Spreekwoorden Flashcards

1
Q

Dat staat bij ons hoog in het vaandel

A

Staat hoog op de agenda

اولويت

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik zal nooit om de tuin geleid worden 209

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dat is toch een klein mazzeltje

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Buiten de geijkte kaders te treden

A

Denken buiten de kaders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je moet wel door de zure appel heen bijten

A

Ik heb een dikke huid gekregen
Olifantshuid want ik heb veel doorstan
Nu pluk ik de vruchten daarvan
Dat heeft veel wat voeten in de aarde gehad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hij weet van de hoed en de rand

A

Hij is door de wol geverfd
Hij weet waar Abraham mosterd haalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Er is een kink in de kabel gekomen

A

Onverwacht probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik kan me tot op zekere hoogte uit te voeten

A

Ik kan me reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik schrik me de pleuris

A

Ik ben me rot geschrokken van dit lawaai 82

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Presteert voortreffelijk

A

Hij is uitzonderlijk begaafd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schiet bij mij de melk in de tieten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je weet drommels goed

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik werd onheus bejegend

Bejegenen

A

بِيِيْ خِنِنْ
Onvriendelijk behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Jan met de pet

A

Iemand van het gewone volk

Humble
Humility

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Prettig gestoord

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bezoek en vis blijven 3 dagen fris

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wees tevreden met uw deel, of het weinig zij of veel./ elke gek heeft zijn gebrek./ niemand is volmaakt

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Dat heeft veel wat voeten in de aarde gehad. (Kost veel moeite)/ uitputtingsslag/ je moet wel door de zure appel heen bijten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Alexander is uit het goede hout gesneden/ revital heeft het haart op de juiste plaats/ heeft een hart van goud/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dat gaat niet lukken/ dat snijdt geen hout/ daar kom ik niet verder mee/ dat heeft geen zin/ die vlieger (badbadak) gaat niet op/ dat is geen doen/

A

Dat wordt niks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten/

A

Ik moet nu met billen bloot

eigen schuld dikke bult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Dar heb ik heel bewondering voor/ ik neem petje (kolah) ervoor af/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoogmoed komt voor de val/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

We moeten het ijzer smeden als het heet is/ de koe bij de hoorns pakken/ ik laat er geen gras over groeien/ een proefballonnetje oplaten/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Daar kun je donder op zeggen/ dat kun je op je klompen aanvoelen

A

Zeker 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Geroeid met de riemen die we hadden

A

Roeien met de riemen die we hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Ik doe alles op eigen houtje (in mijn eentje) / ik moet de kar trekken/ ik moet zorgen ervoor dat tent draaiende wordt gehouden/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Ik val met de deur in huis

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Prijs de dag niet voor het avond is

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Het kwartje is nog niet gevallen/ ik heb de klok horen luiden, maar ik weet niet waar de klepel hangt.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Ik hou een slag om de arm/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Dus ik was met mijn neus op het feit gedrukt/ daar werd ik met mijn neus opgedrukt/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Als een donderslag bij heldere hemel/ als een duiveltje uit een doosje/ uit de lucht vallen/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Loopt als een trein/ het gaat zonder horten en stoten/ het verloop vlotjes/ alles loopt op rolletjes/ gaat van een leien dakje/ loopt gesmeerd/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Beter éen vogel in de hand dan tien in de lucht/ beter een half ei dan een lege dop

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Van de complimentjes heb een zolder vul/ dat geeft de burger moed/Waar het hart vol van is, loopt de mond van over/ dat is mijn stokpaardje

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

De buit is (bijna) binnen/

A

De beer is geschoten
De vis is binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Sla die beelden op en haal het voor de geest, ik kan me daarvan niet precies voor de geest halen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Proef ballonnetje oplaten= een visje uitgooien

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Ik ben niet goed snik/ niet zo snugger

A

Humble
Humility

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

David weet van de hoed en de rand/ hij kent van a tot z/ hij wilt het naadje van de kous weten/ weten waar Abraham de mosterd haalt

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Driemaal is scheepsrecht

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Dat is uit het leven gegrepen

A

C’est la vie
That is life
That’s life
زندگي همينه

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Ik dank je feestelijke (dat doe ik niet)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wens denken/ het probleem word vanzelf opgelost met pappen en nathouden

A

سيمونه
Luchtfietser هوگو
Onuitvoerbare plannen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Dat zou erg in de smaak vallen/

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Het gebeurt om de haverklap

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Dat zit wel snor

A

Het is goed
Het is on orde
Het komt goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Misschien ik heb ook boter op mijn hoofd

A

It is also my fault

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

We schieten ons doel voorbij door deze opdracht

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Zo helder als een koffiedik

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Dat is ver van mijn bed

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Nu kan ik de vruchten daarvan plukken

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Niet met pappen en nathouden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Ik steek mijn mening niet onder stoelen of banken

A

Ik wind er geen doekje om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

In de verste verte niet geïnteresseerd

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Werd in de kiem gesmoord

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Is een kink in de kabel

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Waar is de kamer 100

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Grotere risico’s liggen op de loer

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Ik moet iets achter de hand hebben

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

De schoorsteen moet roken

A

Het moet brood op de plank komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Even aan je jasje trekken

A

Geheugensteuntje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Waar het hart vol van is, loopt de mond van over

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Ik haal alles uit de kast

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Gestolen goed gedijt niet

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Hardlopers zijn doodlopers

A

Haastige spoed is zelden goed (=zaken in te hoog tempo afwerken vergroot de kans op fouten)

Geduld is een schone zaak (=wie rustig afwacht wordt beloond)

Als je zo snel doet, dan kan het verkeerd aflopen 158

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Even wachten tot de kruitdampen zijn opgetrokken

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Bij dat plan zal ik mijn neus stoten

A

Gaat niet lukken
De vlieger gaat niet op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Jij moet het gelag betalen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Ik moet niet bij de pakken neer zitten

A

Teleurgesteld en moedeloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Ik moet uithuilen en opnieuw beginnen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

De goeden niet te na gesproken

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

In een mum van tijd

A

In een oogwenk doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Ik loop met de ziek onder de arm

A

Ongewis en onbestemd onduidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Ik ben blij gemaakt met een dooie mus

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Allemaal gesneden koek is

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Het is op een oor na gevild

A

Bijna klaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Als je een hond wilt slaan, vind je altijd wel een stok 157

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Ik verdedig en het komt minder goed uit

A

De aanval is de beste verdediging 157

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Probeer een positieve draai te geven aan de …157

A

Om de aarde leefbaar en gezond te houden 23 idiom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Verbeter de wereld begin bij jezelf

A

Iemand goedaardig en zachtaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

gedeelde Smart is halve Smart

A

(=als je over problemen praat, dan kan je het makkelijker verwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

en kale kip kan nog leggen

A

(=iemand die niets heeft, kan nog voor je werken)

Humble
Humility

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

elke dag een Draadje is een hemdsmouw in een jaar

A

(=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

slome duikelaar

A

Een traag en sloom iemand

Humble humility

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

alle Gekheid op een stokje (=maar nu liever ernstig)

A

Aside from joking
Kidding aside

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

een Gek kan meer vragen dan honderd wijzen kunnen beantwoorden

A

(=op gekke of onverwachte vragen weet men meestal het antwoord niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

eén Gek kan meer vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden (=er zijn altijd wel vragen waar niemand het antwoord op weet

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

elke Gek heeft zijn gebrek (=er valt op iedereen wel iets aan te merken)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

dat is een waarheid als een Koe (=dat is overduidelijk waar)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

de Koe bij de horens vatten (=met de lastige zaak beginnen)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

je weet nooit hoe een Koe een haas vangt

A

(=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)

94
Q

iets aan de grote Klok hangen (=iets algemeen kenbaar maken)

A
95
Q

wat in het Vat zit, verzuurt niet

A

(=iets wat goed is en goed bewaard wordt, verliest zijn waarde niet / wat beloofd is zal ook worden ingelost

96
Q

redeneren als een Kip zonder kop (=erg dom redeneren)

A
97
Q

een Ongeluk komt zelden/nooit alleen (=als er iets misgaat, gaat er vaak nog meer mis)
een Ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)

A
98
Q

op de Schopstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)

A
99
Q

Als je me de deur wijst dan zoek ik naar een andere mogelijkheid 152

A
100
Q

Ik ben verzadigd en verkwikt

A
101
Q

Ik wil het niet خوشم نمياد

A

Daar ben ik niet van gediend
Ik ben niet gediend van deze houding

102
Q

Moeder worden is een wonder, moeder zijn een heel gedonder

A
103
Q

Wie niet met zijn hart werkt, werkt nooit hard

A
104
Q

Proactive

A

Een lopende hond vindt altijd wat
Een vliegende kraai heeft altijd wat

Blijf actief
Trek eropuit

105
Q

schompes werken

A

Ik werk me pleuris 249

Door noeste arbeid spreek ik nu goede Nederlands.
Dat lukt alleen met noeste arbeid

106
Q

Onbekend maakt onbemind

A
107
Q

Ik krijg de kriebels ervan

A

Onrustig ongemakkelijk voelen

108
Q

Niet over één nacht ijs gaan

A
109
Q

Die zijn schering en inslag

A

Gebeurt heel vaak

bij Schering en inslag gebeuren (=erg vaak gebeuren)
dat is Schering en inslag

110
Q

De pot verwijt de ketel dat hij zwart niet

A

de pot verwijt de Ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
ديگ به ديگ ميگه روت سياه

111
Q

Ik zit in een keurslijf

A

Unfair

112
Q

Waar je mee omgaat, wordt je mee besmet

A
113
Q

een Kat in het donker/nauw maakt rare sprongen (=in een benarde situatie doet men vreemde dingen

A
114
Q

Op de valreep

A

Bijna vergeten

115
Q

Als een duiveltje uit een doosje

A
116
Q

Gedane zaken nemen geen keer

A
117
Q

Gedeelde vreugd is dubbel vreugd

A
118
Q

Mijn gezicht in de plooi te houden

A
119
Q

Ik raak de draad kwijt

A

I totally lost control
Literally means I lost the thread نخ

120
Q

Keihard gewerkt/
Ik heb mijn tanden in mijn werk gezet

A

Hard work
Met volle inzet aan werken
Iets ondernemen en helemaal goed afronden tot het klaar is
Ik zet mijn tanden erin en hou ik het vast en laat het niet los

121
Q

Dat is mosterd na de maaltijd

A
122
Q

Ik maak een slag in de lucht

A

Ik zeg maar wat
Even een slag in de ruimte
Een schatting/ inschatting
En gok

123
Q

Ieder diertje zijn pleziertje

A
124
Q

Dat is water naar de zee dragen

A

Onzinnig

125
Q

Een scheve schaats rijden

A

Ik heb een scheve schaats gereden
Iets verkeerd

126
Q

Ik ben goed van de tongriem gesneden

A

Goed gebekt

127
Q

Moed verliezen is erger dan bloed verliezen

A
128
Q

Wie vecht kan verliezen maar wie niet vecht is al verloren

A
129
Q

Maak je geen zorgen over een ei dat nog niet gelegd is

A
130
Q

Ik moet zorgen dat de tent draaiende wordt gehouden

A

Ik hou de vaart erin

131
Q

Alle goede komt in drieën

A
132
Q

Gemengde gevoelens hebben

A
133
Q

Ik heb een dubbel gevoel over iets

A

Positieve en negatieve gevoelens door elkaar lopen

134
Q

Oude wijn in nieuwe zakken

A

=de zaken zijn anders gepresenteerd, maar niet wezenlijk veranderd)

135
Q

Dat geeft niet
Dat mag de pret niet drukken

A

Dat is niet zo erg

Pret= plezier

136
Q

Dat is een gepasseerde station

A
137
Q

Oefening baart kunst

A
138
Q

Is een belangrijke spil in het web

A
139
Q

Ik zwijg in alle talen

A

Spreken is zilver maar zwijgen is goud

140
Q

Geen roosje zonder doornen

A
141
Q

Dat is een open deur intrappen

A
142
Q

Met twee tongen spreken

A
143
Q

Nieuwe bezems vegen schoon

A
144
Q

S’lands wijs, s’lands eer

A
145
Q

Het is een blok aan het been

A
146
Q

Het is omgekeerde wereld

A
147
Q

Deze worden vaak in één adem genoemd

A

In praktijk deze doelen vaak een beetje door elkaar lopen

148
Q

Ik zie te veel beren op de weg

A
149
Q

Het water staat me tot/aan de lippen

A
150
Q

Er is geen vis zonder graat

A
151
Q

Beter ge buigen dan te barsten

A
152
Q

De eerste klap is een daalder waard

A
153
Q

Van de kaart

A

Hij is van de kaart. Hij is de kluts kwijt

Ik ben de hele tijd van de kaart geweest

154
Q

Zeggen en doen is twee

A
155
Q

We hebben in alle hoeken en gaten gezocht

A
156
Q

Woont op steenworp afstand

A
157
Q

Als je over de duivel spreekt, trap je op zijn staart

A
158
Q

We zitten allemaal in hetzelfde schuitje

A
159
Q

Kaasstolp

A

symbool voor een gebrek aan contact met de buitenwereld: onder de Haagse kaasstolp
Afgesloten van de wereld

160
Q

Op zijn Stokpaardje zitten.

A

(=Hij spreekt over een door hem geliefd onderwerp)

161
Q

ergens een Stokje voor steken (=iets verhinderen)

A
162
Q

het komt voor de Bakker (=het komt in orde; het wordt geregeld)

A
163
Q

dat zit wel Snor (=dat komt wel goed)

A
164
Q

kunnen missen als kiespijn

A

(=veel liever niet hebben

165
Q
A

met zo’n jong broekie als jij?

Ik ben geen jong broekie meer dat alles doet wat de dokter zegt.

166
Q

jong broekie

A
167
Q

met een kluitje in het Riet sturen (=iemand met veel woorden niet veel wijzer maken)

A

Iemand met een smoesje afschepen
Iemand met een kluitje in het riet sturen
Iemand met een nietszeggend antwoord afschepen

168
Q

een stok achter de Deur (=een dreigement om iets gedaan te krijgen)

A
169
Q

Dat kun je wel op je buik schrijven

A

iets op je Buik kunnen schrijven (=iets wel kunnen vergeten, dat wat je wilde gaat niet door)

170
Q

Mijn naam is haas

A

I weet niks

171
Q

vinger op de zere plek (zetten leggen)

A

Pijn plek

172
Q

ruis op de lijn komt

A

Vervelende bijgeluid
Ouwehoeren
Verlammend فرلامند

173
Q

A blinkt uit in onduidelijkheid

A

Uitblinken
Shine

174
Q

Ik heb er mijn buik van vol

A

Ik heb hier zo genoeg van

175
Q

Favoriete onderwerp

A

Waarbij ik heel passie heb
Waar ik heel erg mee begaan ben
Waar over ik heel passioneel ben پاشُنِل

176
Q

iemand tegen zich in het Harnas jagen (=iemand door eigen toedoen boos maken)

A

دو بهم زني

177
Q

zich op zijn Pik getrapt voelen (=zich zwaar vernederd voelen)

A
178
Q

knollen voor citroenen verkopen. met praatjes of mooie voorwendsels iets wijsmaken.

A
179
Q

Hij is gauw op zijn tenen getrapt

A

Snel voelt zich beledigd
Hij heeft lange tenen
Easily offended and sensitive

180
Q

in de Watten leggen (=uitzonderlijk goed verzorgen

A

Ik word in de watten gelegd (ik word verwend) ze zorgen goed voor mij
Er wordt goed verzorgd voor mij

181
Q

de vis begint te stinken Bij de kop (=het loopt het eerst mis bij de leiding)

A

آنيلا
مشكل ريشه اي

182
Q

wie zijn billen brandt, moet op de Blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))

A
183
Q

Daar heb ik mijn buik vol van

A

ergens zijn Buik van vol hebben (=ergens genoeg van hebben)
Don’t get me started on that

184
Q

Oh dat lijkt me gaaf 253
Goh dat klinkt leuk 241

A

Daar zou ik steentje aan bij willen dragen 253
Daar draag ik graag een steentje aan bij (bijdragen aan)
Ik kan steentje bijdragen

185
Q

Het geluk is met de dommen.

A

بي عقل ها شانسشون بيشتره

186
Q

zoals de waard is vertrouwt hij zijn Gasten (=men ziet de anderen zoals men zichzelf ziet)

A

Zo de waard is vertrouwt hij zijn gasten, he?
به هوگو گفتم كافر همه راه به كيش خود پندارد

187
Q

Uit het oog, uit het hart (=de aandacht voor iemand verliezen, als die persoon niet meer in de nabijheid is)

A

از دل برود هر آنكه از ديده برفت

188
Q

Maar zonder dollen gaat het goed

alle Gekheid op een stokje (=maar nu liever ernstig)

A

zonder gekheid; serieus nu.

All the kidding aside,
جدا از شوخي

189
Q

ik heb meer in mijn mars

A

een Ijzer in het vuur hebben (=een plan hebben dat nog onbekend is voor de buitenwereld)
Ik heb meer ijzers in het vuur

190
Q

met iemand in Zee gaan (=met iemand een samenwerking beginnen)

A

Ik weet niet of hij met mij in Zee gaat
نميدونم قبول ميشم مصاحبه يا نه

191
Q

met de natte vinger`.

A

Ik zeg het met met de natte vinger`.
Uneducated guess
حدس

een slag in de ruimte.
Shot in the dark

192
Q

De tent de zaak staat niet in de fik

A

House is not on fire

193
Q

Niet geschoten, altijd mis.
He who dares, wins.

Niet geschoten, altijd mis.
I’ll try it anyway.

A
194
Q

Knock on the wood

A

Ik moet even afkloppen
بزنم به تخته

195
Q

Wijd en zijd zijn (=bij iedereen bekend zijn)

A

Je bent wijd en zijd bekend

Groeten van ING

196
Q

eigen schuld dikke bult

A

خود كرده را تدبير نيست
خودم كردم كه لعنت بر خودم باد

197
Q

je weet nooit hoe een koe een haas vangt (=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)

A

En het geluk is met de dommen

198
Q

De eerste klap is een daalder waard.

A

چك اول

199
Q

Ik zal meteen met de deur in huis vallen

A
200
Q

De manager van lik mijn vestje

A

Big talk
هوگو و ماركو

201
Q

Daar is geen kruid voor gewassen

A

Dat is een hopeloos geval

(=er is niets aan te doen)
Onuitvoerbaar
Ik kan het niet ongedaan maken
Ondoenlijk

202
Q

Hij is in de zevende hemel

A

Hij is opgetogen van vreugde, in de wolken
Hij springt gat in de lucht (een gat in de Lucht springen (=ongeremd enthousiast zijn)
Uitermate blij zijn

203
Q

van Nul en generlei waarde (=waardeloos)

A
204
Q

Dat gaat boven mijn pet

A

Dat gaat boven mijn verstand

205
Q

Onkruid: ongewenste plant,
Iemand heeft die alle moeilijkheden overwonnen
Ik ben nog hier,
Tough
Interview

A

Onkruid vergaat niet

onkruid vergaat niet:
sommige mensen komen elke tegenslag weer te boven. بدبياري پشت هم و بازهم غلبه كردن

onkruid vergaat niet (=het slechte is moeilijk uit te roeien) uitroeien= vernietigen=

206
Q

Dat is de hamvraag

A

Dat is de kardinale vraag, het voornaamste punt, de belangrijkste vraag

207
Q

Gewogen en te licht bevonden (=na onderzoek afgekeurd zijn)

A

Interview

Het betekent dat je niet door de keuring komt of dreigt veroordeeld te worden. Het gaat verkeerd met je aflopen en het is maar de vraag of je een tweede kans krijgt.

208
Q

ik hou mijn woord gestand
خستاند

A

Mijn woord gestand doen
Belofte houden
Nakomen

209
Q

Eenvoud is het kenmerk van het ware

A
210
Q

Daar komt de aap uit de mouw

A

nu komt de Aap uit de mouw (=nu blijkt wat werkelijk de bedoeling was)

211
Q

Praatjes voor de vaak
قصه و حرف قبل از خواب

A

Onbetekenende praatjes

212
Q

Praatjes vullen geen gaatjes

A

Zeggen en doen is twee

ING

213
Q

hij is bij de pink
Smart/ slim/ hij is bijdehand

A

Pink (انگشت كوچيكه دست)

214
Q

دندان اسب پيشكشي نميشمرن

A

Een gegeven paard moet men niet in de bek zien

Een geschenk moet men niet te nauw beoordelen

215
Q

Het paard achter de wagen spannen

A

put the horse before the cart

(=de zaak verkeerd aanpakken)

216
Q

iets op het Tapijt brengen (=over een onderwerp beginnen (te praten))

A
217
Q

Een tang van een wijf

A

boosaardig, een lastige vrouw
Kwaad wijf

een zeer agressieve vrouw

Zij is een tang van een wijf. Het is een boosaardige vrouw.

vinnige vrouw
سليطه
Bitch

218
Q

van de hak op de tak springen (=steeds weer van onderwerp wisselen en geen duidelijke rode draad in een verhaal hebben)

A

Letta

Hij springt van de hak op de tak

219
Q

Je moet niet al je eieren onder één kip leggen / in één mandje doen. Beperk de schade door spreiding.

A

All the balls in one basket

220
Q

Wie met de gebakken peren zit, heeft te maken met onaangename gevolgen van eerdere gebeurtenissen.

A
221
Q

Je slaat de spijker op zijn kop

A

precies zeggen waar het op staat.

kop slaan

Spijker op de kop slaan.
Precies aangeven wat de kern is

You hit it right on the head

222
Q

Daden spreken luider dan woorden

A

Actions speak louder than words

223
Q

goed voorbeeld doet goed volgen

A
224
Q

Jij bent de eerste vrouw in jaren voor wie ik echt val, als een blok.
But you’re the first woman in years who sends me spinning.

A

Ik val als een BLOK voor jou

225
Q

Maak van je hart geen moordkuil

A
226
Q

iets niet tegen/aan Dovemans oren zeggen (=iets wordt erg goed onthouden)

fall on deaf ears

A

Dat ga ik onthouden
Dat is niet aan dovemans oren

227
Q

op een oude fiets moet je het leren (=lesmateriaal is zelden nieuw)

A

زن پير قدركير و ميدونه

228
Q

likken naar boven en trappen naar beneden

A

Erik jan EJ

229
Q

met Passen en met meten wordt de meeste tijd versleten (=voorbereidingen zijn dikwijls het meest tijdrovend onderdeel van een taak)

A

Iets tijdrovend

230
Q

goede Wijn behoeft geen krans (=iets wat goed is hoeft niet geprezen worden)

A

درخت هرچه پربار تر سر به زير تر

231
Q

goede Wijn behoeft geen krans (=iets wat goed is hoeft niet geprezen worden)

A

درخت هرچه پربار تر سر به زير تر

232
Q

Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’

Met aan waarschijnlijkheid
grenzende zekerheid

A

Most probably

Zo goed als zeker