staatsrecht🐛 Flashcards

1
Q

staat

A

is een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied, waarover een organisatie het hoogste gezag uitoefent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Teritorium

A

het grondgebied van een staat(territorium)is meestal tot stand gekomen door oorlogen en vastgelegd in een verdrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken van de staat

A

een staat heeft 4 kenmerken.
1. Er is een gemeenschap mensen op 2.een bepaald grondgebied, waarover een organisatie het hoogste gezag uit oefent.

het vierde kenmerk die super belangrijk is> een staat moet erkent worden door andere staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gemeenschap

A

gevormd door mensen die daartoe behoren door afstemming of eigen verzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gezag

A

staat heeft exclusieve zeggenschap op en over het grondgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Soeverein

A

De staat is zelfstandig en ondeelbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zorgt de staat er voor?

A

De staat (overheid) zorgt voor bescherming van de burgers door landgrenzen te verdedigen en zorgt ervoor dat het algemeen belang wordt gediend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

1.wat positie hebben de eilanden Aruba, Curacao en Sint Maarten binnen het koningkrijk?

  1. Wat positie hebben Saba, St. Eustatius en Bonaire binnen het koninkrijk?
A

1.Ze zijn zelfstandige staten.

  1. Zijn overzeese gemeenten, openbare lichamen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het statuut?

A

is een staatsregeling waarin afspraken zijn vastgelegd over de onderlinge verhoudingen in het koninkrijk en de samenwerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een rijkswet?

A

Wetten die van toepassing zijn in het gehele koninkrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rechtsgevolgen van het nederlanderschap>

A

Vrije toegang tot Nederland en mogen hier vrij verblijven.

Nederlandse Wetboek van Strafrecht is ook van toepassing
indien een Nederlander zich in het buitenland bevindt(exterritoriale werking)

Bij gevangenschap in het buitenland is er diplomatieke bescherming (behandeling en overlevering aan Nederland)

Geen uitlevering indien het net zeker is dat de straf in Nederland uitgezeten mag worden

Actief en passief kiesrecht

Vervullen van openbare functies (burgemeester en rechter)

Aanspraak maken op voorzieningen of uitkeringen (bijstaand, kinderbijslag, huurtoeslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe verkrijg je de Nederlandse nationaliteit?

A

Een Nederlandse ouder hebben.

Derde generatie (niet-Nederlandse ouders wel in Nederland geboren

Minderjarigen die worden geadopteerd door een Nederlander

Vreemdelingen die voldoen aan de voorwaarden uit art. 6 RWN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mogelijkheden om een Nederlandste nationaliteit te aanvragen?

A

🪙optieeverklaring bij gemeentehuis
🪙naturalisatie bij Immigratie- en Naturalisatiedienst

Deze mensen dienen afstand te doen van hun eigen nationaliteit. Indien dit niet mag, krijgt men een dubbele nationaliteit. (Marokkanen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kunnen nederlanders hun nationaliteit verliezen?

A

Men kan het Nederlanderschap verliezen door een misdrijf dat de belangen van het Koninkrijk schaadt of vreemde krijgsdienst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het identificatieplicht? art.2 Wid

A

Iedereen vanaf 14 jaar, nederlanders als niet nederlanders, moeten een identiteitsbewijs laten zien bij politiecontroles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe lang is een visum geldig voor een non-europese vreemdeling?

A

maximaal 3 maanden, voor een langer verblijf bijv. werk, studie of gezinshereniging, moet de vreemdeling op een Nederlandse ambassade een regulier-verblijfsvergunning aanvragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Volgens art. 13 Vw wordt een verblijfsvergunning alleen verleend?

A

Nederland verplicht is door een verdrag voorbeeld> vluchtelingenverdrag,
Redenen van humanitaire aard.> zoals ziekte of hereniging met een kind of partner.
Als er een wezenlijk Nederlands belang is gediend> Prinses Maxima kreeg vrijwel meteen een verblijfsvergunning om in huwelijk in te treden met Prins Willem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zijn grondrechten?

A

zijn fundamentele mensenrechten die de invloed van de overheid begrensd.

De overheid moet deze rechten respecteren en mag hierop alleen inbreuk maken als dit wettelijk bepaald is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat regelt de grondwet?

A

regelt de inrichting en het functioneren van de Nederlandse staat en de staatsorganen en de verdeling van de staatsmacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wanneer ontstaat het eerste confederatie der Nederlanden

A

1579

Eerste statenbond/ confederatie van Nederland

7 zelfstandige provinciën richtte verdrag op de Unie van Utrecht en verbonden zich tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

=-Provinciën waren soevereine staatjes-Elke provincie eigen bestuur, eigen wetgeving en stadhouder-Stadhouder + kleine groep rijke burgers, de regenten, invloed en verdeelden de gezaghebbende baantjes onder elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat gebeurde er in 1575 in leiden?

A

stadhouder Willem I richtte de eerste Nederlandse Universiteit op in Leiden.

Leger en vloot waren gemeenschappelijk en men werkte samen op het gebied van defensie en buitenlandbeleid.
(er ontbrak wel een central gezag)

Er was een wel een algemene vergadering, namelijk de Staten-Generaal, bestaande uit afgevaardigden van de zeven provinciën, die besluiten nam over gezamenlijke aangelegenheden. Elke afgevaardigden bezat een mandaat of last (dit is een opdracht) van zijn generaal. Als het mandaat niet duidelijk genoeg was dan moest hij ruggen spraak houden, dat wil zeggen overleg voeren, met zijn provincie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat gebuerde er in 1789 in Frankrijk en ook in Europa?

A

In Frankrijk had Koning Lodewijk het absolute macht hierdoor onstaat er grote verzet in het volk die leidde tot het franse revolutie.

In Nederland: Willem IV had het stadhouderschap tot erfelijke functie gemaakt in Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en in alle delen van de republiek staathouder geworden – ook verzet in NL door de patriotten. Bracht geen verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat gebuerde er in 1789 in Frankrijk en ook in Europa?

A

In Frankrijk had Koning Lodewijk het absolute macht hierdoor onstaat er grote verzet in het volk die leidde tot het franse revolutie.

In Nederland: Willem IV had het stadhouderschap tot erfelijke functie gemaakt in Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en in alle delen van de republiek staathouder geworden – ook verzet in NL door de patriotten. Bracht geen verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat gebeurde er in 1795

A

De fransen veroverden de Verenigde NederlandenLaatste stadhouder, Willem V van Oranje-Nassau, vluchtte naar England.Statenbond werd Bataafse Republiek (Vooruitgang, Verlichting en Opmars der burgerij)-Dus de soevereiniteit van de provincies eindigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

1798

A

Staat werd vastgelegd in staatsregeling als eenheidsstaat met een centraal gezag en onzelfstandige departementen.-Hoogste gezag Nationale Vergadering-Bestond uit volk gekozen afgevaardigden uit 126 kiesdistrictenAlleen mannen 20+, vast salaris, vaste woonplaats en onder ede verklaarden tegen stadhouderschap waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

1806

A

Franse Keizer Napoleon veranderde de Bataafse Republiek in het Koninkrijk Holland en stelde zijn broer aan als koning

(om meer grijp te krijgen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Statenbond/confederatie-
Verzameling zelfstandige staten (vrijwillig)-
Bron: staatsregeling of constitutie-
Voorbeeld: Staat van het Koninkrijk der Nederlanden Geregeld in een statuut= verdrag

A

Bondsstaat/federatie-
Bestaat uit deelstaten

-Deelstaten hebben deel van hun soevereiniteit overgedragen aan…-
Centraal gezag: federale regering/bestuur-

Bron: Grondwet-Voorbeelden: Verenigde Staten van Amerika, Bondsrepubliek Duitsland en Belgi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

eenheidsstaat
Onzelfstandige delen (dus niet staten)
Hoogste gezag alleen bij centraal gezag
Bron: constitutie
Voorbeeld: Republiek Frankrijk

A

Gedecentraliseerde eenheidsstaat
zelfstandige delen-Centrale overheid draagt deel van bevoegdheden over aan lagere overheidsorganen
Bron: Grondwet
Voorbeeld: Nederland
Hoogste gezag alleen bij centraal gezag-

Lager overheidsorganen: provincie, gemeenten, waterschappen, openbare lichamen (artikel 123, 133 en 134 Grondwet)-Provincies, gemeenten en waterschappen vormen het openbaar Bestuur voor het decentrale grondgebied of taakgebied waarvoor zij zijn ingesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Verschil tussen een statenbond en een bondsstaat/ federatie:

A
  1. Bij een bondsstaat de deelstaten hun zelfstandigheid en daarmee ook hun staatsmacht grotendeels afgestaan hebben aan een centraal gezag, de federale regering.

2.De onderlinge bevoegdheidsverdeling

De verdeling van bevoegdheden tussen de deelstaten en het federaal gezag in een bondsstaat wordt niet in een verdrag vastgelegd, maar in een grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

nachtwakerstaat

A

De overheid mocht de vrije ontplooiing van burgers niet belemmeren. De staat moest zich als een nachtwaker opstellen. Alleen zorgen voor veiligheid, rust en orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

sociale verzorgingsstaat

A

Na de jaren van economische crisis 1930 en na tweede wereldoorlog 1940-1945 werd het een sociale verzorgingsstaat. Taak overheid: zodanig in grijpen in het sociaal economische leven, dat vooralle burgers een menswaardig bestaan was gegarandeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

democratische rechtsstaat

A

in een democratische rechtsstaat hebben burgers invloed op de overheid en is ook de overheid aan regels gebonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

kenmerken van een democratische staat?

legaliteitsbeginsel

A

De overheid mag alleen optreden als de regels dat bepalen
Moet zich aan de regels houden
De regels zijn democratisch tot stand gekomen>

Democratisch:Regels zijn (mede) tot stand gekomen door de Volksvertegenwoordiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

kenmerk van van een democratische staat.

Trias politica.

A

de macht van de overheid is verdeeld> Trias Politica.

Wetgevende macht> volksvertegenwoordiging en de regering
Uitvoerende macht>Regering
Rechtsprekende macht> Rechters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

kenmerk van een democratische staat.
onafhankelijke rechter en burgers hebben fundamentele rechten/ mensenrechten/grondrechten

A

Onafhankelijke rechter -Rechter bepaalt zelf welk recht hij spreekt-Rechter kan niet ter verantwoording worden geroepen

Burgers hebben fundamentele rechten -Ofwel grondrechten ofwel mensenrechten>

Bijvoorbeeld: Artikel 1 Grondwet-Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook , is niet toegestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat is een constitutionele monarchie?

A

is een koninkrijk die is vastgelegd in een staatsregeling.

De positie van de koning is vastgelegd in de Grondwet en in het Statuut voor het Koninkrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat is het verschil tussen de kroon der Nederlanden en de kroon?

A

Kroon der Nederlanden> De koning is het staatshoofd van Nederland tevens is hij ook staatshoofd van Het koninkrijk
der Nederlanden. In die positie is hij drager van de kroon der Nederlanden

Kroon> Staatshoofd + regering, maar in deze geval is de koning niet hoofd van de regering, want dat is de minister-president.

38
Q

Klassieke grondrechten(1814)

A

Waarborgen in zekere zin de vrijheden van burgers die de overheid (zo veel mogelijk) moet respecteren, waardoor voor de burger een staatsvrije sfeer wordt gewaarborgd. = (waarborgnormen) // vrijheidsrechten

39
Q

Sociale grondrechten(1983)

A

Vormen als het ware een opdracht voor de overheid om ervoor te zorgen dat er sociale gerechtigheid heerst in de samenleving en dat iedere burger kan beschikken over voldoende gezondheidszorg, onderwijs en inkomen zodat hij zichzelf kan ontplooien. = instructie normen

40
Q

Verticale werking van Grondrechten.

A

De relatie tussen de overheid en zijn burgers.

Klassieke// waarborgnormen: onthouding van bemoeienis door de overheid-
Sociale//instructienormen: overheid juist actief ingrijpen

41
Q

Horizontale Werking van grondrechten.

A

burgers moeten elkaars grondrechten respecteren.

42
Q

Burgerschapsrechten

A

Sommige grondrechten zijn alleen grondwettelijk gewaarborgd voor degenen die de Nederlandse nationaliteit bezitten.

voorbeeld art.20 lid 3 Gw > geeft elke Nederlander die niet zelf zijn eigen inkomen kan voorzien een grondrecht op bijstand.

43
Q

Botsing van Grondrechten

A

Soms is er sprake van botsing van grondrechten: bv. een kind heeft het recht te weten door wie hij verwekt is (art. 7 IVRK) en dat botst met het recht van de biologische vader op privacy (art. 10 Gw)

44
Q

wanneer kan de overheid grondrechten beperken?

A

De mogelijkheid om grondrechten te beperken moet worden vastgelegd in de Grondwet of in een verdrag.

  1. De beperking dient ter bescherming van een bepaald doel dat in de Grondwet of het verdrag is aangegeven.

3.De beperking en/of de bevoegdheid om te bepreken, moet worden vastgelegd in een wet in formele zin of in een lagere regeling die daarop is gebaseerd.

4(Soms) de beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving

Uiteindelijk moet de beperking van een grondrecht altijd terug te voeren zijn op de Grondwet.

45
Q

recht op gelijke behandeling

A

Klassieke grondrechten:Recht op gelijke behandeling
Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden.

Discriminatie op de gronden die in dit artikel worden genoemd of op welke andere grond dan ook, is niet toegestaan. Dit geldt zowel in verticale als horizontale relaties. De wet maakt onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie.

46
Q

directe discriminatie

A

Discriminatie die rechtstreeks is gericht tegen een persoon of een groep personen

47
Q

wanneer is een direct onderscheid(discriminatie) geoorloofd?

A

Zwangerschapsverlof en kortere werktijden

Vrouwelijke sollicitant mag op grond van haar geslacht worden geweigerd voor de mannelijkehoofdrol in een film.

48
Q

indirecte discriminatie

A

niet direct op een persoon of groep gericht, maar wel tot gevolg dat deze nadeel kan ondervinden van het gemaakte onderscheid.

is alleen toegestaan als dit objectief gerechtvaardigd is om een zwaarwegend doel te dienen.

49
Q

positieve discriminatie

A

waarbij aan een bepaalde groep personen een voorkeursbehandeling wordt gegeven. Voorwaarde is wel dat het doel daarmee is gediend noodzakelijk is en in redelijke verhouding staat tot het nadeel dat anderen van de discriminatie ondervinden.

voorbeeld hiervan is het geven van de voorkeur aan vrouwen en allochtonen bij het aannemen van personeel door een organisatie waarin zij ondervertegenwoordigd zijn.

50
Q

college voor de rechten van de mens.

A

dat is ingesteld om te voorkomen dat de rechtelijke macht te veel met dergelijke zaken zou worden belast, brengt hierover een advies uit. Dit advies is niet bindend, maar wordt doorgaans wel opgevolgd.

51
Q

Recht om in Nederlandse overheidsdienst benoemd te kunnen worden.

A

Elke Nederlander kan, mits hij daarvoor natuurlijk geschikt is, een baan bij de Nederlandse overheid verkrijgen. Dat wil niet zeggen dat vreemdelingen dit niet zouden kunnen, maar zij kunnen zich niet
op dit grondrecht beroepen. Voor een aantal functies is het Nederlanderschap zelfs verplicht, omdat dit van belang wordt geacht voor een goede vervulling van de functie.

52
Q

actief kiesrecht

A

Meerderjarige Nederlanders hebben actief kiesrecht. = recht om leden van de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraad te kiezen

53
Q

passief kiesrecht.

A

Recht om zelf als lid van een van deze vertegenwoordigende organen gekozen te worden

.-Vreemdelingen bezitten dit grondrecht niet, maar verkrijgen na 5 jaar rechtmatig verblijf in Nederland wel een wettelijk kiesrecht, zowel actief als passief, voor de gemeenteraad.-De rechter kan degene die zich schuldig heeft gemaakt aan een bepaald strafbaar feit en daarvoor veroordeeld is, het kiesrecht ontnemen

54
Q

recht van petitie

A

Iedereen kan met een verzoekschrift een orgaan of persoon die de overheid vertegenwoordigt, vragen om actie te ondernemen.
Dit kan ook het verzoek bevatten om de wet aan te passen of een klacht tegen de overheid inhouden. Een dergelijke klacht wordt dan behandeld door de Nationale ombudsman

55
Q

Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging

Het recht om zijn godsdienst of levenovertuiging vrij te belijden, houdt in dat iedereen een (levens)overtuiging mag hebben, deze mag verkondigen en ernaar mag handelen.

De Gw stelt als grens:Behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet, waarmee wordt bedoeld dat men bij het uitoefenen van de vrijheid geen regels mag overtreden, zoals het aantasten van grondrechten van anderen of het weigeren om een voorgeschreven uniform te dragen

A

vrijheids van meningsuiting

Iedereen mag ongecensureerd zijn gedachten of gevoelens uiten in een leesbare of gesproken tekst, film, video of met een ander openbaringsmiddel.

Ongecensureerd wil zeggen dat voor de uiting geen toestemming vooraf nodig is, maar ook dat de inhoud van de uiting niet vooraf door de overheid mag worden beperkt of zelfs verhinderd

Wel mogen uitingen in de wet strafbaar worden gesteld en achteraf worden bestraft (behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet)NAMELIJK:-Bepaalde personen zwijgrecht, strafbaar gesteld als je toch praat.-Opzettelijk beledigen van de Koning of zijn familie of van een minister

Gedane uiting zoals van een roddelblad, verbieden als iemand daardoor is geschaad. De overheid mag een burger die van plan is om dit te gaan doen, echter niet vooraf het zwijgen opleggen.Het uiten van de mening mag niet vooraf worden beperkt, maar aan het verspreiden van de uitingen mogen wel grenzen worden gesteld. De openbaring van de uiting mag echter niet geheel onmogelijk worden gemaakt

56
Q

Vrijheid van vereniging

A

Garandeert elke burger de vrijheid om een groep te vormen, zoals een politieke partij, sportvereniging, vakbond of godsdienstige gemeenschap

57
Q

Recht tot vergadering en betoging

A

Het recht om samen met anderen bijeenkomsten en optochten zoals demonstraties te houden

58
Q

recht op onaantastbaarheid van het lichaam

A

Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer beschermt burgers tegen willekeurige inmenging in hun privé leven en heeft in de loop der tijd een ruime betekenis gekregen

59
Q

huisrecht

A

Het huisrecht beschermt de burger tegen ongeoorloofd binnentreden van een ambtenaar in zijn woning. Uitgangspunt is dat de ambtenaar de woning alleen mag betreden als de bewoner daarvoor toestemming heeft gegeven.De ambtenaar moet:Zich legitimeren Een verslag makenDoel van binnentreden meedelen

60
Q

wanneer was het koninkrijk der Nederlanden vastgelegd in het statuut?

A

1814

61
Q

contraseign

A

In 1840 werd in de Grondwet vastgelegd dat een Koninklijk Besluit altijd door een minister medeondertekend moet worden. De medeondertekening wordt een contraseign genoemd.

62
Q

vertrouwensregel

A

De vertrouwensregel houdt in dat een minister, een staatssecretaris of zelfs een heel kabinet zijn ontslag behoort aan te beiden, als een van de Kamers het vertrouwen in hem/hen verliest door bijvoorbeeld het beleid af te keuren. De vertrouwensregel is ontstaan tijdens twee conflicten tussen de Tweede Kamer en de regering in 1866 en 1868 en vormt als het ware het spiegelbeeld van de ontbindingsregel. Voor die tijd vond men het voldoende dat ministers het vertrouwen van de koning hadden

63
Q

wat is een motie van wantrouwen?

A

Een motie van wantrouwen is de mededeling van een meerderheid van de Kamer dat men ernstige kritiek heeft op het gevoerde beleid van een of meerdere ministers of staatssecretarissen. De minister of staatssecretaris stapt dan zelf op.

64
Q

wat is een motie van treurnis en motie van afkeuring?

A

Als een bepaalde gang van zaken of een bepaalde opstelling van een bewindspersoon wordt betreurd, dan kan tegen hem of haar een zogeheten motie van treurnis worden ingediend. Deze motie heeft, net als de iets zwaardere motie van afkeuring, geenrechtsgevolgen. De bewind persoon waartegen dit is ingediend, hoeft hieraan dus geen gevolgen te verbinden, maar het zal moelijker voor hem worden om zijn taak uit te voeren

65
Q

kiesrecht

A

n 1917 is een algemeen actief en passief kiesrecht voor mannen ingevoerd. Voor vrouwen in 1922. Het actief kiesrecht wordt ook wel stemrecht genoemd. Voor het passief kiesrecht gelden dezelfde voorwaarden als voor het actief kiesrecht. Je kan alleen niet meerdere functies hebben (bv lid 1e Kamer + lid 2e Kamer)

66
Q

op welke manier worden leden van de eerste kamer verkiest

A

De leden van de Eerste Kamer worden indirect, via getrapte verkiezingen gekozen. Nadat burgers hun vertegenwoordigers bij de provincies, de leden van de Provinciale staten, hebben gekozen, kiezen dezen op hun beurt de leden van de Eerste Kamer

67
Q

geloofsbrief

A

kennisgeving van de Kiesraad dat hij op wettige wijze is gekozen. -Verklaren welke openbare functies hij bekleedt, zodat de Kamer kan nagaan of hij een functiebekleedt die niet verenigbaar is met het Kamerlidmaatschap

68
Q

kiezersmandaat

A

gedurende vier jaar het Kamerlidmaatschap uitoefenen Een kamerlid kan wel zelf zijn ontslag aanbieden als hij zijn eigen positie onhoudbaar vindt. Kamerleden zijn, net als ministers en staatssecretarissen, parlementair onschendbaar.

69
Q

parlementair onschendbaarheid

A

Kamerleden kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd voor datgene wat zij in de vergadering van de Kamer of de Kamercommissie hebben gezegd of wat zij daar schriftelijk hebben laten weten.Lidmaatschap tweede kamer: een door de overheid volledig betaalde baan Lidmaatschap eerste kamer: nevenfunctie met een vergoedingZiek of zwangerschap? Mogen worden vervangen

70
Q

projectministers

A

zijn ministers die geen eigen ministerie hebben. Deze ministers zonder portefeuille (ook wel projectminister genoemd) maken gebruik van ambtenaren van een ministerie dat zich met een verwant beleidsgebied bezighoudt

71
Q

demissionair kabinet

A

kabinet die zijn ontslag biedt

tijdens de formatie van het nieuwe kabinet zijn de zittende ministers dus demissionair. Zij voeren dan het oude regeerakkoord uit en houden als het ware de zaak draaiende zonder in te gaan op controversiële onderwerpen

72
Q

functie ministerraad

A

De ministerraad vergadert en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid vandat beleid. De basis hiervoor vormt het regeerakkoord

73
Q

functie regering

A

De regering kan wetsvoorstellen indienen. De regering heeft op grond van art. 89 Gw ook een zelfstandige regelgevende bevoegdheid: het nemen van een koninklijk besluit in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur. Met een AMvB kan de regering een wet maken zonder toestemming van de eerste en tweede kamer (voorbeeld de corona wetten

74
Q

functie parlement

A

Wie: Eerste Kamer en Tweede Kamer
Wat: Formele wetgever, samen met de regering (art. 81 Gw)
Bron: Grondwet, Reglement van Orde van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, Reglement van Orde van de Tweede kamer der Staten-Generaal.

75
Q

functie Ministers

A

De ministers geven de leiding aan hun ministerie. Ministers zijn individueel verantwoordelijk voor hun eigen beleid en gezamenlijk voor het regeringsbeleid. Daarnaast dragen zij ook strafrechtelijke 11
verantwoordelijkheid voor daden van de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis. Een ministeris verantwoording verontschuldigd aan beide Kamers.

76
Q

quorum

A

Als er gestemd wordt moet echter het quorum, dat wil zeggen meer dan de helft van het aantal Kamerleden, aanwezig zijn

77
Q

functie staatssecretaris

A

voor een staatssecretaris geld min of meer hetzelfde als voor een minister. De staatssecretaris kan namens de minister het contraseign zetten. Hij heeft tegenwoordig een steeds meer zelfstandige taak en moet ook het vertrouwen genieten van de regering en van beide Kamers

78
Q

functie koning

A

De koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. De koning heeft geen zelfstandige bevoegdheden. Het uitspreken van de Troonrede doet de Koning namens de regering. Het initiatief voor een Koninklijk Besluit komt meestal van een minister; de Koning kan echter wel suggesties doen

79
Q

functie tweede kamer

A

Taken:Medewetgever, samen met de Eerste Kamer en de regering
Taak als medewetgever van de tweede kamer:-
Het recht van initiatief (art. 82. Lid 1 Gw)-Het recht van amendement (art. 84 Gw)-Het budgetrecht (art. 105 Gw)

Controleur van de regering, samen met de Eerste Kamer

Taak als controleur van de regering van de tweede kamer:-

Het vragenrecht (art. 68 Gw)-Het recht van interpellatie (art. 68 Gw en 133 RvO TK)-Het recht van enquête (art. 70 Gw)-Recht op het indienen van moties (Art. 66 RvO TK

80
Q

taken van de eerste kamer

A

Medewetgever, samen met de Tweede Kamer en de regering
Taak als medewetgever van de eerste kamer:-Het budgetrecht (art. 105 Gw)-Recht van novelle (kleine verbetering of aanvulling)-Vetorecht (Art. 84/86 Gw)

Geen recht van initiatief of recht van amendement!!
De eerste kamer heeft dus eigenlijk alleen recht op het vetorecht en kan dus ja of nee zeggen

81
Q

wie is het ministerraad

A

Ministers (waaronder minister-president als voorzitter= premier, eerste minister

82
Q

ministers zijn verantwoordelijk voor

A
83
Q

functie raad van state

A

zijn adviezen spelen een belangrijke rol bij de bespreking van wetsvoorstellen in het parlement

om hun onafhankelijkheid te waarborgen, worden de leden van de Raad van State, zo geheten staatsraden, bij Koninklijk Besluit voor het leven benoemd en wordt hun salaris bij wet vastgesteld. Staatsraden zijn dikwijls oud-ministers en staatssecretarissen die kundig en bekwaam zijn op het gebied van wetgeving, bestuur en rechtspraak

84
Q

functie algemene rekenkamer

A

controleren of de uitgaven van de rijksoverheid in overeenstemming zijn met de goedgekeurde begroting = rechtmatigheid en of de bedragen werkelijk zijn uitgegeven aan de doelen waarvoor ze bestemd waren = doelmatigheid

85
Q

functie nationale ombudsman

A

Verricht op verzoek of uit eigen beweging onderzoek naar gedragingen van bestuursorganen van hetRijk en van andere bij of krachtens de wet aangewezen bestuursorganen

86
Q

wet in formele zin

A

Wetten worden vastgesteld door een besluit van een overheidsorgaan: centraal of decentraal niveau. Een wet die tot stand komt door de formele wetgever (regering en Staten-Generaal), wordt een wet informele zin genoemd

87
Q

wet in materiële zin.

A

3 is een wet die algemene regels bevat die verbindend zijn. Ze gelden voor iedereen en men moet zich er dan ook aan houden. Het is van belang om te weten dat wetten, zoals het Wetboek van Strafrecht, zowel materieel als formeel kunnen zijn

88
Q

staten-generaal

A

eerste- en tweede kamer

89
Q

Hoe verwerft de overheid inkomsten?

A

80% door belastingen en heffingen van burgers. - Eigendommen verhuren, aandelen beleggen, opbrengst Staatsloterij.

De overheid heft direct belasting op inkomens en op bedrijfswinsten. Indirect wordt belasting geheven met de algemene belasting op goederen en de bijzondere verbruiksbelasting.

90
Q

referendum

A

Referendum: een volksraadpleging waarbij de burger op een bepaald voorstel met ja/nee of voor/tegen kan antwoorden.
Raadplegend referendum: de regering vraagt de mening van kiezers over een wetvoorstel
Correctief referendum: burgers kunnen een voorstel tegenhouden dat door de volksvertegenwoordiging is aanvaard. In Nederland kan een landelijk referendum alleen niet-bindend zijn. Op decentraal niveau hebben diverse gemeenten in Nederland de mogelijkheid van een referendum geregeld in een gemeentelijke referendumverordenin

91
Q

wat bedoelt men met decentralisatie?

A

. Decentralisatie is de spreiding van taken en bevoegdheden binnen hetzelfde overheidsniveau, over verschillende diensten, inspecties en ambten

92
Q

welke 2 doelen hebt decentralisatie?

A

Voorkomen dat de macht zich concentreert bij een bepaald overheidsorgaan

  1. De organen van decentrale openbare lichamen zijn beter in staat om in te spelen op de omstandigheden en belangen van een bepaald gebied, de bepaalde functie of de betreffendebedrijfs-of beroepssector.