Staats en Bestuurs recht Flashcards

1
Q

Staatsrecht

A

geeft inzicht in het recht met betrekking to de Nederlandse staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wetgevende macht

A

het geven van algemeen verbindende regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitvoerende of bestuurlijke macht

A

het uitvoeren van regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De rechterlijke macht

A

Het oplossen van conflicten naar aanleiding van de uitvoering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Besturen

A

dit betekent dat het bestuur niet alleen wetten uitvoert, maar zelf ook nadere regels ter uitvoering stelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gedecentraliseerde eenheidsstaat

A

Dit betekent dat taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden niet allemaal van ‘bovenaf’ door de Rijksoverheid worden geregeld. Ook decentrale overheden, zoals gemeentes en provincies hebben een deel van de taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

4 kenmerken van een rechtstaat

A
  1. het legaliteitsbeginsel
  2. het beginsel van de machtenscheiding.
  3. het bestaan van grondrechten, zoals recht op vrijheid van meningsuiting.
  4. onafhankelijke rechtspraak: in geschillen tussen overheid en birger kan door een onafhankelijke rechter worden beslist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rechtspersoon

A

Heeft een eigen vermogen en eigen rechten en plichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Openbaar lichaam

A

Provincies, gemeentes, waterschappen en andere openbare lichamen. het openbaar lichaam bestaat -evenals andere rechtspersonen- uit een aantal bestuursorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De Wet veiligheidsregio’s

A

Bepalingen over de brandweerzorg, rampen,crisisbeheer, geneeskundige hulpverlening, openbare orde en veiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel leden heeft de 2e kamer?

A

150 leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel leden heeft de 1e kamer

A

75 Leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden de 1e en de 2e kamer samen genoemd?

A

Staten generaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vragenrecht

A

leden van de kamer kunnen schriftelijke vragen stellen over onderwepen die op dat moment volgens de agenda eigenlijk niet aan de beurt zijn om behandeld te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Interpellatierecht

A

dit recht geeft bevoegdheid om de Kamer met een bepaalde minister in debat te treden over een onderwerp dat regulier nog niet aan de orde is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Enquete recht

A

deze commisie kan zelfstandig onderzoek instellen naar een bepaald onderwerp.

17
Q

initiatief recht

A

Leden van de tweede kamer hebben de mogelijkheid om zelf wetvoorstellen in te dienen.

18
Q

Amendementsrecht

A

Een door de regering ingediend wetsvoorstel kan door de Tweede Kamer worden gewijzigd zolang het in behandeling is.

19
Q

Actief kiesrecht

A

De leden van de 2e kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die 18 jaar of ouder zijn.

20
Q

Wie is de regering?

A

De regering wordt gevormd door de koning en de ministers.

21
Q

Dualistisch bestel

A

Oefent het college van burgemeester en wethouders de bestuurlijke bevoegdheden uit binnen de kaders die het vertegenwoordigend lichaam heeft vastgesteld.

22
Q

rechtshandeling

A

Hier is sprake van als de handeling gericht is op het doen intreden van een rechtsgevolg.

23
Q

Feitelijke handelingen

A

Handelingen die wel rechtsgevolgen kunnen hebben, maar niet met dat doel verricht worden.

24
Q

Mensenrechten

A

Rechten die wezenlijk bij het mens- zijn horen en daarom de mens toekomen.

25
Q

Klassieke grondrechten

A

Dit betreft aangelegenheden waarbij de overheid zich terughoudend heeft op te stellen jegens de burger, dan wel zich niet met hem bemoeien.

25
Q

Sociale grondrechten

A

Voor wat betreft deze rechten heeft de overheid geen terughoudende rol, maar wordt van haar juist een zorgplicht verwacht.

26
Q

Verticale werking

A

Grondrechten zijn primair opgesteld om de relatie tussen burger en overheid te regelen.

26
Q

Horizontale werking

A

Burgers kunnen ook tegenover elkaar aanspraak maken op grondrechten. Denk bijvoorbeeld aan verbod op discriminatie.