SSR Flashcards

1
Q

Bacteriële vaginose

A

Amsel criteria:
pH > 4,5
Amine test positief (whiff)
cleu cells (bact op plaveisel epitheel)
Homogene niet viskeuze witte afscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

BPH (benigne prostaathyperplasie)

A

Groter aantal cellen prostaat
LUTS
Behandeling: Alfa blokker, 5-alpha-reducatseremmer (remmen androgynen), muscarine antagonist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dysbacteriose

A

Verstoorde balans bacteriële flora mens of dier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ejaculatio praecox

A

binnen 1 min klaarkomen
behandeling: serotonine re-uptake inhibitor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lage ruggenmerglaesie

A

Blaas= slap
Sluitmechanisme= uit
stressincontinent/overloop
Geen mictiereflex
grote capaciteit+ lage druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mediale (directe) liesbreuk

A

Direct door achterwand
Verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Laterale (indirecte) liesbreuk

A

indirect door annulus internen
Aangeboren
operatief behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Myoom

A

Oestrogeen gevoelig
symtomen: dyspareunie, pijn bij menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Parafiele stoornis

A

Voyeuristische stoornis → zonder toestemming kijken naar anderen
bij seksuele activiteiten, uitkleden of naakt zijn.
- Exhibitionistische stoornis → tonen van geslachtsorganen aan
nietsvermoedende vreemdeling.
- Frotteurstische stoornis → zonder toestemming aanraken en
aanwrijven tegen een ander persoon.
- Seksueel sadistische stoornis → toebrengen van lichamelijk of
psychisch lijden bij een ander.
- Seksueel masochistische stoornis → vernederd, geslagen,
vastgebonden of anderszins gepijnigd worden.
- Pedofiele stoornis → aantrekking tot kind jonger dan 13 jaar
- Fetisjistische stoornis → niet-levende objecten
- Transvestische stoornis → dragen van kledij van de andere sekse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Menopauze behandeling

A

Oestrogenen en progestagenen slikken
Vasomotorische klachten
Urogenitale klachten: atrofie, UWI, urge continentie.
Atypische overgangsklachten: moeheid

Bij bloed onderzoek: FSH verhoogd, oestrogeen verlaagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prostaatcarcinoom

A

Moeilijk plassen
Harde modus bij rectaal toucher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Provoked vestibulodynie

A

Oppervlakkige dyspareunie
Verlaagd IFN-y. verlaagd MBL plasmaspiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Syndroom van Klinefelter

A

XXY, kleine testes, borstvorming, weinig lichaamsbeharing baardgroei
Behandeling: androgynen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Syndroom van Turner

A

XO
uitwendige genitale vrouwelijk
Ovaria afwezig (hypoplastisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Peyronie

A

Fibrotisering rondom zwellichaam
Stuggere penis
Mannen na 40e
Nadeel hechten = kortere penis
Kromming naar boven op opzij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Menorragie

A

langere duur bloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Postmenopauzaal bloedverlies

A

Bloedverlies 1 jaar na menopauze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stress incontinentie

A

Urineverlies door sfinctermechanisme tekort schiet
Drukverhogende dingen
vaak bij vrouwen: na transvaginale geboorten en kleine bekken chirurgie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Urgency incontinentie

A

Ongewild urineverlies met hevige mictiedrang
Aantoonbare blaascontractie
Idiopatische blaasoveractiviteit
Neurologische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Fistel incontinentie

A

verbinding blaas vagina –> hele tijd urineverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Urge-incontinentie

A

Aandrang incontintentie, m.detrusor gaat op een moment dat je het niet wil aanspannen. Dit is heel vervelend. Overactieve blaas. Heel vaak aandrang (> 6-10 x). Nycturie (>1 x)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

5-alfa-reductase defect

A

Geen omzetting Testosteron in dihydrotestosteron
Masculinisatie van het brein
Als meisje opgevoed, in puberteit ontwikkeling mannelijke genitaliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Androgeen ongevoeligheidssyndroom

A

Inwendig–> mannelijk
Uitwendig + brein –> vrouwelijk
XY, veel testosteron maar androgeenreceptor effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Congenitale adrenale hyperplasie (CAH)

A

enzymdefect –> geen cortisol in de bijnieren.
verminderde negatieve feedback naar ACTH productie (veel ACTH) –> masculinisatie.

XX, mannelijke genderrol, vrouwelijke genderidentiteit (micropenis, grote clit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Extra uterine graviditeit

A

innesteling buiten de baarmoeder
‘Over tijd’,
Zonder tuba ruptuur: peritoneale prikkeling
Met tuba ruptuur: collapsneiging, schouderpijn
HCG < 1500/200 –> expectatief
HCG > 5000 –> chirurgisch
HCG 1500-5000 –> methotrexaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Risicofactoren EUG

A
  • eerdere EUG
    -PID
  • Subfertiliteit
  • IVF
    IUD
    Sterilisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Corpus luteum bloeding

A

Peritoneale prikkeling
Irregulair bloedverlies
Geen orale anticonceptie
Rechts vaker dan links
vrij vocht
Behandeling: Pil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Pelvic inflammatory disease= adnexitis SYMPTOMEN

A

Opstijgende infectie die ontsteking ik buik geeft
koorts + acute buikpijn > 48 bestaand
LOB ROB
Opstoot en slingerpijn
fluor vaginalis
Fitz Hugh curtis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

PID andere kenmerken

A

behandeling: levofloxacine, metronidazol
verwekker: chlam, gon, bacteriën
Bloed: BSE hoog, CRP en Leuko’s hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Torsie Cyste

A

Acuut begin
Misselijk+ braken
Peritoneaal prikkeling
(soms) verhoogd CRP
Behandeling: detorsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Endometriose

A

Endometrium buiten de uterus
Peritoneum, ovaria, septum rectovaginale, sacro-uteriene ligament
Pijn verbonden aan cyclus.
Behandeling: hormonen of operatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Candida

A

Niet riekende brokkelige fluor
ontstaan pseudohyfen
Behandeling: miconasol/flucodisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Chlamydia

A

verwekker: chlamydia trachomatis –> intracellulaire bacterie zonder celwand (PCR)
incubatietijd –> 1-3 weken
Behandeling: Azitromycone –> antibiotica
30-70% kans op besmetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Genitale wratten (condylomata acuminata)

A

Incubatietijd= 1-6 maanden
HPV type 6 en 11
60-80% kans op besmetting
behandeling: podofyllotoxine = creme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Gonorroe

A

Verwekker: neisseria gonorrhoeae (gram - diplokok)
incub= 2 dagen - 2 weken.
Asymptomatisch 30-60%
besmettingskans = 50-80%
diagnostiek –> trampreparaat + kweek
behandeling = ceftriaxon, ook klam PLUS azitromycine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Herpes genitalis

A

Incub= 2-12 dagen
Herpes simplex virus:
HSV-1 –> koortslip
HSV-2 –> genitale herpes

Laesies zijn besmettelijk
diagnostiek= PCR
Behandeling= valaciclovir crème
Prodromale fase: koorts.
Klachten 6-7 dagen: blaasjes met helder vocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Schaamluis (behandeling)

A

Permetrine crème

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Syfilis

A

Verwekker: treponema pallidum
Incub: 10-90 dagen
50% kans op besmetting
Behandeling: penicilline
Microscopie op donker veld.
Bloedonderzoek: aanraking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Primaire syfilis

A

Na 3 weken
Pijnloos ulcus durum: harde sjanker
Opgezwolle lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Secundaire syfilis

A

3-6 weken na primaire
Maculopapuleus niet jeukend exantheem op en rond extremiteiten
Ragaden
Alopecia
COndolymata lata (wratten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Teriaire syfilis

A

na 2-4 jaar –> orgaan syfilis
Neurosyfilis
Cardiovasculaire syfilis (na 20-30 jaar) –> aneurysma van de aorta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Trichomoniasis

A

Incub 1-4 weken
Schuimende fluor (vrouw) urethritis (man)
Eencellige protozoa
behandeling: metronidazol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Epispadie

A

Zeldzaam, urinebuis mondt dorsaal uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hypospadie

A

Komt vaker voor. Urinebuis mondt ventraal uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Paraphimosis

A

Zwelling door niet volledig terug schuiven van voorhuid na het wassen, veneuze afvoer is verstoord. Behandeling: oedeem er uit knijpen.

46
Q

Epididymitis

A

Ontsteking van epididymis –> chlam of gonorroe
zwelling roodheid scrotum
Pijn, koorts urethritis
geeft het optillen van het scrotum verlichting?
Behandeling: levofloxacine 14 dagen

47
Q

Orchitis

A

Veroorzaakt door chlam of gonorroe
Bof orchitis

48
Q

Torsio testis

A

Gedraaide zaadbal
jongens tussen 12-18 jaar
pijn testis met uitstraling naar buik
Misselijkheid en braken
geen koorts of fictie klachten
Echo
Operatief: detorsie en orchidopexie

49
Q

Hydrocele

A

Goedaardige zwelling die gevuld is met vocht
LO–> testis moeilijk afgrensbaar

50
Q

Spermatocele

A

Holte gevuld met sperma
Bal nog wel voelbaar

51
Q

Varicocele

A

soort spatader in de balzak
LINKERKANT
Last bij inspanning

52
Q

Anti-Müller hormoon

A

Cellen van leydig:
Degradatie van buizen van Muller –> stoppen vorming eileiders
Buizen van Wolff verder ontwikkelen.

53
Q

Follikelstimulerend hormoon

A

Rijpt follikel tot ovulatie
Stimuleert na ovulatie corpus luteum
Neemt toe bij menopauze (post menopauzaal > 17 U/l)
tijdens ovulatie = 8-20 U/l

54
Q

Luteïniserend hormoon (LH)

A

Ontwikkeling corpus luteum
Noodzakelijk voor spermatogenese

55
Q

Oestrogeen

A

Soepelheid vagina
Ovulatie
Opbouw baarmoederslijmvlies
Remt FSH
Neemt af bij menopauze

56
Q

Progesteron

A

Maakt baarmoederslijmvlies klaar voor zwangerschap
remt FSH en LH
Hoger bij hogere

57
Q

Oestrogeensubstitutie

A

Bij vrouwen in de overgang; Lagere dosering dan de pil; kans op bijwerkingen verminderen.

Oestrogenen én (bij intacte uterus) progestagenen (alléén oestrogenen verhoogt de kans op endometriumcarcinoom).
Twee soorten:
Oestrogeen + cyclisch progestageen = perimenopauzaal
Oestrogeen+continuprogestageen = postmenopauzaal

58
Q

Sekshormoon bindend globuline

A

Geslachtshormonen zijn niet meer biologisch actief

59
Q

Testes determining factor

A

Komt na 7 a 8 weken na conceptie op het Y-CHROMOSOOM tot expressie.
Stimuleert tot cellen van Leydig vorming.

60
Q

Testosteron

A

Cellen van Leydig
Inwendige genitalien –> worden door dit hormoon gestimuleerd.
Uitwendige genitale= Testosteron + 5-alpha-reductase= dihydrotestosteeon (werkt 10x zo actief als testosteron.

61
Q

PSMA-PET

A

prostaatspecifiek membraan antigeen PET scan.
PSMA vaak verhoogd bij prostaatcarcinoom

62
Q

Embolisatie

A

Bloedtoevoer naar het myoom wordt gestopt en het myoom zal krimpen.

63
Q

GnRH

A

remt puberteit en geeft pt meer tijd om na te denken over geslacht bevestigende behandeling. = omkeerbaar.

64
Q

Myoom menucleatie

A

incisie in baarmoeder, kapsel van myoom komt in beeld en myoom is uit te pellen.

65
Q

Selectieve serotonine heropname inhibitor (SSRI)

A

geef je bij ejaculatie praecox

66
Q

Transcervicale resectie myoom

A

ALLEEN submuceus myoom

67
Q

Estradiol

A

Medicamenteuze behandeling voor transvrouwen

68
Q

Metaidoioplastiek

A
  • kleine penis
  • niet staand plassen
  • geen penetratie
  • wel sensitiviteit
69
Q

Phalloplastiek

A
  • broekvulling
  • staand lassen
  • geen sensitiviteit
  • Pentratie mogelijk
70
Q

Erectieprothese

A

twee cilinders in het zwellichaam, zelf opvullen met pompje (hydraulische erectieprothese)
of siliconen staafjes (semirigid erectieprothese)

71
Q

Tripelfosfaat kristallen

A

Niet-pathologisch

72
Q

Leucine kristallen

A

leverfunctiestoornis

73
Q

Cystine kristallen

A

Gendefect

74
Q

Calciumoxalaat kristallen

A

Niet-pathologisch

75
Q

Bilirubine kristallen

A

leverfunctiestoornis

76
Q

vetcilinder

A

Nefrotisch syndroom

77
Q

Leukocytencilinder

A

Pyelonefritis

78
Q

Korrelcilinder

A

Chronische nierziekte

79
Q

Hyaline cilinder

A

Stress en inspanning

80
Q

Erytrocytencilinder

A

Acute glomerulonefritis

81
Q

Epitheelcilinder

A

Chronische glomerulonefritis

82
Q

Tunica vaginalis

A

Peritoneum

83
Q

Fascia spermatica interna

A

fascia transversalen

84
Q

M. cremaster

A

M. obliquus internes

85
Q

Fascia spermatica externa

A

m. obliquus externes

86
Q

Tunica dartos

A

Fascia superficialis

87
Q

Glans area

A

Man–> glans penis
Vrouw > clitoris

88
Q

Gubernaculum

A

Man → scrotale ligament
Vrouw → Lig. ovarium en lig. teres uteri

89
Q

Labioscrotale wallen

A

Man = scrotum
Vrouw = labia major

90
Q

Mesonephrosgang
(gang van Wolff)

A

Man → ductus ejaculatorius, epididymis, vesicula seminalis, vas deferens

91
Q

Paramesonephrosgang
(gang van Müller)

A

vrouw –> uterus, fallopian tubes, inner vagina

92
Q

Plica umbilicalis lateralis

A

Vasa epigastrica inferior

93
Q

Plica umbilicalis medianus

A

Restant urachus

94
Q

Plica umbilicalis medialis

A

restant a. umbilmcalis

95
Q

Tubernaculum genitale

A

Man → schaft penis, glans penis
Vrouw → corpus clitoris

96
Q

Urogenitale plooien

A

Man → raphe
Vrouw → labia minora

97
Q

Sekse

A

chromosomen en fysieke kenmerken van het geslacht (geboorte)

98
Q

gender

A

psychosociale aspecten (opgevoed met)

99
Q

genderdysforie (FACTOREN)

A
  • genetisch
  • omgeving
    IQ
    Persoonlijk
    Psychiatrisch stoornissen
100
Q

Anticonceptie pil

A

GnRH remming
Oestrogeen en progestageen

101
Q

Anticonceptiepleister

A

norelgestromin en ethinylestradiol
eierstokken geven geen eicel meer af
Baarmoederslijmvlies dunner

102
Q

Anticonceptiering (Nuvaring)

A

Bevat zowel progestagenen als oestrogenen

103
Q

Anticonceptiestaaf

A

Bevat progestageen

104
Q

Hormoonspiraal

A

Bevat progestageen

105
Q

Koperspiraal

A

Bevat geen hormonen

106
Q

monringafterpil

A

Werkt tot 72 uur na onbeschermde seks

107
Q

Prikpil

A

Bevat alleen progestagenen
1 injectie per 3 maanden
geen eisprong

108
Q

organiserend

A

foetale fase
Ontwikkeling brein

109
Q

activerend

A

Kort na geboorte en tijdens puberteit

110
Q

Zwelling in scrotumhuid

A

atheroomcyste