat is tertiaire hyperparathyroidie?

A

bijschildklieren gaan autonoom functioneren bij patient met secundaire vorm

535
Q

Welke botafwijkingen bij hyperparathyroidie?

A
  • Botverlies
  • Subperiostale botresorbtie
  • Multipele botcysten
  • Zot en peper aspect
  • Pathologische fracturen
  • Bruine tumoren (lijkt op reuscel tumor)
536
Q

Welke symptomen van hyperparathyroidie?

A
  • Vermoeidheid
  • Buikpijn
  • Spierzwakte
  • Psygische veranderingen
  • Polyurie
  • Niersteenkolieken
537
Q

Wat zie je op lab van hyperparathyroidie?

A
  • Licht verhoogd calcium
  • Bij primaire hyperparathyroidie; verlaagd fosfaat
538
Q

Wat is de behandeling van hyperparathyroidie?

A
  • bijschildklier verwijderen
  • cinacalcet; verhoogd gevoeligheid van calciumreceptor
539
Q

Wat is rachitis?

A

osteomalacie wanneer het bij kinderen voorkomt

540
Q

Wat is rachitis/osteomalacie?

A

osteoid mineraliseerd niet

541
Q

Wat zijn oorzaken van rachitis/osteomalacie?

A
  • Absoluut of relatief vit D tekort
  • Epileptica gebruik
542
Q

Waaraan herken je rachitis?

A

O-benen

543
Q

Waaraan herken je osteomallacie?

A

botzwakte

544
Q

Wat zijn kenmerken van zowel rachitis als osteomallacie?

A

hypocalciemie > spierzwakte
botpijn
fractuur risico

545
Q

Welke rontgen kenmerken van rachitis/osteomallacie?

A

Pseudofracturen/looser zones

546
Q

Wat is de behandeling van rachitis/osteomallacie?

A
  • Vit D/calcitrol geven
  • X-gebonden hypofosfatemie (PHEX mutatie); burosumab
547
Q

Waarvoor is het inbedden van plastic in bot?

A

onderzoek naar metabole botziekten en hematologische ziekten

548
Q

Wat is een osteoom?

A

goedaardige bottumor

549
Q

Waarvoor ontkalk je een bot?

A

tumor vraagstellingen

550
Q

Hoe ontkalk je een bot?

A

met EDTA of mierenzuur

551
Q

Hoe wordt vit D geactiveerd?

A

De nieren zetten 25-hydroxy vit D om in 1,23-dihydroxy vit D

552
Q

Wat doet FGF23?

A

verlaagt serum fosfaat